Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 29
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
‘Een met het gezond verstand strijdig stelsel’:
| |
Vaderlandsche LetteroefeningenHet blijft een van de meest interessante aspecten van een tijdschrift als de Vaderlandsche Letteroefeningen (hierna: Letteroefeningen) dat men naast besprekingen van de laatste theologische, religieuze en belletristische boeken die toentertijd in het Nederlands op de markt verschenen, er ook verhandelingen in kan aantreffen die uitgebreid operaties beschrijven - al dan niet ondersteund door fraaie gravures - en recensies van zeer specialistische, medische boeken. De aandacht voor medisch-wetenschappelijke en heelkundige onderwerpen maakte deel uit van het allesomvattende ‘format’ dat de uitgevers bij de oprichting van het tijdschrift voor ogen hadden. De specialistische teksten die vooral in de eerste decennia in het Mengelwerk-deel van de Letteroefeningen werden opgenomen, vormen een mooie indicatie dat men met het tijdschrift aanvankelijk ook daadwerkelijk artsen als doelgroep voor ogen moet hebben gehad.Ga naar voetnoot2. Die verregaande specialisatie is in de loop der tijd - na 1800 - weliswaar langzamerhand verdwenen, maar het heeft de redactie van de Letteroefeningen er niet van weerhouden haar lezers toch tamelijk uitvoerig over medische thema's te blijven informeren. Zo krijgt bijvoorbeeld de omstreden ‘koepokinenting’ veel aandacht en ook het (dierlijk) magnetisme komt uitgebreid aan de orde in het tijdschrift. De teksten in de Letteroefeningen vormen uiteraard maar een klein deel van de Nederlandse receptie van de homeopathie. Toch kunnen ze een aardige indruk geven van de discussie over Hahnemanns ideeën. Niet alleen omdat voor- en tegenstanders van de homeopathie in het tijdschrift besproken werden, maar ook vanwege het algemene, gematigde en grotendeels onpartijdige karakter van het tijdschrift dat een breed geïnteresseerd publiek moest aanspreken. | |
Samuel HahnemannNadat hij met veel problemen zijn medische studie had afgesloten, probeerde Christian Friedrich Samuel Hahnemann (1755-1843) als arts en vertaler van scheikundige en farmaceutische boeken in zijn onderhoud te voorzien. Na aanleiding van de vertaling van een van die boeken begon Hahnemann proeven op zich zelf te doen met een speciaal medicament, de ‘Kina-bast’, dat gebruikt werd als middel tegen malaria.Ga naar voetnoot3. Hij wilde namelijk onderzoeken welke effecten het innemen van dit medicament had op een gezond lichaam. Omdat hij vervolgens alle symptomen begon te vertonen van malaria, concludeerde hij dat juist dàt de reden was waarom het middel zo effectief was. Het is deze gedachte - het similia similibus curentur-principe - die de basis zou vormen van de homeopathie. Om een ziekte afdoende te bestrijden is er een stof nodig die - toegepast op een gezond lichaam - dezelfde symptomen oproept als de ziekte zelf. Hahnemann begon | |
[pagina 50]
| |
op dezelfde wijze de werking van andere stoffen te onderzoeken, waarbij hij geholpen werd door een groep van welwillende proefpersonen. Aangezien hij overtuigd was geraakt van zijn eigen ideeën begon hij ook patiënten volgens dit principe te behandelen. Hahnemann vervaardigde daarbij zelf zijn medicijnen; zeer nauwkeurige, sterk verdunde oplossingen. Dit bracht hem in conflict met lokale apothekers die in principe het alleenrecht hadden op het maken en verstrekken van medicijnen. Hahnemann liet zich weinig subtiel uit over