Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 26
(2003)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| |
Van voorbeeld tot vergetelheid
| |
De eerste AmerikanistDe eerste Nederlandse pleitbezorger voor een onafhankelijk Amerika was de Zwolse baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol, een van de ideologische voormannen van de patriottenbeweging. In december 1775 hield hij voor de Staten van Overijssel een later berucht geworden speech waarin hij zich uitsprak tegen het aan Engeland uitlenen van de zogenaamde Schotse brigade, die in de Republiek op de been werd gehouden en die krachtens een verdrag uit 1678 in tijd van oorlog aan de Engelsen ter beschikking moest worden gesteld. Van der Capellen pleitte voor een neutrale buitenlandse politiek inzake de kwestie-Amerika, zowel in het belang van de vrije handel als om ideologische redenen. De Amerikaanse Vrijheidsstrijd vergelijkt hij met die van de Republiek tijdens de Spaanse onderdrukking. De publicatie van deze toespraak zorgde voor voldoende commotie om de Staten van Overijssel te doen besluiten om Capellen als regent te verwijderen. Zijn toespraak werd uit de notulen verwijderd, omdat deze in onbehoorlijke taal zou zijn gesteld. Voordat hij zijn toespraak hield voor de Staten van Overijssel, was van zijn hand een aantal vertalingen van Fletcher, Priestley en Hutcheson verschenen, Angelsaksische denkers die de ideologie van de vrije Amerikanen mede inspireerden.Ga naar eind2. Als christelijk-verlicht denker beschouwde Van der Capellen de vrijheid van de Amerikaanse burgers als door God gegeven. De God van de predestinatie maakt bij hem plaats voor voor de God van de vrijheid. In 1778 solliciteerde Van der Capellen naar de post van gezant in Nederland voor de Amerikaanse koloniën. Die post heeft hij uiteindelijk niet gekregen, hoewel hij zich inmiddels in politieke kringen had geprofileerd als pleitbezorger van de Amerikanen. Ook in Amerika genoot hij veel aanzien. Hij correspondeerde met belangrijke personen als Franklin en Washington. In 1908 nog werd vanuit Amerika een Capellen-‘pelgrimage’ naar Zwolle georganiseerd. Bij aankomst in Nederland wachtte de Amerikaanse delegatie een teleurstelling toen bleek dat de stad helemaal niets had ondernomen om de herinnering aan de grote | |
[pagina 159]
| |
voorman van de patriottenbeweging hoog te houden.Ga naar eind3. Van der Capellens pamflet Aan het volk van Nederland, dat in het najaar van 1781 in de hele Republiek werd verspreid, had in Nederland net zo'n polariserende werking als Thomas Paines Common sense (1776) dat in het Engelse taalgebied had gehad. Aan het volk is opvallend sterk beïnvloed door het Amerikaanse vrijheidsideaal. Van der Capellen is ervan overtuigd dat alle mensen vrij geboren zijn en dat van nature niemand macht heeft over een ander: uitgangspunten die het fundament vormen van de constituties van de verschillende Amerikaanse staten. Het pamflet wijst op het belang van een burgerbewapening voor de Nederlandse maatschappij: een thema dat in de patriottenbeweging blijvend een centrale plaats zou innemen. Gewapenderhand - maar zo mogelijk geweldloos - kan het volk zijn stadhouder afzetten: Wapent Ulieden allen, verkiest zelven dezulken, die U commandeeren moeten, en gaat, even als het Volk van Amerika, daar geen druppel bloeds gestort is, voor dat de Engelschen hen eerst zyn aangevallen, in alles met bedaardheid en bescheidenheid te werk.Ga naar eind4. Overeenkomstig de Amerikaanse opvattingen wordt burgerbewapening gezien als een noodzakelijk alternatief voor een staand leger in handen van de vorst of de