Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 26
(2003)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |
De vele gedaantes van een boer uit Pennsylvania
| |
[pagina 143]
| |
1784 vormt hierop een uitzondering. Deze titel
St. John de Crèvecoeur
ontbreekt zowel in de adviesliteratuur als in de door Otto (en zijn ouders) gelezen boeken en kindertijdschriften. Dit gecompliceerde boek, nog steeds een uitdaging voor Amerikaanse literatuurwetenschappers om in deze tekst laag na laag op te delven, was dan ook bepaald niet bedoeld als kinderliteratuur.Ga naar eind10. Het was wel een belangrijk boek. George Washington recommandeerde het in 1788 samen met Franklins autobiografie en Thomas Jeffersons Notes on Virginia aan eenieder die overwoog naar zijn land te emigreren, als noodzakelijke culturele bagage.Ga naar eind11. In Nederland was het goed voor een aantal besprekingen in het tijdschrift Algemeene vaderlandsche letteroefeningen, nog voordat het boek in 1784 in een Nederlandse vertaling was verschenen. De Parijse Franstalige uitgave uit datzelfde jaar werd in 1785 door een Maastrichtse uitgever nagedrukt en eveneens op de Nederlandse markt gebracht. Over de betekenis van dit boek voor Nederlandse lezers tasten we echter in het duister. Er is nooit enigerlei studie naar het onderwerp verricht. Zelfs in J.W. Schulte Nordholts standaardwerk over de invloed van de Amerikaanse Revolutie in Nederland worden aan het boek slechts terloops enkele zinnen gewijd.Ga naar eind12. Dit gebrek aan aandacht staat in schril contrast met de lawine aan studies die in Amerika aan de Brieven zijn gewijd. Sinds D.H. Lawrence de Brieven opnam in zijn Studies in classic American literature (1924) en de auteur hiervan uitriep tot het emotionele prototype van de Amerikaan, wordt het werk in geen enkele Amerikaanse geschiedschrijving over deze periode of literaire bloemlezing onvermeld gelaten.Ga naar eind13. Was de Amerikaensche landman uiteindelijk toch vooral een Amerikaanse aangelegenheid, ver weg, uitdrukking van een wezensvreemde identiteit? Dat was het niet binnen Otto's beleving: het ‘leven en bedrijf’ van deze boer schijnt zeer ‘met mijn smaek [...] overeen te komen.’ Ook dankzij de inhoud van Otto's commentaar vormt het boek een Fremdkörper in zijn dagboek. Terwijl zijn aantekeningen meestal getuigen van een gering enthousiasme voor zijn lectuur - Otto heeft zich zo goed als hij kon geprobeerd te vermaken met lezen maar ‘hierdoor [...] niet veel plaizier gehad’ - verraden zijn notities over de Amerikaensche landman een zekere bevlogenheid.Ga naar eind14. Voldoende aanleiding om deze vreemde eend in de bijt aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Op welke manier werd dit boek gelezen en wat kan Otto ertoe hebben gebracht zichzelf te herkennen in de wederwaardigheden van een Amerikaanse boer? | |
Een landelijke idylleDe omstandigheden waaronder dit boek werd gelezen, zal de achttiende-eeuwse pedagogen niet onwelgevallig zijn geweest. Otto las het niet alleen maar samen met de hele familie, uitgebreid met twee logees: Tietje Philip en haar moeder. Aan hun aanwezigheid is het te danken dat het avondlijk gezamenlijk lezen in Rollins Histoire Romaine tijdelijk wordt opgeschort ten gunste van de Amerikaensche landman. Het was niet de eerste keer dat Rollin vanwege gasten het veld moest ruimen, tot grote vreugde van Otto. Toen oom Van Eck een paar | |
[pagina 144]
| |
weken eerder was komen logeren en Histoire Romaine moest wijken voor een ander boek betreurde Otto deze wisseling met overduidelijke tongue in cheek-humor: Daereven (h[alf] 8) is oom V. Eck hier weder gearriveerd om voor een nagt 3 [à] 4 te blijven. Nu zal. vrees ik, de avondlectuur in de Rom[einse] Hist-[orie] voor dien tijd gesuspendeert worden. Hetgeen ik er tegenwoordig in leeze, behelst niet veel interessants. Het zijn geduurige oorlogen met de nabuurige Samniten, welke volken, hoewel sij altoos met groot verlies teruggeslagen wierden, telkens weeder de eerste de wapens opvatteden en niet konde besluiten de wapens neer te leggen, voordat zij van de dienstdaerheid der Romeinen bevrijd waren.Ga naar eind15. Ook uit andere opmerkingen van Otto blijkt dat hij moeite had met het gebrek aan actualiteit van al die Romeinse wederwaardigheden, lang geleden, ver weg en nergens iets mee te maken. Alleen al in dit opzicht kwamen de opvattingen die in de Amerikaensche landman worden geventileerd overeen met die van hemzelf. Het bezoeken van Romeinse overblijfselen in Italië, wordt in dit boek afgeschilderd als een nutteloze bezigheid: ik weet het met altewel, maer gisse dat hun doel is, de voetstappen op te speuren van een weleer bloeiend doch nu verstorven volk. Zij vermaken zich in het beschouwen der puinhopen van tempelen en andere gebouwen, welke zeer weinig gemeenschap hebben met die der tegenwoordige Eeuwe, en daerom eene kundigheit mededeelen, welke nutloos en beuzelachtig voorkomt. Het zou veel beter zijn als men naar Amerika zou afreizen omdat men daar, onbelast door het verleden, aan een nieuwe toekomst bouwt: want hier was, dunkt mij, veel meer wezenlijke voldoening te vinden, in onder ons waartenemen de nederige beginselen en ruuwe ontwerpen der maatschappijen, hier daer in 't ronde verspreid, de nieuwe Grondvesten onzer steden, en den aanleg van zoo veele pas ontgonnene landen. Ik houde mij verzekerd, dat de spoedige aenwasch van dit alles aengenaemer zou wezen voor den waernemer dan de verwoeste overblijfsels van oude steden, nutlooze waterleidingen, of verkwistende kunstgebouwen. In Amerika daarentegen is alles nieuw, daedlijk tegenwoordig, vreedzaem en heilzaam. Wij hebben hier geenen oorlog gehad, die onze velden verwoestte, onze Godsdienst verdrukt geen belijders: wij zijn vreemdelingen van die instellingen der leenbezittingen welke zoo veele menschen