Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 33
(2010)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Gouda in 1784. Een ‘duivelse’ schrijver voor de prins ontmaskerd
| |
Artikel in de Na-Courant en reactie in De Politieke KruyerIn september 1784 publiceerde de orangistische Na-Courant een negatief getoonzet artikel over diverse Goudse patriotten.Ga naar eind2 Het artikel begon met de gebruikelijke tirade tegen de vrijkorporisten. Vervolgens kwam de Latijnse school ter sprake. Enige (oud-) leerlingen van die school zouden zich hebben misdragen, aldus de auteur. Onder hen de 18-jarige Nicolaas van Weede en de 17-jarige Lodewijk van Toulon.Ga naar eind3 Nicolaas van Weede stamde uit een Utrechtse familie die van oudsher tot het orangistische kamp mocht worden gerekend. Zijn vader, de fabrikant Jacob Justus van Weede, werd in 1740 geboren te Utrecht, maar kwam in 1761 naar Gouda, waar hij in 1765 poorter werd en in de gereformeerde Janskerk met Petronella van Mechelen trouwde. In 1766 werd hun enige kind Nicolaas geboren. Alle activiteiten van vader Van Weede waren op één doel gericht: het verwerven van een politiek ambt, hetzij rechtsom, hetzij linksom. Als aanloop daarheen vervulde hij in de schutterij van Gouda de functies van vaandrig, luitenant en kapitein (1766-1775). Bovendien was Van Weede als eigenaar van een textielfabriek kapitaalkrachtig genoeg om in februari 1781 de burgemeesters een hypothecaire lening van 11.700 gulden te verstrekken, met als onderpand enige huizen en oofttuinen binnen en buiten de stad.Ga naar eind4 Een zetel in de vroedschap leek een kwestie van tijd. Toch kwam het er niet van. Van Weede deelde in de economische malaise. Het ging bergafwaarts met zijn fabriek. Eind 1786 was er sprake van een schuld van 68.000 gulden en in 1787 hing de fabriek op de rand van faillissement.Ga naar eind5 Het stadsbestuur wilde de onderneming, in het belang van de stedelijke economie, niet failliet laten gaan en besloot Van Weede financieel te ondersteunen. Dit waren bepaald niet de ideale omstandigheden die Van Weede nodig had voor zijn opstap naar een vroedschapszetel. Geld kon voor hem niet meer de weg naar een politiek ambt banen. In het begin van de jaren '80 diende zich echter een nieuwe mogelijkheid aan. De patriottenpartij was sterk in opkomst. Van Weede besloot van koers te veranderen. In 1785 werd hij lid van de Patriottische Sociëteit. Zoon Nicolaas, toen negentien jaar en student in de medicijnen te Utrecht, meldde zich aan bij het vrijkorps en vertrok in september 1786 naar het door de stadhouder bedreigde Utrecht.Ga naar eind6 Die koerswijziging bleef niet onopgemerkt. Al in 1782 en 1783 stelde de bekende pamflettist Nicolaas Hoefnagel de politieke ommekeer van Van Weede in twee pamfletten | |
[pagina 116]
| |
aan de kaak. Najaar 1782 verscheen als eerste Als 't u Belieft een Aalmoesje, als 't u beliefd mijn lieve Doorluchtige Prins en Lieve Goede Erfstadhouder; in 1783 verscheen De Goudasche en Utrechtsche Optica, dat te zien is als een vervolg.Ga naar eind7 Van Weede werd als een politieke opportunist en draaikont door Hoefnagel neergesabeld. De tweede jeugdige onverlaat, Lodewijk van Toulon, was een zoon van de Goudse patriotse burgemeester mr. Martinus van Toulon. Lodewijk van Toulon bezocht vanaf zijn elfde de Latijnse school, die toen een voortreffelijke naam had en een bloeiend bestaan leidde.Ga naar eind8 Mede door de