stadhouder, die hij ‘erfonderdrukkers der Bataafsche vryheid’ noemt.Ga naar eind5. Van der Capellen zoekt een historische rechtvaardiging voor burgerbewapening in de later als een mythe ontmaskerde opvatting dat reeds de Bataven in algemene, democratische vergaderingen gewapend samenkwamen en, in geval van oorlogsdreiging, uit hun midden de dappersten kozen om de leiding te nemen. Het ideaal van de burgerbewapening zou gedurende de jaren hierop vorm krijgen binnen de talloze patriotse wapengenootschappen. Een ander stokpaardje van Van der Capellen is de vrije drukpers. Ironisch genoeg zou juist Aan het volk van Nederland, meer dan welke andere publicatie ook in dit tijdvak, de censuurmachine op volle toeren laten draaien. Vele duizenden exemplaren moeten er zijn verspreid; ze werden in september 1781 in verschillende steden rondgestrooid. Later verschenen er verschillende her- en nadrukken en een Engelse vertaling.Ga naar eind6. De Staten van Utrecht, Holland en West-Friesland, Overijssel en Gelderland en de Staten-Generaal vaardigden elk een plakkaat uit waarin Aan het volk werd verboden en een premie werd uitgeloofd van niet minder dan duizend gouden rijders (veertienduizend gulden) voor wie de auteur of drukker aan zou geven. Bij mijn weten is een dergelijk hoge premie in dit tijdvak (tot 1787) slechts nog één maal vanwege een publicatie uitgeloofd.Ga naar eind7. Aan het volk schudde de overheden wakker voor het gevaar van opruiende literatuur. Het pamflet luidde een tijdperk in waarin het aantal overheidsbemoeienissen met de drukpers een hoge vlucht zou nemen. | |
Le Politique HollandaisBegin 1778 sloten de Verenigde Staten hun eerste verdrag: met Frankrijk. Intussen had het Franse ministerie van buitenlandse zaken een publicitair steunpunt in de Republiek opgezet, met als doel de publieke opinie in het voordeel van het Frans-Amerikaanse kamp om te buigen. Het Engelse ministerie deed overigens iets gelijkaardigs; een deel van onze binnenlandse pers werd dus vanuit Parijs en Londen gestuurd. Zo werd ook het tijdschrift Le Politique Hollandais (1781-1783) van Antoine-Marie Cerisier beïnvloed door het Franse ministerie. Cerisier begon zijn tijdschrift vrijwel direct na het begin van de Vierde Engelse Oorlog, in februari 1781. De Politique Hollandais bevat naast integrale teksten van verdragen en constituties uit de Verenigde Staten, verslagen, beschouwende essays en opiniërende stukken | |
[pagina 160]
| |
over Amerika, ook artikelen over de Nederlandse patriotse zaak. Cerisiers periodiek richt zich als eerste tijdschrift specifiek op een patriots publiek. Hij stelt de Amerikaanse Vrijheidsstrijd ten voorbeeld aan de burgers en is daarmee, net als Van der Capellen, een typische representant van het Amerikaans-geïnspireerde politieke denken dat de beginperiode van de patriottentijd kenmerkt. Toen de Staten-Generaal in 1782 uiteindelijk de Verenigde Staten officieel erkenden, meldde John Adams, de Amerikaanse gezant in Nederland (en latere president van de Verenigde Staten) aan het Congres dat dit meer te danken was aan Cerisier dan aan welke andere Europeaan dan ook. Adams verklaarde, met enige enthousiaste overdrijving: ‘His pen has erected a monument to the American cause more glorious and more durable than glass or marble. His writings have been read like oracles.’Ga naar eind8. | |