tot slaeven maekten. De natuur opent hier haeren breeden schoot. om geduurig nieuwe aenkomelingen te ontvangen, en hen te voorzien van voedsel.Ga naar eind16. Deze wisseling van perspectief van het oudste naar het nieuwste met de natuur als de alfa en omega van het leven zal voor Otto een verademing zijn geweest. Dat hij zichzelf in de Amerikaensche landman herkent, is verbazingwekkender. Het leven van Otto vertoont op het eerste gezicht weinig gelijkenis met dat van een ongeletterde Amerikaanse boer die voor zijn bestaan moet ploeteren in de wildernis van Pennsylvania. De auteur (Jakob) is, zoals hij in zijn eerste brief benadrukt slechts ‘een simpele landbouwer’ zonder opleiding en zonder eruditie: ‘Mijn vader liet mij eenige weinige muffe boeken na, welke zijn vader uit Engeland had meegebracht; maer welke hulp kan ik trekken uit een boekverzameling, grootdeels bestaende uit eene Schotsche Godgeleerdheid, de zeereise van Sir Francis Drake, de geschiedenis van koningin Elizabeth, en nog eenige weinige stukken van verschillende aert?’Ga naar eind17. Jakob heeft zich dan ook het hoofd gepijnigd waarom juist hij een verzoek ontving van een Engelsman hem brieven te schrijven over het leven in de nieuwe wereld. Die twijfel wordt nog eens versterkt door de reacties van zijn echtgenote die zich in typisch Amerikaans slang vrolijk maakt over dit verzoek: My wife (and I never do anything without consulting her) laughs and tells me that you cannot be in earnest. ‘What!’ says she: ‘James, would'st thee pretend to send epistles to a great European man who hath lived abundance of time in that big house called Cambridge, where they say. that worldly learning is so abundant | |
[pagina 145]
| |
that people get it only by breathing the air of the place? Would'st not thee be ashamed to write unto a man who never in his life done a single day's work, no, not even felled a tree [...]’.Ga naar eind18. Ploegende landman, ca. 1830. Uit: David Crocket Almanac, 1835-1836.
Een bevriende dominee weet de boer er echter van te overtuigen dat de Engelsman geen literaire hoogstandjes of erudiete commentaren verwacht, maar een basaal verslag over het leven van alledag door de ogen van een boer die ‘de tael spreekt der natuur, de tael van 't hart.’ Deze epistels zijn niet ‘sierlijk’ maar zullen wel ‘nae het hout ruiken, en meer of min wild zijn.’Ga naar eind19. Het gevoelsleven van deze boer wordt vergeleken met dat van een kind: ‘uwe ziel is 't geen we in Yale Collegie een Tabula Rasa plegen te noemen, waerop zich al, wat men wil, met sterke indrukken gemaklijk laat zien.’Ga naar eind20. Ook de genoegens van deze boer, zoals beschreven in het eerste hoofdstuk, komen overeen met die van een kind. Hoewel Otto reeds op elfjarige leeftijd aan zijn ouders kenbaar had gemaakt dat hij ‘meest overhelde om op het land te woonen en het opzigt te houden over eene groote boerderij’, moest hij zich vooralsnog tevreden stellen met een eigen moestuintje en geit of met de gedachten van zijn Amerikaanse evenknie tijdens het ploegen: Als ik op het handvatsel leune, komen 'er een gehecle meenigte van verschillende gedachten in mij op. Ik doe nu, (zegge ik) voor hem, 't geen mijn vader eertijds voor mij deed; ach! wilde God hem doen leven, om eens hetzelfde te doen met dezelfde oogmerken, wanneer ik oud en afgeleefd zal zijn! [...], kan er ooit meer vermaek, meer waerde, en deftigheit worden bijgezet aen deze overoude bezigheit? De vader, dus met zijn kind ploegende, om zijn huisgezin te voeden, doet voor niemand onder dan voor den Keizer van China, ploegende, om een voorbeeld te geven aen zijn rij.Ga naar eind21. Zelfs de schaal van dit boerenbedrijf, met zijn omvang van 371 hectares en een jaarlijkse opbrengst van onder meer tweeduizend kilo varkens- en twaalfhonderd kilo rundvlees,Ga naar eind22. komt enigszins in de buurt van Otto's ambities, die immers een ‘groote’ boerderij wilde bestieren.Ga naar eind23. Otto en Jakob beiden zijn gefascineerd door de dieren in hun omgeving. Begeleid door Pluche observeert Otto de inventiviteit waarmee spinnen hun webben weven en hun liefdevolle zorg voor hun kroost.Ga naar eind24. Zoals hij ook de discipline bewondert waarmee zijn vogeltje op de kruk zijn lessen leert, heel wat sneller dan hijzelf: ‘Ik moet bekennen dat zo ik in al 'tgeen ik leeren moet zo veele vorderingen maekte als hij, ik dan al veel verder zoude zijn.’Ga naar eind25. Jakob is op zijn beurt onder de indruk van het technisch vernuft waarmee vogels hun comfortabele nesten bouwen (‘always make me ashamed of the slovenliness of our houses’), de liefde van de mannetjesvogels voor hun vrouwtjes, hun onophoudelijke attenties voor hun broedende ega's die ze met hun fluitconcerten muzikaal begeleiden en de affectie waarmee ze hun kuikentjes verzorgen. Dergelijke observaties brengen hem tot de nederige conclusie dat ‘the whole economy of what we proudly call the brute creation is admirable in every circumstance.’ Deze conclusie lijkt toch enigszins in tegenspraak met zijn enthousiaste beschrijving elders in het hoofdstuk | |
[pagina 146]
| |
van de brutaliteit waarmee een militant winterkoninkje een veel grotere zwaluw van haar nest verjaagd om dat zelf in te pikken: ‘onbeschaemtheit krijgt niet zelden de overhand over zedigheit’Ga naar eind26. of het asociale gedrag van hongerige kwartels waarbij de zwakkeren noodzakelijkerwijs het onderspit zouden hebben gedolven, wanneer Jakob niet had ingegrepen.Ga naar eind27. Ook zijn vee zou in dit opzicht geen haar beter zijn geweest, ware het niet dat ze gevoeliger was voor Jakobs interventies: ‘Dus regeere ik, door mijne meerdere kunde, over al mijn vee, even als de wijze menschen verpligt zijn, de dwaezen en de onkundigen te regeeren.’Ga naar eind28. H. van Alphen. Vervolg der Kleine gedigten voor kinderen. Utrecht 1780.