kwaliteit van het onderwijs kon hij, naar zijn eigen zeggen, al op zijn vijftiende (1782) naar de universiteit van Utrecht voor de studie in de rechten. Hij voltooide die op 1 november 1786. Hij was toen pas negentien jaar oud.Ga naar eind9 Terug naar de zomer van 1784. Waaruit bestonden de misdragingen van de beide studenten? Allereerst waren ze patriotsgezind, net als hun vaders. De Na-Courant suggereerde dat beiden de universiteit van Utrecht niet zozeer bezochten voor hun studie, ‘maar meest denkelijk om zig nog meer in 't Nieuwe Patriotsche Utrechtsche School van Mars te perfectioneeren, en in brutaliteiten en debauches alle anderen te boven te gaan’. Wat ze te Utrecht hadden opgestoken, brachten ze te Gouda in de praktijk. In juni 1784 probeerden Van Weede en Van Toulon verschillende leerlingen van de Latijnse school over te halen zich bij het exercitiegenootschap aan te sluiten en mee te doen aan de wapenhandel.Ga naar eind10 Die weigerden echter, reden waarom ze door de twee Utrechtse studenten ‘op de publicque straat, in 't gaan naar, het zij in 't komen uit de School, gestadig voor verdoemde Prinslui, Oranje b..... hebben gescholden, en allerleije molesten en dreigementen hebben aangedaan’. Ook de beide vaders en rector Vatebender kregen een veeg uit de pan. Vatebender stond erbij en keek ernaar, maar deed niets om het te verhinderen. Logisch, want hij was ‘hun Leermeester in 't nieuwerwetsch Patriottismus’ geweest.Ga naar eind11 Burgemeester Van Toulon deed evenmin iets en nam ze zelfs nog in bescherming. En wat Nicolaas Hoefnagel in 1782 en 1783 had geschreven over de gewijzigde politieke opstelling van Jacob Justus van Weede, werd nu in de Na-Courant bevestigd: ‘hij en zijn zoon, ja zelfs zijn gantsche Famielje [hebben] het Nieuwe Patriottismus [...] aangenomen, en [willen] nu als roetGa naar eind12 tegen den Prins en zijn Vrienden [...] zijn’. Verder verhaalde de onbekende auteur van enige jongemannen, catechisanten van de zeer oranjegezinde dominee Metske, die op 8 maart (de verjaardag van Willem V) met oranje kokardes op hun hoed hadden gelopen, en om die reden door de baljuw hardhandig waren aangepakt. Twee van die jongens werden met naam en toenaam genoemd: Arij de Mol, ‘die bij zijn Ouders inwoont en sterk van Broeders en Zusters is’ en Jan Nieuwland. Bij dit ene artikel bleef het overigens niet. Een tweede deel, in nr. 6 al aangekondigd, werd in nr. 7 van de Na-Courant gepubliceerd, maar deze aflevering is helaas niet teruggevonden. | |
Informant voor OranjeHoe kon een volwassen schrijver weet hebben van gedetailleerde kwesties over leerlingen van de Latijnse school? Was hij wellicht zelf Gouwenaar en had hij dan een zoon op de school van Vatebender? Waarom was hij zo goed bekend met de belevenissen van de kinderrijke familie De Mol? Deze vragen waren in eerste instantie niet te beantwoorden, omdat het artikel, zoals welhaast gebruikelijk in die tijd, niet was ondertekend. De tekst bood evenmin aanwijzingen, zodat de primaire vraag naar het auteurschap aanvankelijk niet kon worden beantwoord. Gelukkig merkte in oktober 1784 vanuit Gouda een zekere ‘Jan voor de Vuist’ (eveneens anoniem, maar wel zeker een Goudse patriot) in een ander blad, De Politieke Kruyer, op ‘dat men goedgevonden heeft onlangs in het 6de en 7de Nommer van zeker Geschrift, 't | |
[pagina 117]
| |