Amerika als eye-catcherRond 1776 raakte Amerika in bepaalde Europese kringen in de mode. Dit beperkte zich niet tot de Amerikaanse vrijheidsideologie. Zo ontstond er een nieuwe menuetpas, die de ‘Boston’ heette. In Parijs werden hoedjes ‘à la Washington’ gedragen.Ga naar eind9. Aan Europese kaarttafels werd een nieuw spel geïntroduceerd, genaamd Boston, dat mogelijk is ontstaan tijdens het beleg van Boston in 1775.Ga naar eind10. In de Republiek leek de vraag naar actuele literatuur soms groter dan het aanbod. Nederlandse publicaties uit deze periode bevatten vaak Amerikaanse elementen die er overduidelijk met de haren zijn bijgesleept, om de aandacht van het leespubliek te trekken. Het toneelstuk Sidny, of de gelukkige wedervinding (1781) is literair oninteressant, maar illustreert hoe de actualiteit kon worden aangewend om de aandacht van een lezerspubliek te trekken. Die actualiteit betreft in casu de bekendheid van het brede publiek met de gebeurtenissen rond het eiland Sint-Eustatius, bolwerk van voornamelijk Nederlandse smokkelaars op de handelsroute naar Amerika. De ondertitel belooft namelijk in grote letters Een waarachtige geschiedenis, voorgevallen op het eiland St. Eustatius, by het inneemen van het zelve, door de Engelschen in de maand February, des jaars 1781. De toevoeging dat het stuk ‘uit het Engelsch vertaald’ zou zijn, is om te beginnen twijfelachtig. Het betreft een in kreupel proza gesteld stukje over twee geliefden die, om te kunnen trouwen, de band met hun ouders moeten verbreken en wegtrekken. Sint-Eustatius heeft geen enkele functie in de verhaallijn. Pas op een van de laatste pagina's doemt ineens dit eiland op, dat de auteur heeft gekozen als locatie voor de sentimentele hereniging met de vader van de bruid.Ga naar eind11. Voor de komedie De project smeedende kooplieden of de belegde comparietie, tot opbouw van de in verval zynde koophandel in America gestoord (1777) geldt iets soortgelijks. Het is een allegorie op de internationale verhoudingen met betrekking tot de Amerikaanse kolonie, maar de term ‘Amerika’ valt nergens in het stuk, behalve op de titelpagina. Zo loopt de lezer in ieder geval de juiste interpretatie van de allegorie niet mis, maar, belangrijker nog, is de boekhandelaar verzekerd van de belangstelling van op actualiteit gebrande lezers. | |
[pagina 161]
| |
Een laat voorbeeld dateert uit 1784, toen Amerika zijn actualiteitswaarde al wat verloren had. In dat jaar verscheen een liedbundeltje met de titel De vrolyke Amerikaan, zingende op een luchtige trant, by het verkrygen van van Vryheid, verscheide minneliederen, vryagies en herders zangen. Dat ‘verkrijgen van zijn vrijheid’ heeft betrekking op het Verdrag van Parijs, waarmee de Engelsen en de Amerikanen de strijdbijl hadden begraven, op 14 januari 1784. De bundel is er een uit een serie van liedboekjes met een algemene inhoud. Ze zien er ‘volks’ uit: het zijn mini-octavo'tjes, deels in gotische letter gezet en op goedkoop papier gedrukt. Ze bevatten algemene gezelligheidsliedjes, die slechts hier en daar een patriotse voorkeur verraden. In het deeltje van 1784 figureert de vrolijke Amerikaan alleen in de titel. Hij presenteert het geheel op de titelpagina aan het publiek, maar met de Verenigde Staten heeft het liedboekje verder niets te maken.Ga naar eind12. | |
John Paul Jones en de landing op TexelDe Amerikanen roemden zijn heldendaden ter zee: voor de Engelsen die hij in de steek had gelaten, was hij niet meer dan een landverrader en een ordinaire piraat. Eind 1779 was kaperkapitein John Paul Jones enige tijd het belangrijkste onderwerp van gesprek in de Republiek. Door met zijn konvooi, met onder andere twee buitgemaakte Engelse schepen, nota bene onder Amerikaanse vlag, op Texel binnen te varen, probeerde hij in Nederland een diplomatieke doorbraak te forceren. De Republiek, die zich op dat moment nog neutraal