Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 29
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Duitse boeken in Nederland rond 1800:
| |
Stand van zakenStudies over de invloed van de Duitse cultuur op de Nederlandse treft men voor het eerst aan tegen het einde van de negentiende eeuw.Ga naar voetnoot2. De onderzoekers hebben in hun studies vooral aandacht voor de invloed van de Duitse letterkunde op het Nederlandse culturele leven. In diverse publicaties wordt er gewezen op het grote aantal vertalingen uit het Duits in de tweede helft van de achttiende eeuw. Zo beweert Karl Menne dat de Nederlandse letterkunde in de achttiende eeuw een vertalingsliteratuur is.Ga naar voetnoot3. Hij denkt dat het door de gelijkenis van de Duitse en Nederlandse taal voor Nederlanders gemakkelijker is om Duitse boeken te vertalen dan Franse of Engelse werken. Tegelijkertijd neemt hij aan dat om die reden Duitse boeken juist in de originele taal werden gelezen en niet vertaald hoefden te worden. Maar als die bewering juist is kun je je afvragen waarom die boeken dan toch werden vertaald? Want spraken veel Nederlanders ook niet goed Frans in die tijd? Menne geeft geen antwoorden op deze vragen, hij verzamelt slechts literairhistorische feiten en presenteert zijn stellingen alsof deze niet meer getoetst hoeven te worden. In 1928 verschijnt het proefschrift van W.J. Noordhoek over de Duitse dichter Christian Fürchtegott Gellert en diens betekenis voor Nederland in de achttiende eeuw.Ga naar voetnoot4. Hij beweert daarin dat de Nederlanders hun kennis van Duitse letterkunde in de tweede helft van de achttiende eeuw voornamelijk putten uit vertalingen. Om deze stelling te | |
[pagina 38]
| |
onderbouwen wijst hij op het ontbreken van Duitstalige boeken in de bibliotheken van vooraanstaande geleerden uit deze tijd; bovendien citeert hij opmerkingen waaruit moet blijken dat men belangrijke Duitse schrijvers niet in het origineel kon lezen.Ga naar voetnoot5. Maar bij zijn inschatting van de rol die Gellert en andere Duitse schrijvers in Nederland speelden kampte hij met het probleem dat er maar weinig systematische informatie aanwezig was over de verspreiding van Duitse geschriften in Nederland. Het enige waarover hij kon beschikken was de in 1908 door J.A. Worp samengestelde lijst van vertalingen en bewerkingen van toneelstukken, uitgegeven in Nederland tussen de zeventiende en negentiende eeuw.Ga naar voetnoot6. Noordhoek probeerde het gemis van systematische informatie te compenseren door uitgebreide beschouwingen te geven over de verschillende ontwikkelingen op intellectueel gebied in Duitsland in Gellerts tijd. Ook zijn studie blijft daardoor uiteindelijk een verzameling interessante feiten zonder systematische benadering. De eerste die het onderwerp wel systematisch benadert is Henriette Spoelstra met haar proefschrift uit 1931.Ga naar voetnoot7. Zij maakt uitgebreide analyse van de Duitse invloed in Nederland in de achttiende eeuw. Haar belangstelling gaat in eerste instantie uit naar de letterkunde, maar zij is van mening dat alleen recht gedaan kan worden aan de historische situatie als er ook aandacht wordt besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van religie, filosofie, pedagogiek en esthetiek. Haar studie is tot op heden de enige poging om een algemeen oordeel te geven over de rol van Duitse geschriften in Nederland in de achttiende eeuw. In de loop van de twintigste eeuw wordt er regelmatig gepubliceerd over de ontvangst van Duitse auteurs en hun werk in Nederland, bijvoorbeeld door J.J. Kloek die de receptie van Goethes Werther onderzocht. Maar de informatie over de rol die Duitse schrijvers in Nederland speelden is bij hem verstrooid en er is geen enkele studie te vinden die probeert een systematisch overzicht te geven. Die systematische benadering ontstaat pas eind jaren tachtig, begin jaren negentig, overigens niet bij de geschiedwetenschap maar bij vertaalwetenschappelijk onderzoek. Zo gaat de reeks Vertaalhistorie van start met een bibliografische lijst van publicaties over literaire betrekkingen en receptie van buitenlandse auteurs.Ga naar voetnoot8. De reeks wil de opvattingen over vertalen in Nederland inventariseren die in de loop van de tijd zijn ontwikkeld. L.G. Korpel is de auteur van het deel dat de vigerende opvattingen rond 1800 behandelt.Ga naar voetnoot9. In haar proefschrift over hetzelfde onderwerp stelt zij zich de vraag hoeveel er eigenlijk werd vertaald in Nederland.Ga naar voetnoot10. Zij komt daarbij als eerste met vergelijkend cijfermateriaal over vertalingen uit verschillende brontalen op het gebied van fictioneel proza.Ga naar voetnoot11. Deze kwantitatieve benadering van de vertaalgeschiedenis hanteert J. van Eijnatten ook. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar het voorkomen van geschriften van achttiende-eeuwse Duitse theologen in Nederland. Hij verzamelde gegevens over aantallen vertalingen uit het Duits tussen 1760 en 1795 uit drie belangrijke Nederlandse recensietijdschriften en bracht het resultaat aan de hand van de titel in verschillende categorieën onder.Ga naar voetnoot12. Uit zijn gegevens bleek dat de meeste vertalingen in de categorieën religie en entertainment vallen. Zijn aanpak geeft voor het eerst een duidelijk beeld over vertalingen op een ander gebied dan dat van de letterkunde. Ik heb dit voorbeeld gevolgd en ook, zoals gezegd, een recensietijdschrift gebruikt als bron voor mijn onderzoek naar de Duitse cultuur in Nederland. | |
De Vaderlandsche LetteroefeningenDe Vaderlandsche Letteroefeningen (hierna Letteroefeningen) wordt in 1760 opgericht door de doopsgezinde predikant Cornelis Loosjes uit Haarlem.Ga naar voetnoot13. In het meer dan honderdjarig bestaan van het tijdschrift verandert het wel meermaals van naam maar het karakter blijft bestaan.Ga naar voetnoot14. De Letteroefeningen wil niet slechts één speciale doelgroep | |
[pagina 39]
| |
bereiken maar een zo breed mogelijk lezerspubliek. Het is een ‘algemeen cultureel’ tijdschrift waarin informatie, opinie en vermaak samengaan.Ga naar voetnoot15. Daarnaast wil de redactie de lezer beschaven. De Letteroefeningen bestaat uit recensies van (nieuw verschenen) boeken en een rubriek waarin de lezer onder de titel Mengelwerk bijdragen over de meest uiteenlopende onderwerpen kan vinden. In het mengelwerk worden vaak artikelen uit buitenlandse tijdschriften in vertaling afgedrukt. Uit het aantal vertaalde artikelen uit deze rubriek blijkt dat de uitgevers zich sterk oriënteerden op Engelse tijdschriften. Van Eijnatten vond een uitspraak van de uitgevers waarin zij een vergelijking met de Deutsche Allgemeine Bibliothek van de hand wezen en duidelijk maakten dat zij hun tijdschrift als een Nederlands equivalent van de Engelse Monthly Review beschouwden.Ga naar voetnoot16. In de voorwoorden van de eerste jaargangen maakt de uitgever zijn doelstellingen duidelijk. De lezer kan volgens de aankondiging rekenen op ‘oordeelkundige berigten’ over het werk van de ‘beste Schryveren’, op ‘vrymoedige aanmerkingen over Nederduitsche Werken en Schriften, die dagelyks in ons Vaderland uitkomen’ en op ‘nauwkeurige gedagten over verscheidene onderwerpen’.Ga naar voetnoot17. De lange levensduur van de Letteroefeningen maakt dit tijdschrift als bron uitermate geschikt om de ontwikkeling van bepaalde groepen betrokkenen te volgen. Het tijdschrift vertegenwoordigt namelijk zowel de schrijvers als het leespubliek. De keuze voor de gerecenseerde boeken en de uit buitenlandse tijdschriften overgenomen artikelen levert informatie over uitgever, redactie en medewerkers. De redactie maakt ter bespreking een keuze uit de werken en die keuze is bepalend voor de lezer. Zo is er via deze bron indirect ook informatie over het lezerspubliek beschikbaar. Ik heb de Letteroefeningen voornamelijk gebruikt als kwantitatieve bron en probeer met behulp van tellingen van gerecenseerde geschriften tot een genuanceerd beeld te komen van het aanbod in een bepaalde periode. | |
Recensies en voorwoordenRecensietijdschriften als de Letteroefeningen kunnen uiteraard ook gebruikt worden voor kwalitatief bronnenonderzoek. Aan de hand van recensies in dit blad en voorwoorden van enkele uit het Duits vertaalde en in de Letteroefeningen besproken boeken heb ik geprobeerd meer te weten te komen over de receptie van deze werken in de Republiek. De recensies in de Letteroefeningen zijn in hun toon vaak terughoudend en geven meestal slechts een korte samenvatting van de inhoud van het besproken werk. Dit is niet alleen een kenmerk van de kritiek in dit tijdschrift maar is een algemeen kenmerk van recensietijdschriften vóór en rond 1800. De literaire kritiek ontwikkelt zich in Nederland bijzonder traag, omdat de Republiek als literaire markt een beperkt afzetgebied is. Lange tijd bleven de recensenten in Nederland anoniem. Dat gaf hen in een omgeving waar schrijvers, redacteuren