welk den naam van Na-Courant voerd, eene aanëenschakeling van schandelijke logens en verdraijingen te plaatzen’. Jan voor de Vuist vergeleek de schrijver ervan in zowel naam als karakter met een ‘duivel’, die bovendien niet veel deed met zijn juridische kennis.Ga naar eind13 Er volgde nog een aantal beledigingen en persoonlijke aanvallen (een greep: aterling, dolleman, vloeker, zuiper en hoerenloper, door het laatste had hij zich, hoewel gehuwd, ‘vuile kwalen’ op de hals gehaald, huiselijk geweld; sinds kort was hij als trouw kerkganger bij dominee Metske ogenschijnlijk ‘fijn’, maar hij deed dit alleen om eenvoudige en godsdienstige lieden makkelijker tot zijn zaak over te halen, want om geloof gaf hij niets) maar de schets was helder: een juridisch onderlegd mens, inwoner van Gouda, een orangist, met een achternaam die op ‘duivel’ lijkt, getrouwd, en wellicht met een zoon op de Latijnse school van de patriotsgezinde rector Vatebender. Met deze aanwijzingen wordt de zaak opeens duidelijk: in het Koninklijk Huisarchief bevinden zich heel wat brieven van personen die met Willem v in correspondentie stonden. Zo ontving de stadhouder uit Gouda, en later Leiden, geregeld brieven van een zekere advocaat Samuel Duval.Ga naar eind14 De naam lijkt veel op ‘duivel’, Duval was juridisch geschoold en uit de brieven aan de stadhouder komt hij naar voren als een ijverig orangist: de stadhouder werd van alles gemeld; zelfs werden er complete afschriften van andere brieven meegezonden.Ga naar eind15 Over deze tot nog toe vrijwel onbekende informant valt het een en ander te achterhalen. Mr. Samuel Duval was afkomstig uit Den Haag. In 1757 voltooide hij zijn studie in Leiden en werd hij door het Hof van Holland tot de advocatuur toegelaten.Ga naar eind16 Later verhuisde hij naar Gouda, waar hij in 1760 trouwde met Ida Catharina Prinse, weduwe van Jan Willem Grothe. Kennelijk was de bruid vermogend, maar de bruidegom niet, want bij het Middel op het Trouwen werd zij aangeslagen voor dertig gulden, terwijl er bij hem geen bedrag vermeld staat.Ga naar eind17 Zij gingen wonen op de Gouwe, aan de westzijde en kregen twee kinderen, een zoon Johannes Jacobus Thomas en een dochter Anna Antonetta.Ga naar eind18 De stukjes van de puzzel vallen op hun plaats. Bezocht die zoon, is de volgende stap, in 1784 de Latijnse school? Jazeker, zo leert een vermelding op de leerlingenlijsten. Van februari 1780 tot 30 juni 1785 zat Johannes Jacobus Thomas Duval op de Latijnse school.Ga naar eind19 Verder laat zich aantonen dat Duval bevriend was met enkele notoire Goudse orangisten. Zo noteerde burgemeester Willem van der Hoeve in februari 1785 in zijn dagboek dat mr. Samuel Duval zijn zoon naar de universiteit van Leiden wilde vergezellen, omdat die daar rechten wilde gaan studeren.Ga naar eind20 Om niet door een lange afwezigheid uit de stad zijn burgerschap (poorterrecht) te verliezen, verzocht Duval een adres in Gouda aan te mogen houden. De burgemeesters keurden zijn verzoek goed en hij nam formeel zijn intrek bij de pottenbakker Jan Pluijm aan de Nieuwe Haven. Deze Jan Pluijm behoorde tot de stadhoudersgezinde partij, want in 1787 trad hij naar voren als commissaris van de Oranjesociëteit en bovendien deed hij mee aan de plunderingen van 17 en 18 september.Ga naar eind21 Ook de familie De Mol behoorde tot de kennissenkring. Op 9 maart 1784 meldde de kolonel van de schutterij in de vergadering van de magistraat dat Arij de Mol op de Turfmarkt zich niet aan de ‘nieuwe staets-exercitie’ wilde onderwerpen, een duidelijk teken voor de politieke gezindheid van Arij de Mol, want vooral de oranjegezinde schutters moesten niets hebben van deze patriotse nieuwigheid.Ga naar eind22 Zoals gezegd had Arij de Mol veel broeders en zusters. Een van de oudere broers was de pijpenmakersknecht Pieter de Mol. Van hem vinden we in het Koninklijk Huisarchief een brief, gericht aan Duval (die hem op zijn beurt blijkbaar aan de stadhouder had doorgestuurd) van 23 september 1787, waarin hij zeer uitgebreid vertelt over de gewelddadigheden tegen de patriotten en hun ontwapening. De brief vangt echter aan met enige familiedetails (als ongevallen en ziektes), waaruit blijkt dat Pieter op zijn | |
[pagina 118]
| |
minst een goede bekende was van Duval. Uit andere bronnen is bekend dat hij met twee broers (wellicht was Arij daarbij), tot de orangistische plunderaars van september 1787 behoorde.Ga naar eind23 Blijkbaar was de familie De Mol in september 1787 druk doende om de uitstaande rekeningen van 1784 met de patriotten te vereffenen, maar hier is vooral van belang dat is aangetoond dat Duval in nauw, persoonlijk contact stond met meerdere Goudse orangisten, als Jan Pluijm en de familie De Mol. | |
Een ‘duivelse’ schrijver voor de prinsWas Samuel Duval een schrijver die meer publiceerde of was dit artikel een incident? Nee, dat laatste zeker niet, want, zoals gemeld, hij schreef in de Na-Courant een vervolg, en ook schreef hij (inmiddels woonde hij te Leiden) een pamflet, getiteld Copie van een Brief, door een Vader aan zijn Zoon, student te Leiden, geschreeven, dat was gedateerd 15 november 1786.Ga naar eind24 Ook meldde ‘Jan voor de Vuist’ in zijn Kruyer-artikel dat deze ‘aterling’ te boek stond als de schrijver van nog verscheidene andere oproerige geschriften. In de Copie van een Brief raadde op blz. 10 de vader (m.a.w. de schrijver) zijn zoon speciaal de lezing aan van de nrs. 6 en 7 van de Na-Courant, dus juist die afleveringen waarin Duval zijn artikels had gepubliceerd. Dit advies is mijns inziens te opmerkelijk om hier nog van toeval te kunnen spreken. In die nummers kon, aldus de vader, precies worden gelezen wie tot het ‘slag van die Oproermakers’ moest worden gerekend, en waarom. Een heel direct verband tussen Duval en de Na-Courant vinden we vervolgens in april 1787. Blijkbaar was er een financieel conflict ontstaan met de uitgever Hendrik Arends te Amsterdam; die zou hem, zo schreef Duval, erkentelijk moeten zijn, met name voor ‘uwe door mij uit den drek geredde Nacouranten’.Ga naar eind25 Had Duval in 1783 en/of 1784 - in die jaren werd de Na-Courant anoniem uitgegeven, en o.a. verkocht op de uitspanning het Overraam, buiten LeidenGa naar eind26 - wellicht financiële ondersteuning verleend? Of had hij zijn artikelen zonder een vergoeding geleverd? Kreeg hij om die reden(en) nog geld van Arends? Deze zaak is hier niet van belang. Wel toont het aan dat Duval blijkbaar op meerdere manieren met de Na-Courant was verbonden. Er kunnen nog wel andere interessante hypothesen worden geformuleerd. Werd het Duval, na het artikel in De Politieke Kruyer, wellicht te heet onder de voeten in Gouda en vergezelde hij daarom zijn zoon (een mooi, vaderlijk excuus) naar Leiden? Wel was het zo dat de vader niet alleen meeging, maar ook zich zelf als academicus inschreef. Of wilde hij dichter bij uitgever, redactie en verspreiders van de Na-Courant zijn? Was het hem