opstelde in de Amerikaans-Engelse kwestie, werd aldus gedwongen om kleur te bekennen. Nu de kaper Jones op Texel lag met de Amerikaanse vlag in zijn mast, waren twee reacties mogelijk. Een eerste mogelijkheid was Jones als Amerikaanse kaper te behandelen: hij voer immers onder Amerikaanse vlag en droeg een Amerikaanse commissiebrief bij zich. Op die manier zou de Republiek impliciet Amerika's soevereiniteit erkennen, wat zeker tot woedende reacties van de Engelsen zou leiden. Een tweede optie was Jones als illegale zeerover te behandelen en te vervolgen, en zijn buit terug te geven aan de Engelsen, wat zeker tot een rel zou leiden met Frankrijk. Als vanzelfsprekend probeerde de Republiek, in het nauw gedreven door de druk van de Franse ambassadeur Vauguyon enerzijds en de Engelse ambassadeur Yorke anderzijds, de geit en de kool te sparen. Gevolg was dat geen van beide partijen tevreden werd gesteld. Dit staaltje halfslachtige politiek zou het geduld van de Engelsen doen opraken en zou uiteindelijk mede aanleiding zijn tot de Vierde Engelse Oorlog, eind 1780. Intussen maakte Jones een zegeronde door de Republiek. In oktober was hij korte tijd in Den Haag en bezocht aldaar de Amerikaanse geheime gezant Dumas in diens huis, waar hij ook de Amsterdamse koopman De Neufville ontmoette, die zijn fortuin te danken had aan onder meer de illegale levering van wapens aan de Amerikanen. Enkele dagen later werd Jones gefêteerd in de Amsterdamse schouwburg. Amerika was populair bij de Neder- | |
[pagina 162]
| |
landse bevolking, moet Jones hebben gedacht, al zal de brede sympathie voor deze vrijbuiter misschien voornamelijk zijn voortgekomen uit een anti-Engels sentiment bij een bepaald deel van de bevolking. De figuur van Jones, die de brutale Engelsen op hun nummer had gezet en met een rijke buit naar Texel kwam, sprak tot de verbeelding van velen. Een volksliedje dat over de kaper ontstond, is tot diep in de negentiende eeuw bekend gebleven. Tenminste vier liedboekjes uit het begin van 1781 bevatten het volgende liedje: Hier komt Paul Jonas aan.
Het is soon aardig ventje.
Syn schip is naar de grond gegaan.
Ging op een Engels entje[?].
Hadde wy hem hier.
Hadde wy hem daar.
Hy wist het te probeeren.
Fortuyn kon anders keeren. [etc.]Ga naar eind13.
De tekst verwijst vervolgens naar zijn vroegere heldendaden, de buitgemaakte Engelse krijgsgevangenen en de landing op Texel. De teneur van het refrein (de vier laatste regels in bovenstaand citaat) is: hadden wíj maar een Paul Jones, dan zou onze macht ter zee aanmerkelijk groter zijn. (Later dat jaar zou admiraal Zoutman, die de slag tegen de Engelsen bij Doggersbank won, een soort nationale Paul Jones worden.) Over Jones deden na de landing op Texel ook in Nederland al gauw allerlei indianenverhalen de ronde. Zo beschrijft de Leidsche vrydagsche courant van 8 oktober 1779 hoe deze ‘beruchte Kaper-Commandant’ eigenhandig de Engelsen trotseerde met een zwaard in zijn hand en twaalf geladen pistolen om zijn middel, en dat hij er niet voor schroomde om insubordinatie van zijn eigen manschappen met de dood te bestraffen.Ga naar eind14. De Amsterdamse patriotse uitgever Dirk Schuurman (uitgever van onder anderen Nicolaas Hoefnagel) speelde handig op de Jones-hype in door een biografie uit het Engels te laten vertalen en aan te vullen met de meest recente ontwikkelingen. Het resultaat. Echt verslag der voornaamste levensbijzonderheden van John Paul Jones (1780), zal zeker een bijdrage hebben geleverd aan de verwarrende beeldvorming rond de persoon van de zeeheld: in het uit het Engels vertaalde deel is Jones een schurk: in