en uitgevers elkaar vaak persoonlijk kenden enige mate van vrijheid. Maar in die anonimiteit schuilde ook een beperking. De redelijkheid verbood anoniem felle kritiek te uiten.Ga naar voetnoot18. Ondanks deze beperking valt er uit de recensies in de Letteroefeningen wel het een en ander te leren over de besproken auteurs en hun werken. Zo zegt bijvoorbeeld de keuze om een bepaald werk te bespreken op zichzelf al iets over de prioriteiten die de redactie van het tijdschrift zich stelde. Zoals gezegd heb ik naast de recensies van een aantal besproken werken de voorwoorden van de vertalingen als bron gebruikt. De mate van kritiek in een voorwoord is afhankelijk van de verhouding die de schrijver met zijn werk heeft. Een voorwoord van de auteur van een boek heeft een andere strekking dan een voorwoord van de vertaler of de uitgever | |
[pagina 40]
| |
ervan. Dat van de auteur heeft vaak een interpretatief karakter. Hij wijst op het belang van zijn onderwerp en het nut van zijn bijdrage en probeert de lezer in een bepaalde richting te sturen. In voorwoorden van uitgevers domineert meestal het economische belang, de uitgever wil simpelweg dat het boek verkoopt. De vertaler staat tussen deze twee polen in. Hij heeft het geschrevene niet zelf bedacht en kan zich daardoor meer afstandelijk opstellen. Aan de andere kant heeft hij veel vertaalwerk verricht en een eigen interpretatie aan de tekst gegeven. De verhouding van de vertaler met zijn werk wordt ook beïnvloed door de vraag of de vertaling als broodwinning of als liefhebberij is verricht. Vaak blijven vertalers evenals recensenten anoniem. Maar als de vertaler openlijk voor zijn werk uitkomt en ook een voorwoord schrijft dan is dit vaak - net als het auteurs-voorwoord - van interpretatieve aard. Voorwoorden kunnen dus een interessante aanvulling zijn op de informatie uit recensies en helpen een genuanceerder beeld te geven over de receptie van de desbetreffende werken. | |
Het onderzoek: werkwijzeIn zijn hiervoor aangehaalde artikel ‘Paratexts, Book Reviews and Dutch Literary Publicity’ zet Van Eijnatten uiteen hoe hij met behulp van een database informatie verzamelde over uit het Duits vertaalde boeken die in de Letteroefeningen waren besproken. Daarentegen heb ik niet alleen de vertalingen uit het Duits maar ook die uit andere talen geteld, alsmede de gerecenseerde Nederlandse geschriften en de aantallen vertalingen daarmee te kunnen vergelijken. Zowel de vertalingen als de Nederlandse werken heb ik in genres ingedeeld en daaruit categorieën samengesteld. In de door mij aangelegde database is de inhoud van het recensiegedeelte van acht jaargangen Letteroefeningen, van 1796 tot 1803, verwerkt. De daarin opgenomen titels waren duidelijk als zodanig herkenbaar door toevoegingen als ‘vertaald uit’, ‘(vrij) gevolgd naar’ of ‘overgebracht uit’. De recensenten waren overigens niet altijd even consequent in de aanduiding of het wel of niet om een vertaling ging. Er is dus een kans dat er onder de titels die ik als niet-vertaald heb ingedeeld nog een aantal vertalingen schuilgaan. Om duidelijkheid over de herkomst van een titel te krijgen moest ik regelmatig de recensie en biografische woordenboeken raadplegen. Van de gerecenseerde vertalingen heb ik zoveel mogelijk informatie uit de titelbeschrijving verwerkt, bij de onvertaalde werken heb ik mij beperkt tot tellen en het indelen in genres. In de database is per vertaald werk de volgende informatie vastgelegd: de plaatsaanduiding van de recensie in de Letteroefeningen, de titel van het gerecenseerde werk, auteur(s), uitgever(s), vertaler(s), jaar van uitgave, formaat en aantal pagina's druk. Alle getelde werken zijn in genres ingedeeld. Daarbij heb ik de database zo ingericht dat het mogelijk was om één titel in meerdere genres in te delen. Ik heb 72 verschillende genrenamen gebruikt en deze uiteindelijk over negen categorieën verdeeld. Deze indeling heb ik in de meeste gevallen vast kunnen stellen aan de hand van de titel, bij onduidelijke gevallen heb ik de recensie gelezen. Als men de resultaten bekijkt moet men in het oog houden dat een trefzekere beoordeling vanzelfsprekend pas na het lezen van de werken zelf mogelijk is. | |
Algemene resultatenIn de door mij onderzochte jaargangen 1796 tot en met 1803 verschenen 1.770 recensies. Per jaargang werden gemiddeld 221 werken besproken, waaronder 80 vertalingen (zie grafiek 1 en 2). Mijn verwachting dat de Duitse vertalingen als grootste groep uit het onderzoek naar voren zou komen bewees zich als juist. Van de in totaal 642 vertalingen | |