de apothekers die in zijn ogen corrupt, geldbelust en ondeskundig waren. Ook over de reguliere geneeskunde was de empiricus Hahnemann niet te spreken. Hij was een fel tegenstander van het ‘beproefde’ aderlaten en het veelvuldig gebruik van braak- en laxeermiddelen. Vooral omdat deze behandelingen alleen gebaseerd waren op een théorie om zo kwade lichaamssappen af te scheiden. Aangezien de innerlijke wetten van het menselijk lichaam naar zijn mening niet onderzocht konden worden, was een kwantitatieve of gestandaardiseerde behandelmethode van ziektes ook niet aan de orde. Elke patiënt moest een specifieke, op de persoon gerichte behandeling krijgen. De ervaring van de arts was daarbij doorslaggevend. Het jaar 1796 wordt algemeen gezien als het geboortetijdstip van de moderne homeopathie. Hahnemann publiceerde toen namelijk een artikel in Hufelands bekende medische Journal waarin hij zijn Simile-principe uit de doeken deed.Ga naar voetnoot4. Het woord ‘homeopathie’ zelf zou pas voor het eerst gebruikt worden in Hahnemanns meest bekende werk, het Organon der rationellen Heilkunde waarvan het eerste hoofdstuk ook al in Hufelands tijdschrift verscheen.Ga naar voetnoot5. De vermaarde en invloedrijke arts Christoph Wilhelm Hufeland (1762-1836) stond aanvankelijk welwillend tegenover Hahnemanns theoriën en maakte graag plaats voor hem vrij in zijn eigen tijdschrift. Temeer omdat hij net als Hahnemann van mening was dat de individuele kwaliteiten van een geneesheer - intuitie, ervaring en ‘genialiteit’ - van groot belang waren bij het behandelen van zieken. Na 1815 begaf de geneeskunde in Duitsland zich echter in een andere richting dan Hahnemann voorstond. De academische, natuurwetenschappelijke geneeskunde - zoals we die tegenwoordig kennen - kreeg de overhand boven de empirische ervaringsgeneeskunde. Hahnemann kon zich met deze ontwikkeling in het geheel niet identificeren en keerde zich nu tegen de gehele geneeskunde, waarbij hij nadruk begon te leggen op de onverzoenlijke tegenstelling tussen de homeopathie en ‘allopathie’. Daardoor kwamen hij en zijn aanhangers steeds meer alleen te staan. Ook Hufeland zou zich uiteindelijk aan het begin van de dertiger jaren uitspreken tegen de homeopathie.Ga naar voetnoot6. | |
Hahnemann in de Vaderlandsche LetteroefeningenIn het Mengelwerk van 1794 is al een eerste artikel van Hahnemann te vinden over een scheikundige proef waarmee vastgesteld kon worden of er schadelijke stoffen in wijn aanwezig waren.Ga naar voetnoot7. Een echte indruk van het homeopathische werk van Hahnemann kregen de lezers van de Letteroefeningen voor het eerst in 1802. In dat jaar verscheen namelijk in het Mengelwerk een artikel over hem en zijn boekje Heilung und Verhütung des Scharlachfiebers (Gotha 1801).Ga naar voetnoot8. Hahnemann beschreef daarin hoe men het Belladonnagif kon gebruiken om de scharlakenkoorts (roodvonk) te bestrijden. Hij baseerde zich hierbij op zijn gelijkheidsprincipe zoals hij dat aan de hand van de malaria en Kinabast had beschreven. Een sterk verdund extract uit de bladeren van de Belladonna-plant zorgde volgens hem voor dezelfde soort symptomen als roodvonk.Ga naar voetnoot9. De anonieme auteur van het artikel - uit de tekst zelf blijkt dat het een Nederlandse arts moet zijn - beschrijft aan de hand van Hahnemanns boekje hoe men dit medicijn moet maken en het beste aan de patiënt kan toedienen. En hoewel hij in een Duits tijdschrift had gelezen dat het middel niet altijd werkte, raadde hij zijn collega's toch aan dit middel onbevooroordeeld te gaan | |