het aanhangsel is hij een held. De tijdsdruk van de commercie was kennelijk groot. Om zeker te zijn dat het boek het juiste publiek bereikt, wordt Jones op de titelpagina gepresenteerd als ‘zee-kapitein, in dienst der Vereenigde Staaten van Noord-America’ en niet als piraat of iets gelijkaardigs. Op de titelprent zien we een trotse strijder, zijn sabel fier in de lucht, een zeekaart in zijn andere arm en twee pistolen in zijn riem. Op zijn epauletten prijken de sterren van de dertien onafhankelijke staten. Op de achtergrond speelt zich een zeeslag af.Ga naar eind15. Jones overleed in 1792 en werd begraven op de Parijse begraafplaats Père Lachaise; zijn echo zou nog zo'n vijftig jaar nagalmen. Het liedje van Paul Jonas werd tot diep in de negentiende eeuw gezongen. Verschillende boeken zouden nog over hem verschijnen, waaronder een in 1840 in Den Haag verschenen vertaling van een roman van bestsellerschrijver Alexandre Dumas, getiteld De kaperkapitein. Geheel naar de smaak van de negentiende-eeuwse lezer is het karakter van de kaper gemodelleerd tot dat van een wat sentimentele, edelmoedige en vooral godsvruchtige zeeheld, die zeer bedreven is in het uit gevaarlijke situaties redden van dames, maar wiens gevoelsleven vooral naar de hemel is gekeerd.Ga naar eind16. | |
[pagina 163]
| |
Commercieel AmerikanismeDe op vrijheidsidealen gebaseerde sympathie die sommigen voor Amerika koesterden, kende ook een meer wereldse variant, die louter met handelsvoordelen te maken had. Dat de Republiek zich tegenover Engeland had verplicht om geen handel te drijven met Amerika, weerhield vele, veelal Amsterdamse kooplui er niet van om zaken te doen met de Amerikanen. In 1778 werd een geheim concept-handelsverdrag opgesteld tussen Amsterdam en Amerika, waarvan de inhoud later jammerlijk in handen van de Engelsen kwam. Oorlog was het gevolg. In 1781 zag, naast het genoemde Aan het volk van Nederland, nog een pamflet het licht dat het Nederlandse publicitaire landschap blijvend zou veranderen. Rijklof Michaël van Goens' satire Zeven dorpen in brand of de historie van de Oliekoeken is een sleutelverhaal over de toestand van de Republiek, waarin de Amerikaanse kwestie zijdelings ook aan de orde komt.Ga naar eind17. Van Goens rekent af met de in zijn ogen twee belangrijkste oorzaken van de malaise waarin het land zich bevindt: de hegemonie van Amsterdam, dat de rest van de Republiek zijn wil oplegde, en de publieke opinie, die zich steeds meer tegen de stadhouder keerde. De Engelse oorlog is in zijn ogen niet de schuld van de stadhouder, zoals zijn tegenstanders menen, maar van de stad Amsterdam. Die stad speelde met vuur door in het geheim een handelsverdrag te sluiten met de Amerikanen, en heeft zo niet alleen zijn eigen vingers gebrand, maar de hele Republiek derdegraads brandwonden bezorgd. De Amsterdamse koopmanselite komt er niet best van af. Deze ‘oliekoekenbakkers’ worden afgeschetst als een bende ‘schreeuwers’, ‘ploerten’ en ‘pluggen’. Het zijn omhooggevallen nouveaux riches die zich in weinig onderscheiden van de brede onderklasse uit de volksbuurten, die ze aan hun zijde hebben en wier taal en manieren ze zelfs overnemen. Het vaderland laat hen koud; ze hebben alleen respect voor de mammon. | |
