Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 31
(2008)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd[2008-1] De trouwbelofte van Rhijnvis Feith en Maria TonnemanRob de Bree heeft in 1991 een mooi staaltje onderzoek afgerond over de verbroken verloving van Rhijnvis Feith.Ga naar eind1 Hij, Feith dan, was in de zomer van 1770 als een blok gevallen voor de vijftienjarige dochter van een opperkoopman en een slavin, Maria Adriana Tonneman. Die zat in Amsterdam op een kostschool, maar logeerde die zomer een tijdje in Hattem. Feith zelf was amper zeventien, toen hij een knieval voor haar maakte. In Zwolle legden zij hun trouwbelofte af. De weigering van één van haar twee voogden, een Amsterdammer, om in het huwelijk toe te stemmen leidde op grond van verschillende huwelijkswet- en regelgeving in de Republiek tot juridische haarkloverijen en uiteindelijk het verbroken engagement. Maria had om onduidelijke redenen geen trek meer in het huwelijk. Daarna zette Rhijnvis' vader Pieter Feith werkelijk alles op alles - en tegen beter weten in - om haar toch met zijn zoon te laten trouwen. Enige tijd later kwam de aap uit de mouw: Maria was verliefd geworden op een stoere zeekapitein en liet zonder toestemming van de voogden haar aanstaande huwelijk met de zeeman in Amsterdam proclameren. Feith en Feith lieten het voorgenomen huwelijk stuiten, voordat de tweede (van de drie wettelijke) proclamaties werd voorgelezen. Maar Maria zette door: de Amsterdamse huwelijkscommissarissen kondigden het gebod toch af, waarop vader en zoon Feith opnieuw juridische stappen ondernamen. Het daarop ingestelde Amsterdamse onderzoek pakte voor beiden niet goed uit: uiteindelijk trouwde Maria haar zeekapitein op 8 september 1771. Vader Feith had alle gerechtelijke stappen in deze adembenemende kwestie gezet, terwijl zijn zoon daarbij op de achtergrond bleef; Rhijnvis vond gelukkig toch zijn Julia, hij trouwde in november 1772 Ockje Groeneveld. De Bree baseerde zich vooral op de betreffende archivalia in Zwolle en verwees in zijn stuk geregeld naar het Hof van Gelre en Zutphen. De wanhopige vader Feith had die instantie ingeschakeld, omdat de trouwbelofte werd gedaan op het moment dat Maria in Hattem vertoefde, Gelderse jurisdictie derhalve. Bij de Zwolse stukken ontbrak onder meer de trouwbelofte.Ga naar eind2 Omdat vader Feith relevante stukken naar Arnhem had gestuurd treffen we een afschrift van dit pièce de résistance daar in het archief van het Hof aan, en wel onder inventarisnummer 4489 (een omslag) met een aantal andere verklaringen, die in Zwolle ontbraken. Ze veranderen overigens niets aan De Bree's onderzoeksresultaten.
pieter van wissing |