[pagina 51]
| |
beproeven aangezien het naar zijn mening ook geen schade zou kunnen berokkenen. De gelijkheidstheorie wordt uitgebreider uit de doeken gedaan in het Organon waarvan de eerste Nederlandse vertaling uit 1827 twee jaar later in de Letteroefeningen besproken wordt.Ga naar voetnoot10. Dat die vertaling zo laat verscheen, mag best opmerkelijk genoemd worden. Zeker gezien het Nederlandse interesse voor de Duitse geneeskunde en de grote hoeveelheden Duitstalige boeken die aan het begin van de negentiende eeuw in het Nederlands vertaald werden. De mening van de recensent over dit ‘hoofdwerk voor de Homöopathie’ is voorzichtig kritisch. Nadat hij het Simile-principe heeft uitgelegd, meent hij dat het Hahnemann niet ontbreekt aan voorbeelden waarvoor zijn systeem opgaat. Het gaat hem echter te ver om het als algemeen geldend te beschouwen. De beperking van Hahnemann om zich alleen op de zichtbare kenmerken te richten en niet op de aard van de ziekte zelf, zou ook al het ‘wijsgeerig onderzoek’ uit de geneeskunst verbannen en haar volgens de recensent prijsgeven aan het grofste ‘empirismus’.Ga naar voetnoot11. Ook het gebruik van de zeer kleine doseringen die Hahnemann voorschrijft, zijn de recensent een doorn in het oog. Deze hoeveelheden zouden volgens hem te klein te zijn om nog enige werking te hebben, waardoor de arts een geschikt wapen in de strijd tegen de ziekte uit handen wordt genomen. Als laatste kritiekpunt richt de recensent zich op de stijl van Hahnemann: die is vermoeiend en niet aangenaam en de tekst is van teveel noten voorzien. Een opmerking die overigens wel vaker door de Letteroefeningen-recensenten werd gemaakt als er Duitse boeken besproken werden... Deze kritische houding over de homeopathische geneeswijze krijgt een vervolg in de bespreking van Hahnemanns Geest der Homöopathische Geneesleer in 1834.Ga naar voetnoot12. De vertaler van dit werk - de arts Schönfeld (1792-1861) uit Winschoten, een fervent aanhanger van de homeopathie die meer Duitstalige teksten over de homeopathie vertaalde - wil met dit boek reageren op een satirisch stukje dat kort daarvoor in het Mengelwerk was verschenen.Ga naar voetnoot13. Het Mengelwerk-stukje zou volgens hem er namelijk weleens voor kunnen zorgen dat geneeskundigen niet meer onbevooroordeeld de homeopathie zouden onderzoeken. De recensent acht dit niet waarschijnlijk en laat duidelijk merken dat hij niet echt overtuigd is van de beloofde wonderdadige werking van de homeopathie.Ga naar voetnoot14. Het zou niet overeenkomen met de rede en hij zou graag meer bewijzen voor de daadwerkelijke werking ervan willen zien: Tot dusverre vindt het overdreven stelsel van Hahnemann, en die hem in overdrevenheid nog voorbijstreven, geen’ steun, noch in Natuurkunde, noch in eene op dezelve steunende redelijke Ziekte- en Geneeskunde. [...] Intusschen geven wij gaarne de verzekering, tegen dit stelsel niet vooringenomen te zijn, maar daarom te meer afdoende, op ondervinding en door rede gelouterde bewijzen te verlangen [...]Ga naar voetnoot15. Ook de verwijzing van de recensent naar twee kritische Duitstalige boeken over de homeopathie is in dit opzicht veelzeggend.Ga naar voetnoot16. Een opvallend onderscheid wordt echter nog wel door hem gemaakt: voor chronische ziekten acht hij de homeopathie niet ongeschikt, maar voor de genezing van meer acute gevallen zijn voor een succesvol gebruik van homeopathische middelen toch meer harde bewijzen nodig. | |