WashingtonIn de loop van de jaren na 1780 daalde bij ons de belangstelling voor Amerika. Belangrijke ontwikkelingen aan de overkant van de oceaan veranderden daar niets aan. 1787 was het jaar waarin, na een lange constitutionele bevalling, de Amerikaanse grondwet tot stand kwam. De belangstelling was bij ons op dat moment echter zeer gering voor wat op dat moment beschouwd moest worden als de meest verlichte grondwet ter wereld. In Nederland was dat jaar immers iets heel anders aan de hand: het échec van de patriottenrevolutie nadat Pruisische soldaten de Republiek waren binnengevallen. Binnenlandse gebeurtenissen hielden de patriotten zozeer bezig dat er voor buitenlandse ontwikkelingen vrijwel geen aandacht meer bestond, en al helemaal niet voor het verre Amerika. Pas enkele jaren later, in de Bataafse tijd, zou de Amerikaanse constitutie enige invloed krijgen op de totstandkoming van het Nederlandse staatsbestel. Het Amerikaanse voorbeeld kreeg toen vooral weerklank bij de gematigde federalisten. Wat de Amerikaanse constitutie aantrekkelijk maakte, was dat ze minder radicaal was dan de Franse. Het Amerikaanse voorbeeld werd dus vooral gehanteerd bij gebrek aan een beter voorbeeld dichter bij huis.Ga naar eind18. Voor het overige was Amerika al lang uit de mode geraakt, ook op literair gebied.Ga naar eind19. Vindplaatsen uit deze periode zijn schaars. Het intellectueel-satirische tijdschrift Janus, toegeschreven aan De Wacker van Zon, met medewerking van Johannes Kinker, maakte dit jaar zijn eerste en voorlopig laatste jaargang mee. Janus lijkt goed geïnformeerd te zijn over de situatie in de wereld en bericht aanvankelijk regelmatig uit Frankrijk, Rusland en Engeland. Over Noord-Amerika heeft hij echter weinig te melden. Bovendien ligt de nadruk, naarmate het jaar 1787 vordert, steeds meer op binnenlandse aangelegenheden. Amerika lijkt steeds verder van de Republiek te zijn verwijderd.Ga naar eind20. | |
[pagina 164]
| |
Een grote uitzondering op het gebrek aan belangstelling voor gebeurtenissen in Amerika is de literaire aandacht voor de grootste held van de nieuwe wereld. George Washington. Al tijdens zijn leven was Washington een nationaal symbool van de Amerikaanse moed in de strijd tegen de onderdrukking van Engeland en werd hij in binnen- en buitenland de verpersoonlijking van de Amerikaanse Revolutie. Washington was in 1775 bevelhebber van het continentale leger in de strijd tegen de Engelsen, medevormgever van de Constitutie van 1787 en eerste president van de Verenigde Staten van 1789 tot 1797. Hem werden klassieke deugden als dapperheid en zelfopoffering toegedicht. Hij was wars persoonlijke ambitie en een absoluut integer staatsman. Hij was niet alleen een nationale held, hij was (net als Paul Jones) een Amerikaans exportproduct. In 1792 verscheen de vertaling van een toneelstuk van L.-E. de Sauvigny, getiteld Washington, of de vrijheid van Noord-Amerika, dat in de Nationale Schouwburg van Parijs was opgevoerd op 13 juli 1791, aan de vooravond van de tweede verjaardag van de Franse Revolutie. De inleiding bevat een aantal Amerikaanse ‘lessen’ die de Fransen, achteraf gezien, niet voldoende in hun oren hebben geknoopt: De groote omwenteling van Amerika is het gevolg geweest van eene nog grootere, welke in het rijk van het gezond verstand had plaatsgevonden. [...] Op andere plaatsen heeft de verhitting, of het Enthousiasmus alles verricht; bij ons doet het de reden. Wij [Amerikanen] ijlen in koelen bloede het gevaar tegemoete. Frankrijk zou zijn status als natie van de rede weldra verliezen, wanneer het op grote schaal van de guillotine gebruik zou maken. Amerika daarentegen zou het uitgangspunt van de rede nooit uit het oog verliezen. Het bovengenoemde toneelstuk voert Washington op als een vredelievend generaal, die slechts met tegenzin tegen de Engelsen vocht, omdat hij daartoe gedwongen werd. Het was Washington die in 1783, na een oorlog van zeven jaar, de vrijheid van de nieuwe wereld veiligstelde.Ga