Vreemd genoeg is dit de enige passage in het boek waarin de boer iets over zijn veestapel vertelt voordat die door de slacht is getransformeerd tot een opbrengst in ponden. Otto lijkt heel wat meer interesse te vertonen voor het wel en wee van de veestapel van ‘onze boer’ op het Delftse landgoed dan zijn Amerikaanse tegenhanger voor zijn eigen vee. Otto's dagboek bevat tal van aantekeningen over koeien: over zijn hulp bij het melken, het kraambezoek bij een koe die heeft gekalfd of het domme gedrag van een gewezen ‘vette’ koe van het landgoed op de Delftse markt.Ga naar eind29. In Jakobs brieven vinden we geen ‘vette koeien’, hooguit weldoorvoede slaven: ‘mijne negers zijn vrij trouw en gezond.’Ga naar eind30. Ook voor een nuchtere boerenbenadering van nog wat andere alledaagse kwesties, zoals de seizoensgebonden fluctuaties in de prijs van vee, had de geïnteresseerde Engelsman die St. John aanschreef, beter Otto kunnen benaderen: ‘de kalven zijn 's zomersch zeer goedkoop. 's Winters als er geen vleesch voor de slagers te krijgen is, zit er beter winst op [...].’Ga naar eind31. De fascinaties van de Amerikaanse boer betreffen voornamelijk de gedragingen van exotischer diersoorten zoals het gevecht op leven en dood tussen twee slangen of de strijd tussen een ‘koningvogel’ (Kingbird) en een troep bijen.Ga naar eind32. Pas wanneer de bijen zich als groep tegen deze vogel teweer stellen zijn ze in staat hem in het nauw te drijven. Zodra dit is gelukt, worden ze echter overmoedig. Ze verspreiden zich en worden één voor één door de vogel opgepeuzeld. De boer besluit het beest te doden, opent zijn krop en bevrijdt 171 bijen, waarvan 54 het avontuur overleven. | |
Vlucht uit het paradijsHiermee zijn we toegekomen aan een diepere laag in het boek: een addertje onder het gras. Het verhaal over de bijen en de vogel wordt gepresenteerd als waar gebeurd. Wat nog eens wordt onderstreept door het geven van precieze getallen. In wezen fungeert het echter als een parabel van de Amerikaanse opstand. De wederwaardigheden van deze bijen dienen als symbool voor de stelling dat vrijheid alleen kan opbloeien binnen een betrekkelijk egalitaire samenleving met een grote sociale cohesie: de door de auteur beschreven agrarische idylle van voor de Amerikaanse opstand. Die vrijheid prikkelt het individualisme van de leden (de opstand tegen Engeland), waardoor de sociale cohesie wordt ondergraven en ondermijnt daarmee zichzelf. Het individualisme van de bijen resulteert immers in de dood van de meerderheid.Ga naar eind33. Deze conclusie wordt nergens in het boek expliciet getrokken maar blijkt uit met name de | |
[pagina 147]
| |
laatste brief van de boer. Die brief is doortrokken van desillusie over het spoor van verwoesting dat de Amerikaanse opstand heeft aangericht in het leven van de Amerikaanse landbouwers in het algemeen en in het leven van hemzelf in het bijzonder. De landelijke idylle is verworden tot een hel waarin moord en doodslag aan de orde van de dag zijn en de korte periodes van rust door ‘vreselijke nachtmerries’ worden opgeluisterd.Ga naar eind34. De eens zo fascinerende wildernis van de bergen rondom het gebied zijn nu een schuilplaats voor ‘onzen vreeslijken vijand’ die elk moment het gebied kan binnenvallen om nog meer dood en verderf te zaaien: Lees dit, bidde ik u, met de oogen van meewaerigheit, met een tedere droefheit; beklaeg het lot der geenen, die gy weleer uwe vrienden noemde, die weleer omringd waren van overvloed, gemak en volmaekte rust, maer nu verwachten, dat elke nacht hunne laetste zijn zal, en, als ten dood verwezene misdadigen, geduurig het vonnis wachten.Ga naar eind35. De identiteit van de ‘vreeslijken vijand’ (opstandelingen, indianen, Engelsen?) wordt door de auteur, in een wanhopige poging de kool en de geit te sparen, bewust vaag gehouden. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen loyaliteit aan het moederland in combinatie met een conservatieve houding ten aanzien van de Amerikaanse samenleving van vóór de revolutie enerzijds en de noodzaak zijn vege lijf te redden anderzijds: Moet ik dan, om een getrouw onderdaen genoemd te worden, koelzinnig en wijsgeeriglijk zeggen; het is noodzakelijk voor het welzijn van Grootbrittanjen, dat de harssen van mijn kinderen verbrijzeld worden tegen de wanden van het huis, waerin zij geteeld werden? dat mijn vrouw wordt doorstoken en vaneen gescheurd voor mijne oogen; dat ik of vermoord of gevangen genomen worde, of dat wij, om den kortsten weg te nemen, alle tegelijk opgesloten en tot assche verbrand worden, gelijk aen het huisgezin van den B-n wedervaren is?Ga naar eind36. De contouren van de vijand tekenen zich tussen de regels door af. Het zijn niet zijn Engelse broeders in eigen persoon - dat zou voor de Engelse adressant ook te confronterend zijn geweest - maar met name hun huurlegers: ‘booswichten, die op zoo grooten afstand van hun Opperhoofd woeden; van wanschepsels overgegeven aen de woeste aendrift der minst beteugelde natuure’ en ‘gehuurde ballingen [...] aengezet door alle die driften, welke de menschen doen ijveren, om het bloed van anderen te storten.’Ga naar eind37. Hoewel de passage bewust zo is geformuleerd dat deze voor meer dan één uitleg vatbaar is (is hij bang voor mogelijke wraakacties van zijn medekolonisten waarvan hij in andere passages gewag maakt?), zullen