[pagina 41]
| |
waren er 295 vertaald uit het Duits (46%).Ga naar voetnoot19. Op de tweede plaats staan de vertalingen uit het Frans met 171 besproken geschriften (27%). 141 van de gerecenseerde geschriften waren vertaald uit het Engels (22%). Sporadisch komen er ook vertalingen uit het Latijn, Hebreeuws (beide 2%) en het Grieks (1%) voor. Over het totaal aantal gerecenseerde geschriften genomen bedragen de aantallen vertalingen uit de drie grote brontalen Duits, Frans en Engels respectievelijk 17%, 10% en 8%. Aantal gerecenseerde geschriften per jaargang
Vertalingen per brontaal per jaargang
| |
Gerecenseerde literatuur in categorieënUit de inventarisatie van genres blijkt dat de Letteroefeningen aandacht besteedt aan zeer veel verschillende onderwerpen, terecht wordt het blad gekarakteriseerd als een algemeencultureel tijdschrift. De meeste van de besproken geschriften zijn ondergebracht in de | |
[pagina 42]
| |
categorie ‘wereld en mensen’. Het zijn werken van een sterk uiteenlopend karakter: boeken over geschiedenis of politiek, reisbeschrijvingen, juridische verhandelingen, kinderboeken maar ook werkjes over astrologie. Toch over het geheel gezien richt de Letteroefeningen zich sterk op religieuze literatuur; naast de verzamelcategorie ‘wereld en mensen’ vallen de meeste van de gerecenseerde werken binnen deze categorie. Bekijkt men de groep vertalingen dan ontstaat een ander beeld: Daar is de letterkunde de grootste categorie en komt ‘religie’ op de tweede plaats. In beide categorieën domineren de Duitse vertalingen het beeld. Het meest gerecenseerd zijn daarbij werken van August von Kotzebue, een in zijn tijd immens populaire Duitse auteur die nu nog alleen bekend is vanwege zijn gewelddadige dood.Ga naar voetnoot20. De Letteroefeningen weerspiegelen zijn bekendheid en populariteit in Nederland, want niet minder dan twintig vertalingen van toneelstukken en romans van zijn hand passeren in de bestudeerde jaargangen de revue. Werken die onder de categorieën ‘opvoedkunde’, ‘filosofie’, ‘geneeskunde’ en ‘natuur’ vallen krijgen ongeveer evenredig veel aandacht. Met afstand de kleinste is de categorie ‘economie’. En natuurlijk blijven er ook een paar titels over die nergens duidelijk onder te brengen zijn, zoals Alle de Kunststukken door den vermaarden Ridder PINETTI DE MERCI vertoond te Berlyn, uitgelegd. Deze heb ik ingedeeld in de categorie ‘anders’. | |
Uitgevers en vertalersUit de titelinformatie in de recensies was ook het een en ander te destilleren over de activiteiten van verschillende Nederlandse uitgevers rond 1800. Het leeuwendeel van de besproken vertalingen (89%) verscheen in Holland. Zoals te verwachten was kwamen de meeste vertalingen in Amsterdam uit. Rond 1800 was Johannes Allart daar een van de grootste en succesvolste uitgevers.Ga naar voetnoot21. Liefst 44 titels van de in de acht jaargangen Letteroefeningen besproken vertalingen verschenen bij hem, daaronder dertien Duitse vertalingen. Onder de vertalers die voor hem werkten waren Willem Bilderdijk, de grote Nederlandse rechtsgeleerde Johannes van der Linden en de diplomaat en lid van de Nationale Vergadering Jan David Pasteur. Toch werd het grootste aantal vertalingen, namelijk 47 titels, niet door Allart uitgegeven, maar door Johannes Coenradus Leeuwesteyn in Den Haag.Ga naar voetnoot22. Biografische gegevens over hem zijn zeer schaars. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat hij bijvoorbeeld samenwerkte met bekenden als Elizabeth Wolff-Bekker en Ysbrand van Hamelsveld. Leeuwesteyn was de uitgever van achttien uit het Duits vertaalde titels in het bestand. De derde plaats wordt ingenomen door Pieter Johannes Uylenbroek, die niet alleen boeken uitgaf en verhandelde, maar zelf ook de pen ter hand nam. Hij komt zowel als uitgever van talrijke vertalingen als ook als vertaler van drie Franse toneelstukken voor. De vertalers van de andere Duitse en Franse toneelstukken, die door Uylenbroek zijn uitgegeven, heeft hij waarschijnlijk geworven via zijn Amsterdamse boekhandel, destijds een trefpunt voor liefhebbers en beoefenaars van de letterkunde. De gegevens over Uylenbroek wijzen erop dat hij zich had gespecialiseerd in het uitgeven van letterkundige werken. Alle door hem uitgegeven werken die in het bestand zijn opgenomen vallen in de categorie ‘letterkunde’: Op dit gebied heeft hij alléén evenveel werken uitgegeven als Leeuwesteyn, Allart en de eveneens Amsterdamse uitgeverij Dóll samen. Maar dat is binnen de verzamelde gegevens de enige aanwijzing voor een specialisatie op één bepaalde categorie boeken. De gegevens wijzen naar één uitgever met een specialisatie in het uitgeven van boeken uit een bepaalde brontaal: van Herman Carl Anton Thieme uit Zutphen, zelf van Duitse oorsprong, zijn er in de onderzochte jaargangen twaalf uit het Duits en maar twee uit het Frans vertaalde titels besproken. De gegevens over de grote uitgevers Leeuwesteyn en Allart maken aannemelijk dat zij zich nóch op een bepaalde | |