Meer kritiek op de homeopathieIn het satirische, spectatoriale Mengelwerk-stukje uit 1834 - de directe aanleiding voor de hierboven besproken vertaling van Schönfeld - werd ook al de draak gestoken met de sterk verdunde oplossingen als homeopathisch geneesmiddel. Dat bleef een dankbaar gegeven voor de tegenstanders van Hahnemanns theorieën. De ‘spectator’ is in elk geval niet onder de indruk van de zeer kleine doseringen werkzame stof waarvan de homeopaten gebruik maken. Hij beweert dan ook dat de grootste werking van de homeopathie juist | |
[pagina 52]
| |
uitgaat van het feit dat ze niets doet! De natuur gaat haar gang, de patient heeft vertrouwen in de behandeling en als hij een ‘gepaste leefregel’ in acht neemt, dan zouden er volgens hem bij slepende ziektes wonderen kunnen gebeuren.Ga naar voetnoot17. Als reactie op Schönfelds vertaling verscheen er een kritisch boek van de Nederlandse arts Eekma dat in 1837 in het tijdschrift aan bod komt.Ga naar voetnoot18. Hoewel de recensent niet echt enthousiast is over de pennevrucht van Eekma, blijkt opnieuw uit deze bespreking dat de recensent geen voorstander is van de homeopathie. Hij vergelijkt het met een nieuwigheidje - zoals het magnetisme eerder - waarover nu eenmaal een tijdlang veel wordt gesproken. Wel ergert het hem blijkbaar. -. en met hem ook Eekma van wie het citaat stamt - dat ‘reeds de eene lapdoos, voor de andere na uit Duitschland wordt ontboden.’Ga naar voetnoot19. Daarmee doelden ze op de verschillende geneeskundige ‘wonderstelsels’ zoals die bij de oosterburen werden uitgedacht. Eekma en de recensent laten ook niet na te vermelden, dat er naar hun mening een tegenstelling is tussen ‘rede en gezond verstand’ enerzijds en de homeopathie aan de andere kant. Het gebruik van de kleine doseringen wordt ook door de in Nederland wonende arts Smith geridiculiseerd.Ga naar voetnoot20. In een klein boekje bestrijdt hij kort de stellingen van Hahnemann maar vermeldt daarbij niets nieuws volgens de recensent. Voor de wetenschappelijke arts heeft deze uitgave dan ook niet veel waarde. Daarentegen zouden genees- en heelmeesters op het platteland, die over niet zoveel boeken beschikken of weinig tijd hebben om te lezen, wel op een gemakkelijke manier kennis kunnen maken met het homeopathisch stelsel en zo voor afdwalingen behoed worden! Als afsluiting verklaart de recensent hetzelfde standpunt in te nemen als Smith, wanneer die beweert geen goede reden te zien om de homeopathie in te voeren: [...] men kan zich met de slotrede van den Heer Smith vereenigen, ‘dat de homöopathie geene leer is, welke algemeen kan worden ingevoerd, omdat derzelve noch op de rede, noch op ondervinding steunt.’Ga naar voetnoot21. In het Mengelwerk van 1836 was er een artikel van de Nederlandse arts Bosman Tresling over de homeopathie in Duitsland verschenen.Ga naar voetnoot22. De auteur liet er al vanaf het begin geen twijfel over bestaan dat hij weinig ziet in dit geneeskundig stelsel: Onder alle deze stelsels [nieuwe geneeskundige theorïen en leerstelsels, MS] wordt er echter geen gevonden, meer met het gezond verstand en met de ervaring van alle eeuwen strijdig, dan de zogenaamde Homoeopathie.Ga naar voetnoot23. Bosman Tresling meent dat de homeopathie dan ook snel haar ondergang tegemoet zal gaan. Temeer omdat uit de praktijk slechts ‘ongelukkige resultaten’ zijn voortgekomen die bevestigd zijn door officiele regeringsrapporten. Volgens Bosman Tresling zijn het echter vooral de onderlinge twisten