de nachtmerries van Jakob en zijn gezin vooral bevolkt zijn geweest met indianen die door de Engelsen per scalp werden uitbetaald en huursoldaten van met name Schotse en Duitse origine. De indianen houdt hij buiten schot om de geloofwaardigheid van zijn fictieve toekomst in de slotpassage van het boek niet te ondermijnen en de Engelsen om, zoals we zullen zien, zijn werkelijke toekomstige plannen niet in gevaar te brengen. De gruwelen waarvan hij getuige is geweest en de voortdurende angst voor zijn eigen voortijdig verscheiden, hebben erin geresulteerd dat Jakobs ‘vorige verknochtheit’ geheel is verdwenen: ‘die achting, die verknochtheit werden gekocht door bescherming en deze heeft opgehouden.’Ga naar eind38. Hij heeft besloten van alle partijen voor de meest vreedzame te kiezen en samen met zijn gezin bij een bevriende indiaanse stam te gaan wonen. Het opperhoofd van deze stam heeft hem noodopvang toegezegd in zijn wigwam om Jakob de tijd te geven een eigen wigwam te bouwen. Het voornemen is geheel op te gaan in deze gemeenschap: ze zullen de taal leren en andere namen krijgen. Tegelijkertijd neemt Jakob zich voor wel te proberen zijn kinderen multicultureel op te voeden en ze zo de mogelijkheid te geven ooit weer naar de Europese beschaving terug te keren: | |
[pagina 148]
| |
de vreze van door de Indiaenen verbasterd te worden, de zorg, eindelijk, dat mijne jongste kinderen door dat zonderling betoverende der wilden zoo gevaarlijk in hunne tedere jaeren, verlokt zullen worden, zijn de eenige bedenkingen, welke mij doen aerselen. Waerdoor komt het toch, dat kinderen, die nog jong zijnde onder dit volk geraken, nooit overgehaeld konnen worden, om de Europische zeden weder aen te nemen?Ga naar eind39. In deze passage refereert hij aan verhalen die de ronde deden over door Indianen ontvoerde kinderen van kolonisten die een zodanige hersenspoeling ondergingen dat zij na bevrijding door hun biologische ouders weigerden de stam te verlaten;Ga naar eind40. een Amerikaanse variant op de Europese wilde kinderen.Ga naar eind41. De auteur neemt met een dramatisch vaarwel en een vage verwijzing naar zijn toekomstige verblijfplaats afscheid van zijn lezers: ‘Gij meugt mij derhalven, als bij vooruitzicht beschouwen onder den Whigwham; ik ben zoo wel bekend met de voomaemste zeden van dat volk, dat ik geene de minste vreze voor hun voede [sic!].’Ga naar eind42. Letters from an American farmer wordt algemeen beschouwd als de eerste vertolking van de American dream maar het vertolkt ook meteen al het einde van deze droom. Alleen de rousseauaanse droom van een aan de beschaving superieure wildernis liet de auteur aan het eind van zijn boek ongeschonden. Terwijl hij zijn lezers liet dromen over het leven in een wigwam vertrok de auteur in werkelijkheid met zijn oudste zoon en het manuscript van zijn boek naar Frankrijk, waar hij vandaan kwam, om zijn erfenis veilig te stellen en tijdelijk beroep te doen op zijn eerdere identiteit: Michel-Guillaume-Jean de Crèvecoeur, telg van een Normandisch adellijk geslacht. Vrouw en overige kinderen liet hij achter in de heksenketel van de oorlog om na zijn vertrek inderdaad te worden vermoord of verdreven. De boerderij werd door indianen platgebrand, zijn vrouw werd vermoord en zijn kinderen waren een tijdlang spoorloos. De auteur zelf kwam aanvankelijk niet verder dan New York. Hij presenteerde zich als een slachtoffer van de opstandelingen maar werd hier door de Engelse autoriteiten opgepakt en gevangen gezet naar aanleiding van een anonieme brief, waarin hij als spion in dienst van de opstandelingen werd gekwalificeerd. Het geconfisceerde manuscript van zijn boek werd nu door hem ingezet als bewijs voor zijn loyalistische houding. Zoals het een jaar nadien, toen hij via Engeland naar Frankrijk was gevlucht, als introductie moest dienen in de revolutionaire anti-Engelse kringen aldaar.Ga naar eind43. Het is niet onwaarschijnlijk dat niet alleen de auteur maar ook het manuscript tijdens deze noodgedwongen metamorfoses meermaals van kleur is verschoten. De verstopte aanwijzingen, de apologetische toon, het innerlijke gevecht om een vreedzame neutraliteit te kunnen bewaren en de tegenstrijdigheden in het boek, krijgen tegen deze achtergrond een nieuwe dimensie. Het in 1782 in Londen verschenen Letters from an American farmer bevatte voor elk wat wils. Voor wie het erin wilde lezen, was het een aanklacht tegen oorlog in het algemeen (de Quaker-houding van de zwaluw tegenover het militante winterkoninkje), een aanklacht tegen de opstandelingen die de idylle hadden verstoord (de domme bijen in hun confrontatie met de koningsvogel) of een aanklacht tegen de Engelsen met hun gewelddadige huursoldaten. Otto van Eck zal niet op de hoogte zijn geweest van de werkelijke identiteit van zijn favoriete auteur: geen simpele boer maar iemand met een vergelijkbare achtergrond en opvoeding. De latere Franstalige versie, uit 1784, was volledig gereviseerd tot anti-Engelse propaganda en ditmaal opgedragen aan een goede bekende van Otto's vader: de Franse held van de Amerikaanse Revolutie De Lafayette. De identiteit van de auteur bleef echter ongewijzigd een nederige Amerikaanse boer die zijn authenticiteit nog eens onderstreept door zijn opdracht te antidateren naar 24 september 1781 te New York: ‘J'aurois vraissemblamement passé ma vie a unir en secret ma reconnaissance a celle de mes concitoyens: le hasard me procure aujourd'hui celui de me distinguer pour un moment de la foule, en vous adressant cet ouvrage.’Ga naar eind44. Blijkbaar was zelfs De Lafayette, heel wat dichter bij het vuur dan Otto en zijn | |