[pagina 43]
| |
taal nóch op een bepaald genre toelegden. Ook de gegevens over andere uitgevers duiden niet op een specialisatie. | |
‘Wereld en mensen’De genres geschiedenis, politiek en reisbeschrijving zijn in deze categorie het sterkst vertegenwoordigd. De historische en de politieke boeken betreffen veelal vraagstukken over staatkundige inrichting. In deze jaren vlak na de Franse revolutie en haar effecten in heel Europa is dat zeker niet verbazingwekkend. Voorbeelden hiervan zijn recensies van vertalingen zoals De oorzaken van de Fransche Omwenteling van de Fransman De La Tocnaye en Over Staatkunde en Wetgeving. Ter beantwoording van de Vraag, hoe kan men geweldige Omwentelingen best voorkomen; - of, dezelven reeds daarzynde, op de zekerste wyze te regt brengen? van de Duitser Johann Heinrich Tieftrunk. Historische achtergronden en politiek bestel vormen een belangrijk onderdeel van de in grote hoeveelheid aangetroffen reisbeschrijvingen. In de acht onderzochte jaargangen heb ik maar liefst 113 recensies van reisbeschrijvingen geteld. Aan 95 van deze recensies ligt een vertaling ten grondslag. In dit genre overheerst duidelijk het Engels als brontaal met 64 besprekingen. Er zijn bijvoorbeeld verschillende delen van James Cook's reizen rondom de wereld gerecenseerd. Een ander voorbeeld is de Reis van Lord McCartney naar China van George Staunton, waarvan zeven delen in de Letteroefeningen zijn besproken. Het aandeel uit het Frans en Duits vertaalde reisbeschrijvingen is daarentegen relatief klein, respectievelijk negentien en twaalf. | |
ReligieDeze categorie is over het geheel gezien de op één na grootste. Bijna 30% van alle recensies heeft betrekking op religieuze werken. Hierbij is onder de vertalingen het aandeel Duitse met 71 van 126 recensies het grootst. Daartegenover staan slechts 29 besprekingen van Engelse en acht van Franse vertalingen. De gerecenseerde godsdienstige publicaties vertegenwoordigen belangrijke religieuze stromingen uit de tweede helft van de achttiende eeuw. Van Eijnatten onderscheidt vier verschillende die allemaal in de onderzochte jaargangen vertegenwoordigt zijn.Ga naar voetnoot23. Tot de eerste groep behoren de aan de confessies vasthoudende theologen die hun tradities tegen veranderingen beschermen. De tweede groep concentreert zich voornamelijk op filologisch en historisch onderzoek van de bronnen van het christendom. Een derde stroming bekritiseert het klerikale establishment. Ten slotte zijn er nog theologen die een radicaal andere opvatting van geloof en religie verkondigen. De meeste titels zijn geschreven door twee vertegenwoordigers van de eerste groep: Johann Kaspar Lavater en Johann Ludwig Ewald. Beiden staan in de traditie van het piëtisme. Een belangrijk aspect daarin was de aandacht voor de christelijke opvoeding, zichtbaar in leven en werk van Ewald. In zijn ambt als hofpredikant te Detmold zette hij zich zeer actief in voor hervorming van het onderwijs. Zijn werken hebben een duidelijk opvoedende en moralistische boodschap, hetgeen bijvoorbeeld te zien is aan een titel als De Kunst, om een goed Meisjen, ene goede Echtgenote, Moeder en Huisvrouw te worden. Zowel van Lavater als van Ewald zijn vijf titels in de onderzochte afleveringen van de Letteroefeningen gerecenseerd. In het verlengde van het piëtisme ontwikkelde zich aan het eind van de achttiende eeuw het zogenaamde supranaturalisme.Ga naar voetnoot24. De theologen van deze stroming waren opponenten van de radicaal rationalistische theologen. De supranaturalistische theologie bekritiseerde de twijfel aan de bijbelse wonderen, aan de drieëenheid Gods, aan de leer van de erfzonde en aan het bestaan van de duivel. Maar ook binnen deze stroming werd het verlichte ideaal van verbetering van de mens door opvoeding gehuldigd. Van | |
[pagina 44]
| |