tussen de verschillende groeperingen binnen de homeopathie die het publiek afkerig zouden maken van deze geneeskunst. Hij onderscheidt binnen de homeopathische beweging drie groepen. De eerste bestaat uit zogenaamde ‘Hahnemannianen’; volgelingen van Hahnemann die op enkele kleine details na de leer van de grote oprichter volgen zoals die in zijn Organon is vastgelegd. Het klein aantal beoefenaren van deze partij meent dat de homeopathische geneeswijze in vrijwel alle medische gevallen voldoet. De tweede groep - de ‘Insufficienten’ zoals Bosman Tresling ze noemt - erkennen de voortreffelijkheid van de homeopathie maar zijn van mening dat men niet zonder de gevestigde geneeswijzes kan. Zij keren zich tegen het tot in het uiterste verdunnen van de medicamenten, geloven niet in de krachtsvermeedering van de artsenijen door krachtig schudden en verklaren Hahnemanns theorie, dat het overgrote deel van alle ziekten door schurft is ontstaan, tot onzin. De derde groepering binnen de homeopathie - de ‘Reformatoren’ - wil tenslotte de homeopathische geneeswijze | |
[pagina 53]
| |
verenigen met de inzichten van de reguliere geneeskunde. Zij erkennen volgens Bosman Tresling het ongenoegzame van de Homeopathie. Hoewel de drie groeperingen overhoop liggen met elkaar, zouden ze echter een gezamenlijk kenmerk hebben: hun dodelijke haat tegen de rationele geneeskunde en de reguliere geneeskundigen. Een jaar eerder was Schönfeld weer op het toneel verschenen, ditmaal met een vertaling van een boek van de Duitse homeopathische arts Caspari.Ga naar voetnoot24. Carl Gottlob Caspari (1798-1828) distantieerde zich aanvankelijk van de homeopathie, maar zou zich later bekennen tot Hahnemanns gedachtengoed.Ga naar voetnoot25. De recensent toont zich uiterst kritisch en plaatst de nodige kanttekeningen bij de beweringen van Caspari en de toegevoegde opmerkingen van Schönfeld. Zo bekritiseert hij de altijd snelle genezing die Caspari en Schöngeld claimen bij het gebruik van homeopathische middelen. Daarbij verwijst hij naar Hahnemann die zelf een tijdsduur van soms maanden en jaren nodig achtte voor de genezing van bepaalde ziekten. Als Schönfeld beweert dat Hufeland niet onwelwillend tegenover de homeopathie zou staan, haalt de recensent het Journal aan. Daarin zou Hufeland namelijk zelf beweerd hebben, dat hij geen waarde hecht aan de homeopathie en verwacht dat het met deze geneeswijze een aflopende zaak is. Tenslotte wordt Schönfeld nog een keer door de mangel gehaald als hij verhaalt van zijn eigen behandelmethodes en de daaropvolgende gelukkige genezingen. Daaruit zou volgens de recensent de oppervlakkigheid, onnauwkeurigheid en het volslagen gebrek aan wetenschappelijke vorming van Schönfeld blijken. | |
Hufeland en de Vaderlandsche LetteroefeningenDe nadruk die zowel Schönfeld als de recensent op de mening van Hufeland over de homeopathie leggen, is niet voor niets. Zoals gezegd behoorde Hufeland tot de meest gewaardeerde en invloedrijke medici van Duitsland. Dat had niet alleen met zijn illustere klantenkring te maken, maar vooral ook met zijn onnavolgbare ijver waarmee hij zich inzette voor de geneeskunde in het algemeen.Ga naar voetnoot26. Zijn bekendheid tot ver over de landsgrenzen dankt hij echter vooral aan het vermaarde Journal der practischen Arzneykunde und Wundarzneykunst dat hij in 1795 oprichtte. In de medische recensies en artikelen in de Letteroefeningen komt men zijn naam veelvuldig tegen; niet alleen worden er een aardig aantal van zijn