Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 32
(2009)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
De dood van Marat, door J.L. David, 1793. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel
| |
[pagina 131]
| |
De schimmen van burger Sade
| |
Edelman wordt revolutionair rechterIn 1793 was Sade al vier jaar uit de gevangenis en edelman af. Zijn vrijheid was hem lang ontnomen door zijn schoonmoeder, die bij de koning bestraffing van zijn zedendelicten en godslasteringen had verlangd. Haar dochter was uiteindelijk van Sade gescheiden | |
[pagina 132]
| |
om zich in een klooster terug te trekken. Hun beide zoons waren naar het buitenland gevlucht. Sade, wiens landerijen rond zijn Zuid-Franse kastelen steeds minder opbrachten, was in zijn cel een man van letteren geworden. In zijn wrange pornografie gaf hij lucht aan zijn perversie en obsessies. Niet ten onrechte verwachtte hij er een uitgever te vinden, desnoods in Holland. Een van zijn gevangenissen was de Bastille. Het verhaal wil dat hij daar door de tralies riep, dat de gevangenen vermoord werden - met de bestorming tot gevolg. Op de befaamde 14 juli was hij echter vanwege de dreigende situatie overgeplaatst. Het manuscript van De 120 dagen van Sodom, dat geldt als het eerste Sadeaanse meesterwerk, bleef achter. De twaalf meter lange rol was mogelijk in een dildo verstopt. Sade, ontroostbaar, heeft niet meer meegemaakt dat zijn beschrijving van de hel werd gevonden en uitgegeven. De schrijver liet zich echter niet ontmoedigen en schreef twee jaar later aan zijn zaakwaarnemer Gaspard-François-Xavier Gaufridy: ‘Ze zijn op het ogenblik een roman van me aan het drukken, maar veel te immoreel om op te sturen aan een zo braaf, vroom en keurig man als u bent. Ik had geld nodig, mijn drukker wilde dat het een goed schunnig boek zou zijn en ik heb er iets van gemaakt waar zelfs de duivel nog voor terug zou schrikken. Het heet Justine, of de tegenspoed der deugdzaamheid. Verbrand het en lees het vooral niet als u het toevallig in handen zou krijgen’.Ga naar eind4 Justine werd feitelijk pas later, in juni 1791, gedrukt en vond al snel een groeiend aantal lezers.Ga naar eind5 Sade probeerde in deze roerige tijd ook om zijn toneelstukken opgevoerd te krijgen. De geldzorgen namen toe, vooral toen zijn kasteel La Coste verwoest werd. In wanhoop schreef hij Gaufridy: ‘Wat ik vraag is geld, wat ik wil is geld, wat ik nodig heb is geld’.Ga naar eind6 Twee jaar later waande hij zich ondanks zijn afkomst veilig, omdat hij immers onder het Ancien Régime een lange straf had uitgezeten. Aan Gaufridy: ‘Mijn rol is nooit twijfelachtig geweest, mijn patriottisme, dat gevestigd is op tien jaren Bastille, kan niet in twijfel worden getrokken, het is, in één woord, zeker dat ik geen aristocratische pretentie meer heb en dat ik tot mijn nek, met hart en ziel, in de Revolutie zit.’Ga naar eind7 Zo kon het gebeuren, dat Sade tot zijn eigen verbazing opklom tot rechter van de Section des Piques, een wijk in het hart van Parijs. Wat hij vóór had was zijn imposante postuur en zijn geweldige stem, waarmee hij meeslepend kon declameren en zingen.Ga naar eind8 Vanuit zijn kantoor in de Rue de la Paix bewaakte hij de rust in de wijk. Hij verspreidde zijn pamfletten en petities, waarvan de één overtuigender was dan de ander.Ga naar eind9 Ook verzon hij nieuwe straatnamen, onderzocht het ziekenhuis na geruchten over pest en hield toezicht op het tehuis voor weesmeisjes.Ga naar eind10 Zo kon het ook gebeuren, dat hij de moeder van zijn gewezen echtgenote in bescherming nam: dezelfde madame De Montreuil die zijn detentie 23 jaar had laten voortduren. Aan Gaufridy: ‘Tijdens mijn voorzitterschap schreef ik de Montreuils in op een lijst van burgers die gespaard moesten worden. Als ik één woord gezegd had, waren ze verloren geweest. Ik zweeg. Dat is de soort wraak die ik verkoos!’Ga naar eind11 Op deze grootmoedigheid valt wel wat af te dingen. Zijn gewezen schoonmoeder had hem namelijk kunnen compromitteren door op het verblijf van hun nazaten in vijandige buurlanden te wijzen. Sade toonde zich echter vaker humaan. Toen hem gevraagd werd om over een ‘verschrikking, een onmenselijkheid’ te laten stemmen, weigerde hij, onvermurwbaar.Ga naar eind12 Aan de andere kant: hij zou niet lang rechter zijn geweest, als hij zich geheel aan de zuivering had onttrokken.Ga naar eind13 | |
