Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 31
(2008)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||
Bij de presentatie van de nieuwe uitgave van Weyermans TalmudGa naar eind1
| |||||||
[pagina 51]
| |||||||
Hijzelf gelooft ze niet. Die joden zijn raar volk, net als Gasconjers, piëtisten, katholieken en anderen. Deze houding komen we op veel plaatsen in het werk van Weyerman tegen. Het Wonder boeck van de doperse profeet David Joris uit 1542 is onbegrijpelijk, evenals bijvoorbeeld ander werk van doopsgezinden. Een tot een boek uitgegroeide brief van de Amsterdamse doopsgezinde kruidenier Jarig Jelles aan Spinoza, waarin hij zijn geloofopvatting uiteenzet, is in 1684 uitgegeven. Weyerman vindt het fanatieke godsdienstzweverij. Er zijn hiervan vele voorbeelden te vinden.
Weyerman past hierbij in het patroon van zijn tijd. Peter van Rooden (Onderzoekscentrum Godsdienst en Maatschappij van de Universiteit van Amsterdam)Ga naar eind8 heeft recent in verschillende studies de vraag gesteld of de tolerante houding van de vroeg-zeventiende eeuwse Republiek tegenover de joden, waardoor in Amsterdam een bloeiende gemeenschap kon ontstaan, zo exclusief was als wel wordt gesuggereerd. Of werden de joden wellicht behandeld als andere dissenters, dat wil zeggen als anderen, die niet behoorden tot de officiële publieke godsdienst. Hij constateert dat het opvallend is dat het jodendom ideologisch werd beschouwd als een van de christelijke ketterijen. Het werd dus gelijkgesteld.Ga naar eind10 Ook in de praktijk van alle dag constateert hij deze gelijkstelling, die zich na het allereerste begin van de vestiging van de Portugese joden in ons land al vrij gauw voordeed. Paradoxaal hierbij is dat de aanvankelijke afwijkende behandeling van de joden al spoedig ook voor andere dissenters werd toegepast, waarmee aldus weer gelijke behandeling ontstond. Van Rooden constateert dat gedurende de eerste helft van de zeventiende eeuw alle religies na de voorafgaande breuk met het rooms-katholicisme problemen hadden hun positie binnen de maatschappij te kiezen, waarbij zowel een goede organisatie als politieke steun essentieel waren. De gereformeerden, de calvinisten, hadden dit als eersten door, waarbij binnen deze kring veel conflicten ontstonden. Het duurde twee generaties totdat zij officieel gevestigd waren en beschouwd werden als de officiële publieke kerk: dit was pas zo in de late zeventiende eeuw. Andere religies werden hiërarchisch lager beschouwd met duidelijke bepaling van wat maatschappelijk wel en niet toegestaan was. Voor christelijke dissenters, dus ook joden, ontstonden problemen als deze hiërarchie doorbroken werd.
Deze situatie was dus gestabiliseerd in de periode dat Weyerman ter wereld kwam en heeft geduurd tot 1795, toen hier voorgoed een einde aan kwam. Het is opvallend dat - althans voor zover ik weet - Weyerman zich niet keert tegen de officiële publieke kerk. Hij kiest de kant van de officiële publieke kerk, terwijl het niet duidelijk is of hij van deze kerk überhaupt zelf lid is. Hij beschrijft en bespot alle dissenter-varianten die men in zijn tijd in de Republiek kon tegen komen. Alle marginalia krijgen het van hem te horen! Daar spreekt men wartaal, die zijn gek, daar kun je om lachen, daarover leest het publiek graag grappen, zo laat de broodschrijver blijken.
Wat de joden betreft, denk ik dat bij Weyerman drie typen teksten te onderscheiden zijn:
| |||||||
[pagina 52]
| |||||||
Met Helwig zijn we weer terug bij de feestelijke gebeurtenis van vandaag: de presentatie van de heruitgave van de Talmud. De twee delen van Helwig zijn namelijk onomstotelijk Weyermans bron. |
|