naar eind21. Grondig onderzoek naar de receptie van Washington in Nederland zou waarschijnlijk veel meer materiaal opleveren. Bijvoorbeeld binnen patriotse wapengenootschappen, die hun ideaal van burgerbewapening via Van der Capellen van Amerika hadden afgekeken (vergelijk de oproep uit Aan het volk van Nederland: ‘Wapent Ulieden allen, verkiest zelven dezulken, die U commandeeren moeten.’) In deze kringen was Washington een voorbeeldfiguur: de belichaming van de militaire leider bij uitstek, die op basis van persoonlijke verdiensten door andere militaire leiders uit hun midden als leider was verkozen. Zo gebruikt het tijdschrift Janus met enige regelmaat de naam Washington als soortnaam, om een ideale leider aan te duiden.Ga naar eind22. Washingtons dood, eind 1799, hield de Europese persen wekenlang bezig. Kranten kwamen met paginavullende lijkredes en extra edities.Ga naar eind23. In Nederland verschenen verschillende, ook vertaalde, lofdichten en lijkredes. De uit Leiden afkomstige doopsgezinde dominee F.A. van der Kemp (die al geruime tijd in Amerika woonde) schreef een Eulogy of George Washington, die hij in zijn standplaats Oldenbarneveld (in de staat New York) moet hebben voorgedragen, en die in Nederland vertaald is uitgegeven als Lofrede op George Washington (1800). Het stuk leest als een redevoering, en is geheel gesteld in de voor Van der Kemp zo kenmerkende vurige kanselstijl. Niet alleen bespreekt hij de deugden van de grote Amerikaan; ook de geschiedenis van het land en de rol die Nederland daarin heeft gespeeld, komen zijdelings aan bod. Amerika noemt hij Een verschynsel geheellyk nieuw op aarde! daar [=terwijl] onze Nederlandse Broeders, na een tachtig jaarigen oorlog [...] gedurende meer dan twee eeuwen worstelen moesten: en te vergeefsch, helaas! geworsteld hebben. | |
[pagina 165]
| |
Wat betreft de voorbeeldfunctie die de generaal voor de burgers zou moeten vervullen, besluit hij met de wenk: ‘Kunt gy geene Washingtons zyn, weest Washingtoniaanen! volgt zyne byzondere, zyne gezellige [=maatschappelijke] deugden na!’Ga naar eind24. De naam Washington was bij ons in brede kringen bekend en riep bij velen allerlei associaties op. Tegelijkertijd was de aanwezige kennis over de legendarische generaal en staatsman over het algemeen slechts zeer globaal. Zo bespreekt Marleen de Vries een prijsvraag die in 1784 werd uitgeschreven in het Rotterdamse dichtgenootschap Studium scientiarum genitrix. Aanvankelijk voelde niemand zich door de prijsvraag geïnspireerd: de eerste oproep leverde geen enkele bijdrage op. Bij de tweede oproep was de respons van een teleurstellend gehalte. Daarop werd de vraag nader gespecificeerd door het heersende stereotiepe beeld van de generaal nog even samen te vatten: Washington moest niet alleen bezongen worden als een militaire held, maar vooral als iemand die uit vaderlandsliefde zijn eigen belangen verzaakte. Pas deze derde voorzet leverde prijzenswaardige resultaten op.Ga naar eind25. | |
BesluitDe oppervlakkigheid in veel publicaties over Washington is tekenend voor de geringe kennis van Amerika die bij ons aanwezig was. De onafhankelijkheidsstrijd had Amerika internationaal op de kaart gezet. Gedurende een korte tijd, in de periode van 1776 tot begin jaren tachtig kende Nederland een kleine Amerika-hype: het grote, verre land dat zich van het machtige Engeland ontdeed, was zelfs een van de voorbeelden voor de patriotten. Maar in de loop van de jaren na 1780 ebde de belangstelling weg. Door het taalprobleem en de grote afstand tussen beide continenten bleef Amerika voor ons vooral een heel ver land. |
|