een prominente vertegenwoordiger van het Duitse supranaturalisme. Franz Volkmar Reinhard, zijn vier titels in de Letteroefeningen gerecenseerd. Representatief voor de historisch-filologisch geïnteresseerde theologen in mijn bestand zijn Johann David Michaelis, Johann Jacob Hess en Johann Gottfried Herder. Recensies van vertalingen van Duitse radicale theologische geschriften zijn in de Letteroefeningen dun gezaaid. De jaargang van 1800 bevat een van de weinige voorbeelden, namelijk een bespreking van een werk van Gotthilf Samuel Steinbart over geestelijke bijstand voor misdadigers. In 1781 veroorzaakte een vertaling van Steinbarts System der reinen Philosophie oder Glückseligkeitslehre des Christentums in Nederland zo'n grote commotie dat er zelfs een ‘genootschap ter verdediging van de waarheden van de Christelijke religie’ (= het Haagsch Genootschap) werd opgericht.Ga naar voetnoot25. Op deze plaats moet ook één Engelse vertaling worden genoemd, namelijk De Eeuw der Rede van Thomas Paine. Het werk zorgde voor grote opschudding en werd energiek bestreden, waarvan in de Letteroefeningen twee voorbeelden te vinden zijn: een vertaling van Elhanan Winchesters Verdediging der Godlyke Openbaaring, in X Brieven aan Thomans Paine en van R. Watson Verdediging van den Bybel tegende bedenkingen van één van deszelfs hedendaagsche Bestryderen. De meeste religieuze werken die ik bij mijn onderzoek aantrof werden uitgegeven bij Blussé in Dordrecht en Van IJzerworst te Utrecht. | |
LetterkundeLetterkundige werken nemen over het geheel gezien qua aantal de derde plaats in. Van de vertalingen valt zelfs de helft van alle gerecenseerde werken onder deze categorie zodat deze daarin de tweede plaats bezet. Telt men de romans, verhalen en verzamelingen van letterkundige werken bij elkaar op dan blijkt dat meer dan 56% van het proza vertaald is uit het Duits tegenover 27% uit het Frans en 16% uit het Engels. Dit resultaat komt overeen met de verhouding tussen de brontalen die Korpel op het gebied van fictioneel proza heeft vastgesteld. Zij berekende dat er in de periode 1791-1800 52% van het proza werd vertaald uit het Duits tegenover 32% uit het Frans en 15% uit het Engels.Ga naar voetnoot26. Interessanter dan deze cijfermatige verhoudingen zijn de werken en hun auteurs zelf. Zoals eerder gezegd is August von Kotzebue met zijn talloze toneelstukken en romans meer gerecenseerd dan enige andere auteur. Ook in Van Eijnattens onderzoek komt hij als een van de meest gerecenseerde auteurs naar voren.Ga naar voetnoot27. Andere veel voorkomende Duitse schrijvers van letterkundige werken, tegenwoordig eveneens in vergetelheid geraakt, zijn August Wilhelm Iffland, August Lafontaine en Christian Heinrich Spiess. De thans als ‘grote klassieken’ beschouwde schrijvers zoals Goethe en Schiller komen daartegenover geen enkele keer in het bestand voor. Joris van Eijnatten heeft in zijn onderzoek vastgesteld, dat werken van Goethe vaak anoniem verschenen en dat slechts enkele van Friedrich Schillers werken werden gerecenseerd en dan nog negatief.Ga naar voetnoot28. | |
OpvoedkundeOp het gebied van de opvoedkundige werken komen de Duitse vertalingen eveneens als sterkste naar voren. Vertalingen van Engelse opvoedkundige werken heb ik in geen enkele van de doorzochte Letteroefeningen gevonden en van vertalingen uit het Frans op dit gebied slechts drie. Het verband tussen religie en opvoedkunde wordt duidelijk aan de hand van de levensloop van twee nog steeds beroemde Duitse pedagogen, die in de Letteroefeningen gerecenseerd zijn: August Hermann Niemeyer en Christian Gotthilf Salzmann, beiden van oorsprong theoloog. Niemeyer was de achterkleinzoon van August Hermann Francke, de | |
[pagina 45]
| |
piëtistische stichter van de weeshuizen in Halle. In 1799 werd Niemeyer zelf directeur van de weeshuizen en zette daar zijn opvattingen over moderne opvoeding om in de praktijk. Zijn ideeën vatte hij in 1796 samen in Grundsätze der Erziehung und des Unterrichts, een werk dat de geschiedenis is ingegaan als het eerste systematische leerboek voor pedagogiek. De Haarlemse predikant Josué Teissedre l'Ange vertaalde Niemeyers werk. In 1799 werd het eerste deel van Grondbeginselen van de Opvoeding en het Onderwys voor Ouders, Leermeesters en Opvoeders in de Letteroefeningen besproken. De predikant Salzmann werd in zijn ambt geconfronteerd met de grote armoede van de landbevolking. Kansen voor verbetering van de slechte toestanden zag hij