eigen boeken besproken, maar ook in andere geneeskundige boekbesprekingen wordt hij regelmatig genoemd. In het Mengelwerk echter kon men nog het vaakst teksten van zijn hand aantreffen. Bijna dertig artikelen van (en een enkele over) hem zijn daarin opgenomen. De boeken en artikelen van Hufeland worden daarnaast ook bijna allemaal zondermeer positief gewaardeerd. Het lijkt er dan ook sterk op dat de Letteroefeningen-recensenten Hufeland als leidraad hebben genomen voor hun medische standpunten en hem als dè autoriteit op medisch gebied beschouwden. Die waardering voor hem komt vooral voort uit de voorzichtige en onpartijdige houding die de eclecticus Hufeland aannam. Hij wilde zich niet binden aan de vele systemen of modieuze geneeswijzes van zijn tijd, maar baseerde zich liever op de praktijk en empirie.Ga naar voetnoot27. Hoezeer de mening van Hufeland hier te lande telde, blijkt wel uit de houding van de Nederlandse geneeskundigen ten opzichte van het magnetisme. De aanvankelijke scepsis voor deze nieuwe behandelmethode veranderde pas in een meer onbevooroordeelde houding nadat Hufeland (en ook C.A.F. Kluge) - na aanvankelijk ook weinig heil te hebben gezien in het magnetisme/somnanbulisme - zich ineens hierover positief uitlieten.Ga naar voetnoot28. Aangezien de mening van Hufeland blijkbaar van belang was voor de Letteroefeningen, zou het niet mogen verbazen dat zijn ook daadwerkelijk gewijzigde opvatting aan het begin van de dertiger jaren ten opzichte van de homeopathie, in het tijdschrift gebruikt werd als een belangrijk tegenargument. Als de homeopaten zich vervolgens keren tegen | |
[pagina 54]
| |
Hufeland nadat hij de homeopathische geneeswijze bekritiseerd heeft, wordt óók dat hen in Nederland verweten: Ieder, die het waagt, zich ook maar van verre tegen de Homeopathie te verklaren, wordt met de hatelijkste benamingen bestempeld. [...] Tot voorbeeld kan Hufeland strekken. Want, niettegenstaande deze met ongemeene zachtheid zich over hunne personen en schriften heeft uitgelaten, en om des vredes wille hun waarschijnlijk meer heeft toegegeven dan hij eigenlijk wel waarlijk meende, hebben zij hem met ondank betaald. [...] [Homeopaten als Hering, Stapf en Griesseling, MS] hebben tegen de grooten man op ontelbare plaatsen hunner werken den schandelijksten laster uitgebraakt.Ga naar voetnoot29. | |
Geen belangstelling meer voor de homeopathieNaast de bespreking van Eekma's boek waren in jaargang 1837 nog drie recensies van homeopathische boekjes opgenomen. Aan de reactie van de recensent is echter duidelijk te merken dat hij inmiddels wel genoeg heeft van de homeopathie. In de eersteGa naar voetnoot30. en derde besprekingGa naar voetnoot31. wordt weinig over de nieuwe leer gezegd, maar in de tweede recensie - een uiteenzetting over de homeopathie van Schönfeld en diens collega BleekrodeGa naar voetnoot32. - geeft hij aan het lezen van homeopathische boeken eigenlijk een soort tijdverspilling te beschouwen: De beschouwing van Dr. Bleekrode en de verdediging der Homoeopathie door Dr. Schönfeld bevatten niets, dan hetgeen reeds zóó dikwijls en tot vervelens toe gezegd is, dat Rec., na het nuttigen van deze Hahnemannsche of Homoeopathische geregten, zich het gezegde van Borger herinnerde, in diens overschoone Voorrede tot de Verhandeling over het Mysticismus, wien het verdroot zoo veel tijd aan Kantiaanschen, Fichtiaanschen en Schellingiaanschen naklap te hebben moeten besteden, daar zulk een arbeid wel iets had van tot eenen maaltijd te