daarbij toch (ook) om het geld te doen? ‘Jan voor de Vuist’ wist dat laatste wel zeker en merkte op dat de schrijver een ‘laage Huurling’ was die alleen schreef om verdienste: ‘konde het slechts dienen om zijn vervallen staat te verbeteren’. Die vervallen staat had hij dan te wijten aan het feit dat hij een tijdje terug de boot had gemist bij de begeving van een profitabel ambt. Wellicht was dit de schuld van een patriot. Had dit hem verbitterd? Een aanwijzing vinden we op blz. 9 van de Copie van een Brief. De schrijver windt zich daar op over het feit dat ene Pieter de Moraaz te Den Haag een ‘kostelijk Ampt’ van de prins heeft gekregen, terwijl nota bene diens broer, Anthony Joannes de Moraaz, notaris en procureur te Schiedam, secretaris was van het patriotse Vaderlands Genootschap in die stad, door de schrijver betiteld met ‘al dat Schiedams oproerig Vee’. Had Samuel Duval zelf op dit ambt gerekend? Dit nader uitzoeken zou een aparte studie vergen. | |
NasleepNog één keer komen we Duval tegen als vader én orangist. Op 27 juli 1789 schreef hij aan de bejaarde Hendrik Fagel, de griffier van de Staten-Generaal, een brief, waarin hij steun vroeg bij de publicatie van de dissertatie van zijn zoon, Johannes Jacobus Thomas | |
[pagina 119]
| |
Duval. Die zou last hebben van patriotse tegenwerking (die was blijkbaar in academische kringen nog aanwezig). Hierbij was ook de hoogleraar Adriaan Kluit betrokken. Duval sloot namelijk een afschrift bij van een brief van Kluit aan hem, waarin de eerste schreef niets te hebben aangetroffen dat strijdig was met de ware constitutie van het land. Er waren dus zekere bedenkingen over de inhoud of kwaliteit van het manuscript gerezen.Ga naar eind27 De actie van Duval was succesvol; zijn zoon kon met de hulp van Kluit in 1789 promoveren in de rechten en de dissertatie werd in datzelfde jaar gepubliceerd, in 1790 gevolgd door een meer uitgebreide, Nederlandse editie.Ga naar eind28 Kluit bleef ook later bij zijn mening, want nog in 1802 zou hij het boek verdedigen, door over dit academische incident uit 1789 op te merken: ‘Deze Verhandeling stak den tegenstanderen van de Stadhouderlijke waardigheid en de Patriotten van dien tijd te zeer in 't oog, en moest daarom in hare geboorte gesmoord’. Vervolgens onthulde hij wat er was gebeurd en waarom het ging. Men had geprobeerd promotie en uitgave door tijdrekken te frustreren, en pogingen aangewend de auteur te ontmoedigen, etc. Het boek, aldus Kluit, deed niets meer dan op een correcte wijze de positie van de stadhouder onder de graven en in de Republiek beschrijven, in het laatste geval ook vastgelegd in de Unie van Utrecht; het was voor patriotten natuurlijk veel oud zeer zoiets weer in een wetenschappelijk proefschrift te moeten lezen en toelaten.Ga naar eind29 Uiteindelijk kwam de zoon goed terecht als advocaat aan het Hof van Justitie van Holland.Ga naar eind30 Maar in dit artikel ging het primair om het traceren en ontmaskeren van een anonieme auteur. Het bewijs dat Samuel Duval de schrijver was van het artikel in de Na-Courant is geleverd. Wie dan ‘Jan voor de Vuist’ wel niet geweest zou kunnen zijn? Hier komen we vooralsnog niet verder dan de constateringen: waarschijnlijk een inwoner van Gouda, goed bekend met het wel en wee van Samuel Duval, een patriot, met toegang tot de kolommen van de Kruyer, en iemand die in staat bleek een uiterst venijnig stukje politiek proza af te leveren. |
|