alleen in de hervorming van de opvoeding. Hij bekritiseerde de autoritaire onderwijsmethoden van zijn tijd en pleitte voor kindvriendelijk onderwijs waarin zowel verstand als gevoel worden gestimuleerd. Hij ontwikkelde een programma voor de religieuze en algemene opvoeding van kinderen. Met de steun van hertog Ernst II van Gotha kon Salzmann in 1784 in het plaatsje Schnepfenthal een eigen school oprichten. Daarnaast bracht hij zijn gedachten over religie en opvoeding in diverse werken op papier. Zo schreef hij de opvoedkundige roman Konrad Kiefer oder Anweisung zu einer vernünftigen Erziehung der Kinder, waarvan de vertaling, naast drie van zijn andere werken, in de Letteroefeningen is gerecenseerd. | |
FilosofieDe Letteroefeningen geeft blijk van belangstelling voor het gedachtengoed van Immanuel Kant in de bespreking van de vertaling van de Beginzels der Kantiaansche Wysgeerte van Friedrich Gottlieb Born. De gerecenseerde filosofische werken hebben vaak betrekking op religieuze kwesties. Zo probeert bijvoorbeeld een Liefhebber der Waarheid antwoord te geven op de vraag: Is Jesus Christus niet de waare God? Kan 'er dan wel een beöefenend Christendom weezen? De als Hoogleeraar te Berlyn in de titel van zijn boek genoemde Villaume schrijft over De Betrekking van den Godsdienst, met de Zeden en den Staat. Van auteurs die zich meer met het menselijk karakter bezighouden vermeld ik Freiherr Adolf Friedrich Ludwig Knigge, die schrijft Over Eigenbaat en Ondankbaarheid en Johann Gottlieb Meissner die filosofeert over De Kunst om Menschen te leeren kennen en met hen omtegaan. Ook in deze categorie komen de Duitse vertalingen het meest voor. | |
GeneeskundeOok hier zijn de meeste van de vertalingen afkomstig van werk van Duitse auteurs: 34 gerecenseerde Duitse vertalingen staan tegenover slechts twee oorspronkelijk Franse werken. De meeste van de geneeskundige boeken zijn uitgegeven door Honkoop in Leiden en Van Paddenburg in Utrecht. Het vermelden waard zijn de besprekingen van werk van Christian Wilhelm Hufeland, de lijfarts van de Pruisische koninklijke familie. Hij zette zich in zijn werken vooral in voor de bestrijding van virusziekten door middel van vaccinatie. De Engelse vertalingen zijn in deze categorie met veertien recensies vertegenwoordigd. Van de chirurg Benjamin Bell zijn er naast verhandelingen over verschillende ziektes ook zes delen van een overzichtswerk van de geneeskunde besproken. De gerecenseerde geneeskundige verhandelingen betreffen niet alleen de mens, ik heb ook enkele vertalingen aangetroffen over de behandeling van dieren, een teken van de opkomst van de nieuwe specialisatie diergeneeskunde. | |
NatuurBoeken over bijvoorbeeld dieren maar ook over natuur-, schei- en aardrijkskundige onderwerpen heb ik ingedeeld in deze categorie. De vertalingen uit het Duits vormen ook hier weer de grootste groep. Hieronder bevinden zich bijvoorbeeld twee leerboeken: | |
[pagina 46]
| |
een wiskundeleerboek voor openbare scholen van Gerhard Ulrich Anton Vieth en een aardrijkskundeleerboek van Adam Christian Gaspari. In de titels van beide boeken worden de auteurs als professionele pedagogen aangekondigd. Vieth wordt relatief bescheiden ‘Leeraar in de Wiskunde te Dessau’ genoemd. Gaspari is niet alleen ‘Leeraar in de Wysbegeerte’ maar wordt verder aangeduid als ‘Hoogleeraar in de Geschiedkundige Wetenschappen te Oldenburg’, terwijl zich in deze plaats helemaal geen universiteit bevond. Blijkbaar probeerden de uitgevers met dit soort toevoegingen in de titel de status van een boek te verhogen en op deze manier meer te verkopen. De Engelse vertalingen in deze categorie vallen allemaal onder het genre ‘aardrijkskunde’. Het zijn vier delen van een werk over Engelse kolonies geschreven door de al eerder genoemde Bryan Edwards en één titel van Jedidiah Morse over de Verenigde Staten van Amerika. Van de gerecenseerde boeken uit deze categorie zijn de meeste bij Adriaan Loosjes te Haarlem uitgegeven. | |
EconomieIn totaal zijn er maar negen vertalingen van economische werken in de Letteroefeningen gerecenseerd. Vijf daarvan zijn, op zich niet verassend, afkomstig uit Engeland. Zo is er bijvoorbeeld de beroemde Engelse econoom Adam Smith gerecenseerd. Van de Duitse vertalingen heb ik slechts één titel onder het genre economie kunnen indelen, namelijk de Aardrykskundige Beschryving en Geschiedenis van Amerika. De Vereenigde Staaten van Noord-Amerika, byzonder Massachusetts, door C.D. Ebeling. Dit is een voorbeeld van een overlapping die soms tussen verschillende categorieën optreedt. Op het eerste gezicht gaat het hier om een aardrijkskundig en historisch werk. Maar uit de recensie blijkt dat de auteur zeer veel aandacht aan de economische situatie van Massachusetts besteedde en daarom heb ik deze titel ook onder ‘economie’ geplaatst. | |