moeten terugkeeren, van waar men meer dan verzadigd was heengegaan.Ga naar voetnoot33. Na 1840 is de homeopathie geen belangrijk onderwerp meer in de Letteroefeningen. Slechts heel sporadisch komt het thema nog een keer ter sprake. Zoals in jaargang 1867 als er een tweetal korte recensies van boeken met betrekking tot de homeopathie in het tijdschrift is opgenomen. Het eerste besproken boekje betreft een (slechte) vertaling van een open brief van een Engelse arts.Ga naar voetnoot34. Vanwege zijn homepathische ideeën was hij ontslagen uit het ziekenhuis waar hij werkte, en via deze brief probeert hij zijn gelijk te halen. De recensent hecht weinig waarde aan het boekje o mdat niet-geneeskundigen niets te weten komen over het wezen van de homeopathie, en voor geneeskundige lezers heeft het geen enkele wetenschappelijke waarde omdat de arts alleen verzekert dat hij zijn patienten heeft weten te genezen, maar geen methode of gebruikte geneesmiddelen vermeldt. De recensent gaat vervolgens verder met de Kleine Homoöpathische Gids, die het eveneens moet ontgelden.Ga naar voetnoot35. Het boekje bevat volgens de recensent geen bruikbare kennis voor geneeskundigen. Daarnaast is het zelfs gevaarlijk voor niet-geneeskundigen, omdat die wellicht door de vermelding van allerlei homeopathische geneesmiddelen verleid zouden kunnen worden om zelf - in geval van ziekte - als arts te kunnen gaan optreden. Volgens de recensent is de belangrijkste reden voor de uitgave van dit boekje het verkopen van homeopathische middelen via de apotheek die hierin vermeld staat! Dat er in het tijdschrift na 1840 weinig meer te lezen valt over de homeopathie is geen toeval. Ondanks dat er in de jaren vijftig nog wel pogingen zijn gedaan om de homeopathie te bevorderen, is er pas na 1880 sprake van een echte doorbraak in Nederland.Ga naar voetnoot36. Niet alleen organiseerden de Nederlandse homeopaten zich toen landelijk, maar aan het eind van de negentiende eeuw nam ook het aantal praktizerende homeopathische artsen geleidelijk aan toe.Ga naar voetnoot37. Gezien het tijdstip viel deze ontwikkeling echter buiten het bestekvan de Letteroefeningen die toen al was opgeheven. In de recensies en artikelen die in de Letteroefeningen geplaatst zijn, krijgt de | |
[pagina 55]
| |
homeopathie over het geheel genomen geen al te warm onthaal. Dit past in het algemene beeld dat de homeopathie aan het begin van de negentiende eeuw weinig steun wist te verwerven in Nederland. Elders is er op gewezen dat het in Nederland vooral ontbrak aan een invloedrijke en charismatische geneesheer die de homeopathie - met behulp van de hogere kringen - aan een meer respectabele status had kunnen helpen. Hetgeen wel in het buitenland was gebeurd.Ga naar voetnoot38. Het voornaamste bezwaar dat de recensenten van de Letteroefeningen en andere critici hebben tegen de homeopathie, bestaat daarin dat de homeopathie naar hun mening niet overeen te brengen valt met de rede en niet op een wetenschappelijke basis gestoeld is. Bijkomende argumenten tegen de homeopathie zijn de onderlinge twisten tussen de verschillende homeopathische groepen en de felle toon waarop (vooral in Duitsland) de aanhangers van de homeopathie zich afzetten tegen de reguliere geneeskunde. Tenslotte zou ook nog eens de grote waardering voor Hufeland, die zich uiteindelijk keerde tegen de homeopathie, van belang kunnen zijn geweest voor de Letteroefeningen-recensenten bij het innemen van een standpunt ten opzichte van de homeopathie. |
|