De rede van burger SadeOp vrijdag 9 oktober 1793 kreeg Sade de grootste eer van zijn leven. Hij mocht een rede houden voor de eerste twee martelaren van de Revolutie: de radicale gedeputeerde Louis Michel Le Peletier de Saint-Fargeau, in januari door een monarchist vermoord, en Marat. | |
[pagina 133]
| |
Het was een van vele bijeenkomsten die dat jaar in het hele land werden gehouden. De twee uur durende processie werd door tienduizenden Parijzenaars bijgewoond. Alle 48 secties waren vertegenwoordigd, evenals de Nationale Conventie. De plechtige optocht was in scène gezet naar een voorbeeld van een eerder door David vormgegeven stoet.Ga naar eind14 Regimenten van kanonniers, drummers en infanteristen marcheerden voorop. Daarop volgden bataljons van jonge vrouwen die twee katafalken bewierrookten, gedragen door burgers in Romeinse kledij. Op de rouwkleden stonden de enorme gipsen bustes van de beide martelaren. Daarna kwam een processie van honderden kinderen die met laurierkransen getooid waren. De sprekers, onder wie Louis Sade, sloten de rij. Een ommegang voerde langs de Place de la République, waar de guillotine stond en waar juist onder luid gejoel een vonnis werd voltrokken. Toen de optocht de Place des Picques bereikte, besteeg de zwaarlijvige Sade moeizaam het podium en begon zijn ‘Toespraak tot de schimmen van Marat en Le Peletier’.Ga naar eind15 Zijn stentorstem schalde over het plein: Burgers! Voor waarlijk Republikeinse harten is de duurste plicht dankbaarheid, verschuldigd aan grote mannen. Uit de verbreiding van deze heilige daad komen alle deugden voort die noodzakelijk zijn voor de handhaving en de roem van de Staat.... Marat! Le Peletier!... Zij die u op dit ogenblik plechtig herdenken, hebben niets te vrezen. En de stem van komende eeuwen zal zich voegen bij de lof die de opkomende generatie u heden brengt. Hoogstaande martelaren van de vrijheid, nu al martelaren van vrijheid, al bewaard in de tempel van Herinnering, waar u boven bewonderaars zal zweven, als de goedwillende sterren die hun weg bijlichten... Sade beschreef Marats toewijding en bracht vervolgens Charlotte Corday ter sprake. Hier klonk een Sadeaans thema door, dat van de verloren onschuld: ‘Angstvallig en liefelijk geslacht, hoe is het mogelijk dat uw tere handen de dolk hebben gegrepen die door de verleiding was gewet...?’ Sade riep kunstenaars op om de moordenares, volgens hem een tweeslachtig wezen, niet langer bekoorlijk af te beelden. Hij eindigde met een visioen: Die beroemde mannen die wij betreuren ademen opnieuw, ons patriottisme doet hen herrijzen; ik ving een glimp van hen op in ons midden... Ik hoor hen het aanbreken van serene en rustige dagen aankondigen, voortreffelijker dan het antieke Rome ooit kende, wanneer Parijs talenten zal aantrekken, despoten zal afschrikken, de tempel zal zijn van de kunsten, het vaderland van alle vrije mensen. Sade droeg het offer van de twee helden op aan de vrijheid van het Franse volk. Afschriften van de rede gingen naar alle Parijse secties, de Nationale Conventie en het leger.Ga naar eind16 Hoewel de rede een voetnoot in de geschiedenis bleef, hebben Sades biografen zich er grondig in verdiept. Had hij zich uitgesproken tegen de verloedering van de revolutie, dan zouden zijn dagen geteld zijn geweest, daarover is geen misverstand.Ga naar eind17 Sade hield verstandig de gedachten voor zich, die hij verwoordde in zijn vlugschrift Fransen, de revolutie is moeilijker dan u denkt.Ga naar eind18 Gilbert Lely ziet de rede als zijn slechtste politieke betoog.Ga naar eind19 Ook voor Gemma Pappot is de lofzang ‘ronduit middelmatig en vér beneden het peil van zijn andere werk’.Ga naar eind20 Zij kan moeilijk uitmaken of Sade met zijn fanatieke toon alleen maar zijn vaderlandslievendheid wilde bewijzen. Annie le Brun spreekt van een antiek theatrale tekst.Ga naar eind21 Jean-Jacques Pauvert wil wel aannemen dat op zijn minst Sades vrijheidswens oprecht was.Ga naar eind22 Francine Plessix Gray tenslotte vindt de rede walgelijk leeg en zinloos, maar twijfelt er niet aan dat hij heeft genoten van zijn optreden in het straattheater.Ga naar eind23 | |
[pagina 134]
| |