Receptie van enkele gerecenseerde vertalingenTer verdieping van het kwantitatieve onderzoek heb ik een poging ondernomen meer te weten te komen over de ontvangst van een aantal Duitse boeken in Nederland. Hiertoe heb ik de recensies en voorwoorden van een aantal vertalingen in de categorie religie bekeken. Bij de keuze heb ik mij vooral laten leiden door de populariteit van een auteur in de Letteroefeningen. Maar ook de beschikbaarheid van de boeken in een bibliotheek heeft een rol gespeeld. Ik zal hier kort ingaan op een aantal werken van Lavater en Ewald, de meest voorkomende auteurs in deze categorie. De werken van Johann Ludwig Ewald waren in deze tijd zeer populair in Nederland zoals volgende opmerking van een recensent laat vermoeden: ‘Dr. Ewald is onder ons, sedert een geruimen tyd, met lof bekend.’Ga naar voetnoot29. Ook vertaler Bernard Verweij bevestigt dit beeld in zijn voorwoord tot de uitgave van het boek De godvruchtige avondmaalganger of overdenkingen tot regt gebruik van het Heilige Avondmaal: ‘De godvruchtige schrijver is te wel bij hen bekend, en zijne schriften worden met zulk eene ongemeene graagte..., gelezen, dan dat wij een enkel woord ter aanprijzing behoeven te schrijven’. Misschien is de recensent van de Letteroefeningen daarom zo voorzichtig met zijn kritiek. In de bespreking van Ewalds Behoeft de mensch vergeeving van zyne zonden en wat leert ons de Bybel daaromtrent? is het volgende te lezen: ‘Wy hebben niet kunnen bemerken, dat door den Eerwaarden Schryver nieuw licht over dit moeielyk stuk verspreid is. Men vindt hier evenwel 't beste, dat voor en tegen hetzelve, vooral in de laatste jaaren, gezegd is.’ Johann Kaspar Lavater is eveneens een gewaardeerd auteur in Nederland zoals blijkt uit de hoeveelheid besproken werken en herdrukken van talrijke van zijn werken binnen enkele jaren. Maar in de recensie van een bundel prekenGa naar voetnoot30. van zijn hand wordt toch een | |
[pagina 47]
| |
kritische toon aangeslagen. De recensent is teleurgesteld in de kwaliteit van het gebodene. Hij vindt de preken te kort en oppervlakkig.Ga naar voetnoot31. Bij een ander werk, de Aansporing tot bekeering en geloof in Christus heeft Letteroefeningen, heeft de recensent juist moeite met Lavaters sentimentele stijl: ‘Indien wy eene bedenking tegen 's Mans behandeling mogen in 't midden brengen, derzelve zou zyn, dat hy, indien niet doorgaans, immers dikmaals eene te hoge vlugt neemt...’Ga naar voetnoot32. Vertaler Ahasverus van den Berg brengt in het voorwoord daartegen in dat Lavater de lezers wel weet te raken anders zou het boekje niet al de derde druk beleven. Door de kleine aanwijzingen die de recensenten en schrijvers van voorwoorden geven ontstaat al een indruk erover hoe de onderzochte werken bij het Nederlandse publiek in de smaak vielen. Onderzoek naar besprekingen van deze auteurs in andere recensietijdschriften zou dit beeld kunnen aanvullen. | |
ConclusiesDoor het systematische onderzoek van een aantal jaargangen van de Letteroefeningen is een genuanceerd beeld ontstaan over het aanbod van vertalingen in Nederland in de jaren 1796-1803. Uit de verzamelde gegevens bleek dat meer dan één derde van de gerecenseerde geschriften een vertaling was en dat de meerderheid daarvan afkomstig was uit het Duitse taalgebied. Het is aannemelijk dat het daadwerkelijke aantal vertalingen nog groter was omdat in de recensies niet altijd even consequent is aangegeven of het om een vertaling gaat of niet. De resultaten laten zien hoe groot de toevoer van Duitse geschriften in Nederland in deze periode is geweest. Ze bieden ook inzicht in de verhoudingen tussen auteurs, uitgevers en vertalers. Het recensietijdschrift is dus in meerdere opzichten een waardevolle bron over het Nederlandse boekenbedrijf rond 1800 gebleken. De verzamelde gegevens bieden veel mogelijkheden voor diepgaander onderzoek naar de rol van de verschillende partijen toentertijd. Het onderzoek beperkt zich natuurlijk tot slechts één tijdschrift, het beeld zou dan ook gecomplementeerd kunnen worden door gegevens uit andere recensietijdschriften. |
|