Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 29
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Van Cousheda tot Bliktri
| |
[pagina 58]
| |
Hier zegt Wolff met zoveel woorden Toland gelezen te hebben. Of moeten we die ‘E.W.’ nog steeds als fictie beschouwen? Dat is mij wat te sterk! In nummer 83 van 27 januari, eveneens aan Wolff toegeschreven, laat deze een dame zeggen over een libertijnse petit-maître: Ik kan wel toestaan dat hy my une Bisarre noemt, en zegt dat ik geen gout heb. Ik heb 'er niets tegen dat hy my onderregt, hoe ik myn Sac moet opschikken zonder hem te kreuken; maar ik zal niet toestaan dat hy my myn bybel onfutzelt, om my een Toland of Woolston in de hand te stoppen. (p. 245) Kortom, het lijkt mij te mogen stellen dat het bliktri uit de Sara berust op de eigen Toland-lectuur van de schrijfsters. Aan het kleine tiental plaatsen in de Nederlandse taal dat inmiddels bekend is als een opmerking over bliktri bevattend, kan ik er overigens nog één toevoegen. In Pieter Poeraets Vervolg van gedichten: ofte schilderyen, printen, enz. enz. op Willem Deurhof en de zynen; uit de leere en eere verdedight [...]. (Utrecht 1733) wordt in verband met de deïstische opvattingen van Deurhof en in de Philopater gesproken over ‘het schoolse woord van bliktri’. Dat laat ik verder daar. Ik trof nog een ander probleem dat verwantschap vertoont met bliktri. Een andere ook hier gelezen deïst is Anthony Collins (1676-1729). Zijn eerste werk: An Essay concerning the Use of Reason (1707). Daarin gaat hij in op het eerder genoemde werk van Toland. In relatie tot het probleem van het geldig zijn van het begrip God bij één individu als tevens geldig voor anderen, dan wel als een bliktri (mijn invulling), argumenteert Collins dat een blinde, wanneer hem verteld wordt dat zijn gezicht rood is, dit ‘understands no more than if he was told his Face was Cousheda’. Je kunt een blinde dus van alles wijsmaken over God, een blictri. Het blijft Cousheda. Een onbegrijpelijk woord waarvan de inhoud niets betekent. Het zou me niet verbazen als geleidelijk aan dit begrip Cousheda ook in de Nederlandse letteren zou opduiken. Trouwens, nu ik geleidelijk aan steeds meer exotische termen zie opduiken in deze epistemologische atmosfeer en in dit taalfilosofische debat over de werkelijkswaarde van namen en begrippen, wil ik graag wijzen op nóg een mijns inziens belangrijke passage. Waar heeft Collins namelijk zijn bliktrische Cousheda vandaan? Ik denk: van John Locke. Deze schrijft in zijn Essay concerning human understanding (1689): For I beseech your lordship to consider, whether in your way of arguing, by naming them. Peter, James, and John, names familiar to us, as appropriated to individuals of the species man, your lordship does not first suppose them men, and then very safely ask, whether they be not all true and real men? But if I should ask your lordship, whether Weweena, Chuckery, and Cousheda, were true and real men or no? Your lordship would not be able to tell me, till. I having pointed out to your lordship the individuals called by those names, your lordship by examining whether they had in them those sensible qualities which your lordship has combined into that complex idea to which you give the specific name man, determined them all, or some of them, to be the species which you call man, and so to be true and real man: which when your lordship has determined, it is plain you did it by that which is only the nominal essence, as not knowing the real one. But your lordship farther asks, ‘What is it makes Peter, James, and John real men? Is it the attributing the general name to them? No, certainly; but that the true and real essence of a man is in every one of them.’ Bliktri, Cousheda, Weweena, Chuckery. Het lijkt wel of we zijn beland in een imaginair reisverhaal. Dat is misschien niet eens vreemd. Ook daar gaat de discussie vaak over de waarde van namen, woorden en begrippen, en hebben de exotische namen niet zelden een zware symbolische lading. Vaak zijn die verhalen deïstisch van aard, handelend over de vraag welke god welke wereld schept of bezielt. Is het voorkomen van bliktri misschien altijd verbonden gebleven met een deïstische atmosfeer? |
|