Redenaar in het nauwHoe veilig voelde Sade zich, nu de gevangenissen van Parijs overvol raakten? Hij hield zijn status van revolutionair overeind. Op de dag halverwege november dat Davids Dood van Marat in de vergaderzaal van de Nationale Conventie werd opgehangen, hield Sade voor deze volksvertegenwoordigers een toespraak.Ga naar eind24 Het rood van zijn sans culotte-muts zal tegen het donkergroene doek hebben afgestoken. De ‘atheïst tot in het fanatische’ ontkende nu Gods bestaan ten overstaan van de natie en noemde Maria ‘de hoer van Galilea’.Ga naar eind25 Hij prees de republikeinen, die met de monarchie ook de ‘bloeddorstige’ religie hadden afgeschaft.Ga naar eind26 De zaal applaudisseerde luid. In het vuur van zijn betoog lijkt Sade zijn kaarten overspeeld te hebben. De machtige Maximilien Robespierre was juist een cultus van het ‘Opperwezen’ begonnen en liet hem arresteren.Ga naar eind27 Ook David ondertekende de officiële aanklacht, waarin Sade van ‘gematigdheid’ beschuldigd werd.Ga naar eind28 Een rechter stuurde hem tegelijk met andere verdachten naar de gevangenis Picpus. Op steenworp afstand van Picpus, op de Barrière du Trône aan de rand van Parijs, kreeg de guillotine een nieuwe stek. Toen de zomer kwam, de heetste zomer van de eeuw, bereikte de Terreur haar macabere hoogtepunt en vonden er wekelijks meer dan tweehonderd executies plaats.Ga naar eind29 Een verdenking volstond voor een veroordeling. Omwonenden hielden de stank van het bloedbad op de Place de la Révolution niet meer uit.Ga naar eind30 De machinerie werd daarom naar de rand van de stad verplaatst, pal voor Picpus. Sade schreef Gaufridy op 19 november 1794: Mijn nationale hechtenis, met de guillotine onder ogen, heeft me honderd keer meer kwaad gedaan dan alle Bastilles die men zich kan voorstellen. In tien maanden heb ik in vier gevangenissen gezeten; in de eerste heb ik zes weken in de toiletten geslapen; in de tweede acht dagen samen met mensen, die aan een kwaadaardige koorts leden en waarvan er twee vlak naast mij gestorven zijn; in de derde kwam ik midden in de contrarevolutie van Saint-Lazare terecht, een walgelijk vergif waaraan ik met ongelooflijke voorzichtigheid heb weten te ontsnappen; de vierde ten slotte was een paradijs op aarde; een mooi huis, prachtige tuin, uitgelezen gezelschap, aardige vrouwen, tot op het ogenblik dat plotseling de plaats van terechtstelling precies onder onze ramen werd geplaatst en het kerkhof der onthoofden midden in onze tuin. We hebben er, mijn beste vriend, in vijfendertig dagen meer dan achttienhonderd begraven, waarvan een derde uit ons rampzalig huis. Sade kwam ook zelf op een dodenlijst, omdat hij in contact met vijanden van de republiek zou hebben gestaan.Ga naar eind31 Door de administratieve chaos was hij echter niet te vinden.Ga naar eind32 Deze ervaringen blusten volgens Simone de Beauvoir zijn seksualiteit uit: ‘de guillotine doodde de morbide poëzie van de erotiek’.Ga naar eind33 De wandaden hebben hem zeer aangegrepen. De roman Juliette, die vooral over geld en macht gaat, zou volgens Pappot zonder de Terreur nooit zo'n intens fanatisme gekend hebben.Ga naar eind34 Het woord sadisme roept beelden op van wreedheid, folteringen en moord. De naamgever van de seksuele afwijking leefde vier jaar na de Revolutie in een wereld van angst. Buitenlandse mogendheden dreigden Frankrijk binnen te vallen, in de straten van Parijs heerste hysterie. Sades adellijke titel maakte hem verdacht, de anonimiteit van zijn beruchte boeken ging steeds meer verloren. Hij had weinig bestaanszekerheid en had met zijn rede voor Marat met vuur gespeeld. Dat hij zijn gebruikelijke kwinkslagen toen achterwege liet en de menslievendheid van Marat had geprezen toont zijn behoedzaamheid. In besloten kring wees hij de uitwassen van het schrikbewind wel af en kwam hij voor zijn twijfels over de nieuwe orde uit. Hij had het Ancien Régime gehaat om de eigendunk waarmee het straffen oplegde. De willekeur van een despotische koning | |
[pagina 135]
| |
was hem duur komen te staan. Dat deze praktijk werd hervat vond hij onvergeeflijk.Ga naar eind35 Marat werd van een dader nog geen slachtoffer, alleen omdat Charlotte Corday hem had uitgeschakeld. Maar die observatie hield Sade wijselijk voor zich. |
|