Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 31
(2008)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
De vrolijke navorscher[2008-3] De violist Johannes QuickelenbergEen van de tijdgenoten die enkele keren in het werk van Weyerman opduikt, en die kennelijk enige bekendheid genoot, is de violist Johannes Quickelenberg. Elly Groenenboom besprak hem in De Rotterdamse Woelreus,Ga naar eind1 maar daarmee is vrijwel alle literatuur over hem genoemd. Een poging meer over zijn wel en wee na zijn vertrek naar Engeland in 1721 te vinden heeft vooralsnog weinig opgeleverd: in de kranten uit de jaren na 1720, waarin advertenties voor concerten toch al niet in grote aantallen voorkomen, lijkt hij niet genoemd te worden. Wel is, met enig voorbehoud, zijn overlijdensdatum te noemen: in de begraafboeken van St. Leonards, Eastcheap, wordt onder 9 oktober 1727 een J[oh]n Quicklenberg vermeld.Ga naar eind2 Wie weet er meer over deze vioolvirtuoos te melden?
jac fuchs | |
[2008-4] Van der Capellen, het ‘schrijven tot verlichting’, de dringende nood en de telemarketeers.
| |
[pagina 159]
| |
hij op het genootschappelijke verzoek om in geval van een weigering de ‘Wetten’ weer naar Utrecht te zenden reageert door voor te rekenen wat hem dat kosten gaat. Camper adviseert het genootschap in zekere zin om naar de maan te lopen. Aan de vage kant is daarentegen de motivering van Robert Jasper van der Capellen: vanuit de Lathmer bericht hij op 20 mei 1777 dat ‘bijzondere redenen’ hem tot een neen hebben aangezet. Een paar dagen ervoor, op 17 mei 1777, schreef zijn neef Joan Derk van der Capellen vanuit Wittenstein een wat uitvoeriger reactie. Kennelijk waren Robert Jasper en Joan Derk vrijwel tegelijkertijd benaderd om lid te worden. Omdat de brief van Joan Derk niet voorkomt in de bekende bundeling van zijn brieven en bij mijn weten niet eerder gesignaleerd is,Ga naar eind1 wordt die hieronder weergegeven: WelEdele Gestrenge Heer Een opmerkelijk schrijven! Capellen wil dus niet, omdat hij zich niet waardig acht. Tot ‘verlichting van anderen’ schrijft hij niet, de pen vat hij naar eigen zeggen alleen op ‘wanneer er de nood mij toe dringt’. Misschien toch ook niet zo opmerkelijk, want wat moet je antwoorden als je de last van een dergelijk lidmaatschap niet wilt dragen? Je kunt natuurlijk géén reden opgeven, zoals J.F. Martinet in zijn briefje deed. Je kunt ook liegen: je kunt voor je reputatie altijd beter verwijzen naar je wankele gezondheid of je overvolle agenda, ook al ben je kiplekker en heb je zoals gebruikelijk niks om handen. Misschien is de reactie van Van der Capellen dan ook te vergelijken met de net niet korzelige reactie, die ik me veroorloof als me telefonisch een fantastisch aanbod gedaan wordt om over te stappen op een andere rente-regeling of een nieuwe stroomaanbieder. Meestal verklaar ik dan balorig dat ik liever te veel geld betaal en dat ik de andere kant nog een lang en gelukkig leven toewens. Hopelijk leggen de telemarketeers mijn reactie niet vast.
peter altena |
|