[pagina 149]
| |
familie, geen insider. Wel is het mogelijk dat Otto's vader tijdens zijn bezoek aan Parijs in 1788 door De Lafayette persoonlijk op het boek is geattendeerd. Beide heren hadden op dat moment echter nog wel wat meer gesprekstof.Ga naar eind45. Lambert beschikte over meer potentiële informanten dan alleen markies De Lafayette. Het door hem regelmatig geraadpleegde tijdschrift Algemeene vaderlandsche letteroefeningen besteedde onmiddellijk na verschijnen van de eerste Engelse druk in 1782 uitgebreid aandacht aan dit boek door de lezers in het ‘Mengelwerk’ van uittreksels te voorzien’.Ga naar eind46. Deze berichten verschenen echter zonder bronvermelding. In 1784 volgde een bespreking van de Nederlandse vertaling met uitgebreide titelverwijzing, prijs en naam van de uitgever: de patriotse uitgever L. Herdingh uit Leiden.Ga naar eind47. Het zou aan de interventie van deze uitgever te wijten zijn dat het tijdschrift twee jaar eerder niet meer dan de drie reeds verschenen essays had gepubliceerd: ‘Wy zouden zeker voortgevaaren hebben met 'er meer uit te ontleenen: dewyl die brokken, op zichzelve staande stukken behelzende, de goedkeuring onzer leezeren wegdroegen: dan de brief des boekverkoopers, die ons zyne bekendmaaking eener geheele vertaalinge van dit werk vertoonde deed ons hier van afzien.’Ga naar eind48. Uitgever Herdingh, zijn Maastrichtse collega Dufour die een jaar later een piratendruk verzorgde van de Franstalige variant en de redactie van de Algemeene vaderlandsche letteroefeningen gingen er duidelijk van uit dat in de Republiek meer potentiële liefhebbers van de Landman rondliepen dan de familie Van Eck alleen. De redactie oordeelt het boek interessant wegens de schat aan informatie over een werelddeel waarmee de Nederlanders onlangs een bijzondere relatie hebben gekregen. Hiermee doelt men op de erkenning in 1782 door de Republiek van Amerika als zelfstandige natie en mogelijk eveneens op de omvangrijke investeringen van Nederlandse bankiers en handelaren in dit nieuwe werelddeel. Nederlanders zouden daarnaast ook een bijzondere band met Amerikanen voelen wegens de overeenkomsten tussen hun vrijheidsstrijd tegen de Engelsen en die van de Nederlanders tijdens de Tachtigjarige Oorlog tegen de Spanjaarden. Tot slot zou het boek aantrekkelijk zijn vanwege de onbetwiste authenticiteit van het verslag. Deze aanbevelingen zijn letterlijk overgenomen uit het voorwoord op de Nederlandse vertaling en zeggen daarom misschien meer over het door de Nederlandse uitgever geïntendeerde lezerspubliek dan over de inschatting door een mogelijk gemakzuchtige redacteur. Een analyse van de selectie van thema's door de redacteur en een aantal commentaren die niet in het voorwoord zijn terug te vinden, geeft meer informatie. Als we Otto's receptie, althans wat hij over het boek wilde loslaten, met die van de redacteur van de Letteroefeningen vergelijken dan valt op dat beiden zijn behept met een selectieve waarneming. Beide lezers zijn vooral gecharmeerd van de utopische kanten van de nieuwe wereld. Otto valt als een blok voor de agrarische, rousseauaanse variant in een van zijn eerste brieven: het hoofdstuk waarin Crèvecoeur de eenvoud van een boerenbestaan in een egalitaire wereld ophemelt, vrij van de smetten van het oude geperverteerde Europa. De interesse van de redacteur of redacteuren van de Letteroefeningen is breder en meer politiek georiënteerd. Het eerste uittreksel uit 1782 is afkomstig uit de brief die volgt op Otto's favoriete hoofdstuk: ‘De vraag, wat is een Amerikaan? door een Amerikaan beantwoord’.Ga naar eind49. Het is dankzij dit essay dat Crèvecoeur in het twintigste-eeuwse Amerika wordt herontdekt als een grondlegger van de Amerikaanse identiteit.Ga naar eind50. Om de interesse van Nederlandse lezers te wekken hoeft de redacteur weinig meer te doen dan de eerste bladzijden van dit essay letterlijk in het Nederlands te vertalen. De auteur introduceert de nieuwe mens in een nieuwe wereld - de Amerikaan - door het fenomeen vanuit Europese ogen te aanschouwen: | |
[pagina 150]
| |
Ik wenschte wel te weeten, welke denkbeelden het verstand, welke aandoeningen het hart, vervullen van eenen kundige Engelschman, wanneer hy eerst den voet in America aan land zet. Hy moet zich grootlyks verblyden, dat hy een tijd beleeft, waar in dit schoone land ontdekt en bevolkt is, hy moet noodwendig zyne volkshoogmoed gevoelen, als hy die keten van vastigheden ziet, welke deeze uitgestrekte kusten vercieren [...]. Hier ziet hy de vlyt zyns geboortenlands op eene nieuwe wyze ten toon gespreid, en ontdekt, in het werk der ingezetenen, de eerste vrugtbeginselen van alle kunsten, weetenschappen en bevlytiging, die in Europa bloeijen. Hier beschouwt zyn oog schoone steden, groote dorpen, uitgestrekte velden, en een ongemeeten land, bezet met geschikte wooningen, voorzien van goede wegen, vrugtbaare boomgaarden, vette weilanden, gemaklyke bruggen, ter plaatze waar, een honderd jaar geleden, alles wild, woest en onbebouwd lag.Ga naar eind51. ‘Je voyois le ciel.’
Gaspard Guillard de Beaurieu. L'Elève de la nature I (Lille 1778). Men hoeft niet diep te graven om hierin een onversneden verlicht vooruitgangsoptimisme te ontdekken. Door implantatie van een aantal positieve elementen van de Europese beschaving (cultuur en mentaliteit) in het braakliggende Amerika zijn de immigranten er binnen het tijdsbestek van nog geen eeuw in geslaagd de millennia die hiervoor in Europa nodig waren over te slaan en een hieraan superieure samenleving te vestigen.Ga naar eind52. Ze deden dat immers met achterlating van de negatieve elementen van de Europese beschaving: Dezelve bestaat niet, als in Europa, uit groote heeren, die alles bezitten: en eene menigte volks, die niets heeft. Hier zyn geen aanzienlyke familien, geen hoven, geen koningen, geen bisschoppen: hier is geen kerklyke heerschappy, geen onzigtbaare magt, die aan weinige eene zigtbaare byzet [...], geen verregaande verschyningen der weelde, [...] Wy hebben geen prinsen, voor welken wy werken, hongeren en sterven: en leveren de volmaakste maatschappy in de wereld op.Ga naar eind53. | |
Amerika als spiegel voor de oude wereldMet de werkelijkheid geworden utopie die Crèvecoeur in het eerste deel van zijn boek ontvouwt - het meest helder en compact in zijn brief ‘Wat is een Americaan?’ - sluit hij naadloos aan bij de Europese utopische romans van die dagen waarin een toekomstige egalitaire samenleving wordt geschetst, vrij van slavernij, los van feodale verbanden, democratisch bestuurd volgens humane wetten.Ga naar eind54. Anders dan in de utopische romans betreft het hier echter geen blauwdruk van een toekomstige maar de beschrijving van een reeds bestaande samenleving waarin veel van de idealen al zouden zijn verwezenlijkt. Voor Europese lezers was dit thema heel wat interessanter dan voor Amerikanen. Om een beeld te krijgen van hun eigen omgeving hadden Amerikanen geen boek nodig, zeker geen boek waarin een werkelijkheid wordt verhaald die ze ternauwernood herkenden.Ga naar eind55. Washington prijst het boek, maar alleen als informatiebron voor de specifieke doelgroep van Europese aspirant-emigranten die zich er voor moeten hoeden de inhoud al te serieus te nemen: ‘Perhaps the picture he gives, though founded on fact, is in some instances embellished with rather too flattering circumstances.’Ga naar eind56. Het commentaar van John Bristed in 1818 was minder voorzichtig. Crèvecoeur wordt door hem beschouwd als een auteur die zich aan extreme overdrijving heeft bezondigd door de Verenigde Staten voor te stellen als ‘the abode of more than all the perfection of innocence, happiness, plenty, learning and wisdom than can be allotted to human beings to enjoy.’Ga naar eind57. | |
[pagina 151]
| |
Het boek is dan ook niet geschreven voor een Amerikaans lezerspubliek maar voor de Europese, aanvankelijk Engelse, markt wat hem er waarschijnlijk toe heeft aangezet met name de superioriteit van de Engelse beschaving als importartikel te onderstrepen. Zijn gerichtheid op een Europees lezerspubliek verklaart onder andere waarom de auteur zichzelf in Pennsylvania projecteert - thuisbasis van de onder Europese intellectuelen zo populaire Quakers en de vermaarde Benjamin Franklin.Ga naar eind58. Het verklaart tevens waarom de auteur het hoofdstuk ‘Wat is een Amerikaan? door een Amerikaan beantwoord’ schrijft vanuit het blikveld van een Europeaan. Ook de inconsistentie in de themakeuze en de precisie van beschrijving elders in zijn boek worden verklaard als een concessie aan de interesses van Europese lezers. Crèvecoeurs beschrijving van Brits Noord Amerika centreert zich rond drie zeer uiteenlopende gebieden: de dorpsgemeenschappen in het agrarische middengebied waar hij zelf heeft gewoond, de kustgebieden van Nantucket en Martha's Vineyard en de plantages in South Carolina. Deze keuze is niet ingegeven door zijn eventuele bekendheid met juist deze streken. Inmiddels is vastgesteld dat veel van zijn gegevens ontleend zijn aan gedrukte bronnen: onder meer het werk van Raynal en reisverslagen. Een beschrijving van de leefomstandigheden in deze gebieden geeft hem de mogelijkheid juist die thema's te behandelen die in het Europa van dat moment een hot topic zijn: het egalitaire en religieus tolerante Quakerisme (Nantucket en Martha's Vineyard), het slavernijvraagstuk (South Carolina), verbetering in landbouwmethodes (middle Colonies) en walvisvangst als bron van potentiële rijkdom (Nantucket).Ga naar eind59. Afgaand op de besprekingen in de Letteroefeningen kunnen we concluderen dat De Crèvecoeur een neus had voor de fascinaties van Europeanen. Alle geselecteerde thema's in de Amerikaensche landman (de walvisvangst uitgezonderd) worden door de Letteroefeningen besproken met een accent op het slavernijvraagstuk. Voor een beeld van de maatschappijvisie, organisatie, religie en het gezinsleven van de Quakers wordt niet geput uit de zo gedetailleerde hoofdstukken over Nantucket en Martha's Vineyard maar uit de ‘Brief van een Russischen edelman [...] afgelegd by den Heer John Bertram [sic!]’.Ga naar eind60. Bartram was niet alleen een beroemd botanicus (zijn tuin in Philadelphia was een van de highlights voor Europese bezoekers aan Amerika),Ga naar eind61. maar hij was tevens lid van de zo bloeiende Quakergemeenschap in Pennsylvania, waar ook de boerderij van St. John zou zijn gesitueerd. Het volledig citeren van deze brief verschafte de redacteur van de Letteroefeningen de mogelijkheid een aantal aantrekkelijke thema's tegelijk de revue te laten passeren: de Russische bezoeker maakt kennis met Bartram en zijn zo harmonieus georganiseerde leefomgeving, waar eenvoud, orde, vriendelijkheid en gelijkheid de atmosfeer bepalen. Tijdens een wandeling in de tuin wordt St. John's utopische schets van Pennsylvania nog eens overgedaan, en een flink aantal agrarische tips gegeven die door de feodale structuur in Rusland helaas onuitvoerbaar zijn. Daarna besluit het hoofdstuk met een uitvoerige uiteenzetting over de behandeling van negers binnen de Quakergemeenschap: In deezer voege bragt ik de verscheide dagen, vol genoegen, leerzaam en vermaaklyk door. Ik ontdekte, in alle de bezigheden op het landgoed, als mede in de ommegang, tusschen den meester en de mindere leden van zyn gezin, eene geschiktheid en gemaklykheid; geen woord van bevel scheen sterker toon te hebben, dan dien van een wensch. De negers zelve hadden zulk een voegzaam voorkomen, zulk een zedigheid in hun gedrag als ik nergens ooit zag. - Op welk eene wyze Mr. Bertram, vroeg ik, regeert gy uw slaaven zo wel, dat zy hun werk schynen te doen met al de toegenegenheid van blanken?Ga naar eind62. Bartram legt zijn bezoeker daarop uit dat de negers binnen zijn gemeenschap uit hun slavernij zijn bevrijd. Dankzij de gelijkwaardige behandeling die ze ten deel valt en de opvoeding die zij hier genieten, zijn zij ‘een nieuw soort van weezens geworden’ met gevoel voor ver- | |
[pagina 152]
| |
antwoordelijkheid, vlijtigheid en geen enkele neiging om weg te lopen: Wy gaven hun vryheid, en nogthans hebben eenige weinige hunne oude meesters verlaaten. De vrouwen brengen haare kinderen voort in onze familien: en wy worden, hoe langs hoe meer, aan elkander verknogt. Ik leer de myne leezen en schryven, zy beminnen God, en vreezen voor zyne oordeelen.Ga naar eind63. De Russische edelman barst nu uit in een adhesiebetuiging en een emotionele tirade over de barbaarse leefomstandigheden van slaven in de Zuidelijke staten. Hetgeen voor Bartram aanleiding is hem er fijntjes op te wijzen dat ook zijn eigen land niet vrij is van slavernij in de gedaante van lijfeigenschap: ‘'t is my lief, vriend Iwan, dat gy een zo teder en gevoelig hart hebt. Zyn 'er ook slaaven in uw land?’ - Ja. ongelukkig, doch zy zyn eigenlyk eer burgerlyke dan huiselyke slaaven: verbonden aan den grond op welken zy leeven: 't is een overblyfzcl van baarbaarsche gebruiken, vastgesteld in de dagen der diepste onkunde en grootste woestheid van zeden!Ga naar eind64. Amerika fungeert ook hier weer als spiegel voor de Europese samenleving. Bartram en zijn bezoeker hopen - met de auteur - dat deze verouderde instituties zowel in Rusland onder het nieuwe verlichte staatsbestuur als in Amerika na de revolutie snel zullen worden afgeschaft. In het uittreksel dat de Letteroefeningen een jaar later, in 1783, uit de Amerikaensche landman publiceert, wordt dezelfde boodschap herhaald, ditmaal voorzien van een veel dramatischer schets van de situatie van slaven in de zuidelijke staten van Amerika: ‘Is dat niet een hel op aarde? De gevangene in zyne kluisters, de galeiboef aan de roeibank geklonken [...], de kranke op zyn doodsbed, allen behouden eene flaauwe hoope; de neger alleen kent geen hoop. Zyn leven is eene aaneenschakeling van verdriet, zwaaren arbeid, en kwelling.’Ga naar eind65. Aanleiding hiervoor is een ingezonden brief van een lezer die voorstelt een prijsvraag over de kwestie uit te schrijven.Ga naar eind66. Geheel open is die prijsvraag niet: het zou er om gaan argumenten te verzamelen waarom het belang van eigenaren gediend is met het vrijlaten of op zijn minst verzachten van de leefomstandigheden van slaven en waarbij de aanpak van de Amerikaanse Quakers als lichtend voorbeeld zou kunnen dienen. Een dergelijke prijsvraag is echter nooit uitgeschreven. Wanneer in 1784 de Nederlandse vertaling van de Amerikaensche landman uitkomt, besteedt de Letteroefeningen voor de vierde en laatste keer aandacht aan het boek, nu in de vorm van een bespreking met bronvermelding, inhoudsbeschrijving en nog een laatste uittreksel: Dan wy kunnen het niet uit de hand leggen zonder nog iets over te neemen van een schryver, die de taal der natuur, de taal van het hart, zo meesterlyk spreekt, en vrymoedig de Europische gebreken berispt. Gebreken. ook in de bloeijendste Amcricaansche gewesten ingesloopen. Men bedenke dat het een landman is die de stedelingen afmaalt.Ga naar eind67. Ditmaal dient de decadente levensstijl van de bewoners van Charlestown die feest vieren over de ruggen van hun slaven als spiegel voor Europa: Dit uitverkooren geslacht eet en drinkt, en leeft gelukkig, terwyl die rampzaligen op den grond omkruipen, indigo teelen, of rys dorschen.Ga naar eind68. De inconsistentie in de Amerikaensche landman, waarin Amerika nu eens als utopie wordt gepresenteerd dan weer als voorbeeld van genadeloze uitbuiting, wordt door de redactie van de Letteroefeningen opgelost door de hoop uit te spreken op het spoedig gladstrijken van deze | |
[pagina 153]
| |
oneffenheden dankzij de gelukkige afloop van de Amerikaanse vrijheidsstrijd: ‘anderszins zal America dat begeerlyk land niet zyn, hoedanig het ons op andere plaatzen in dit werk geschilderd wordt.’Ga naar eind69. Het gegeven dat de landman zelf ook gebruik maakt van slavenarbeid wordt met de mantel der liefde bedekt. Misschien heeft de redacteur hierover heen gelezen of is hij ervan uitgegaan dat Jakob de aanpak van de Quakers heeft geadopteerd. Het was moeilijker om over het laatste hoofdstuk van het boek heen te kijken, waarin Jakob door zijn loyaliteiten wordt verscheurd, opgejaagd en bedreigd door het geweld van beide partijen in het conflict: Ik ben een liefhebber van vrede: - wal moet ik doen? Ik stae te wijfelen tusschen de achting, welke ik gevoele voor de oude verbindtenis en de vreze voor nieuwigheden, wier gevolgen ik niet wel kan doorzien, zooals die omhelsd worden door mijne landgenooten.Ga naar eind70. Een dergelijke complicatie paste echter niet in het patriotse wereldbeeld van dat moment met de Amerikaanse vrijheidsstrijders als helden, strijdend voor een goede zaak tegen de Engelse schurkenstaat. Hierover merkt de recensent dan ook alleen op dat de omwenteling hopelijk niet alleen het lot van de slaven zal verbeteren maar ook ‘het deerlyk lot der grensbewoonderen’. De recensent hoopt in het door de auteur aangekondigde spoedig te verschijnen tweede deel een verslag te vinden ‘van de verbeteringen des lots dier elendigen, in dat anders nu met de Vryheid gezegend Gewest.’ | |
De verloedering van een droomDe verwachting van de redacteur van de Letteroefeningen ten aanzien van de positie van slaven was meer gebaseerd op een hardnekkig optimisme dan op hoopgevende aanwijzingen. Zelfs in de beroemde Declaration of independance uit 1776, het startsein voor de revolutie, werd slavernij niet uitgesloten.Ga naar eind71. In datzelfde jaar had de Nederlandse Staten-Generaal verordonneerd dat uit Amerika voortvluchtige slaven bij hun aankomst in de Republiek de status van slaaf zouden behouden en door hun meesters konden worden gereclameerd. Het schenden van wettelijke eigendomsrechten van meesters op hun ‘goederen’ werd in strijd geacht met ‘de aangeboore en dadelyke vryheid’ der Hollanders.Ga naar eind72. Dat ging niet zonder tegenspraak. De discussie over slavernij waarbij de Letteroefeningen aanhaakte, was al rond het midden van de achttiende eeuw op gang gekomen. In 1793 kreeg deze discussie een nieuwe impuls door een verhandeling van Pieter Paulus waarin slavernij op grond van het gelijkheidsbeginsel werd afgekeurd.Ga naar eind73. Deze verhandeling werd door zijn neefje en oogappel Otto van Eck intensief gelezen.Ga naar eind74. Mogelijk was het vanuit deze interesse dat de familie in 1794 de Amerikaensche landman ter hand nam en diende het boek om de tongen los te maken tijdens het natafelen met de familie Philip. Otto verloor zich in een ‘boerendroom’ maar hoe stond het met de rest van de familie? Blijkbaar heeft het niet zoveel indruk gemaakt dat Otto's vader zich tot het abolitionisme bekeerde. In de debatten binnen de Nationale Vergadering over het al dan niet opnemen van bepalingen over slavernij en slavenhandel in de nieuwe grondwet onderscheidde hij zich niet door een abolitionistisch standpunt, zoals enkele anderen die zich hierbij beriepen op de verhandeling van wijlen zijn zwager Paulus maar aan het kortste eind trokken.Ga naar eind75. Het zou nog tot 1814 duren voordat het aan Nederlandse onderdanen werd verboden deel te nemen aan de slavenhandel en nog tot 1863 voordat slavernij in de Nederlandse koloniën werd verboden. Pas in datzelfde jaar werd ook in Amerika slavernij afgeschaft.Ga naar eind76. De door de redacteur van de Letteroefeningen verwachte lotsverbetering van de ‘grensbewoonderen’ (loyalisten zoals Jakob die zich door beide partijen in het conflict in het nauw gedreven voelden) was een betere gok. Na de Amerikaanse onafhankelijkheid volgde geen ‘Bijltjesdag’, | |
[pagina 154]
| |
voormalige loyalisten en revolutionairen verzoenden zich onder de nieuwe Amerikaanse vlag.Ga naar eind77. Ook met voormalig ‘grensbewoonder’ Jakob liep het goed af, althans als hij van reizen hield. Na zijn aankomst in het pro-revolutionair en anti-Engels gezinde Frankrijk in 1781 werd hij al snel opgenomen in de wereld van de literaire salons, dankzij het succes van zijn boek. Men gaf hier blijk van dezelfde selectieve waarneming als die waarmee Otto van Eck en de recensenten van de Letteroefeningen waren behept en lanceerde hem als een slachtoffer van de Engelse terreur of als nobele wilde. Die laatste interpretatie overheerste niet toevallig bij de voormalige minnares van Rousseau gravin d'Houdetot, zijn schutsvrouw in de Parijse High Society: ‘Proud of possessing an American savage, she wished to form him, and to launch him in society. He had the good sense to refuse and to confine himself to the picked society of men of letters.’Ga naar eind78. Crèvecoeurs good sense zich tot het schrijverscircuit te beperken duurde slechts een paar jaar. In 1783 werd hij geroepen tot een diplomatieke carrière. Lodewijk XVI benoemde hem in dat jaar tot Frans consul in de stad New York waar hij zich onder meer beijverde voor een verbetering van de Frans-Amerikaanse handelsbetrekkingen. Dit ambt nam hij waar tot 1790 toen hij wegens gezondheidsproblemen ontslag vroeg om juist op tijd naar Parijs terug te keren voor een aantal hoogte- en dieptepunten van de Franse revolutie. Wanneer de Franse revolutie in 1792 de fase van terreur ingaat, weet hij de dans te ontspringen door op het Franse platteland onder te duiken. Tot ongenoegen van zijn criticus D.H. Lawrence. Vanwege al zijn leugens zou hij de auteur het liefst postuum alsnog naar het schavot slepen: The farmer had an amiable spouse and an infant son, his progeny. He took the infant son - who enjoys no other name than this - ‘What is thy name?
I have no name.
I am the Infant Son -’
To the fields with him, and seated the same I.S. on the shafts of the plough whilst he, the American Farmer ploughed the potato patch [..]. Meanwhile the Amiable Spouse, who likewise in Blakean simplicity has No Name, cooked the dough-nuts or pie [...]. I don't know whether her name was Lizzie or Ahoolibah, and probably Crèvecocur didn't. Spouse was enough for him. ‘Spouse, hand me the carving knife’ [...]. I used to admire my head off: before I tiptoed into the wilds and saw the shacks of the homesteaders. Particularly the Amiable Spouse. poor thing [...]. Poor haggard drudge, like a ghost wailing in the wilderness, nine times out of ten. Gedurende de Napoleontische tijd duikt Crèvecoeur weer op: in München. Hij bevindt zich dan in het gezelschap van zijn dochter en schoonzoon die hier als Frans minister is gedetacheerd. Als gevolg van de Oostenrijkse inval in 1809 moet hij de wijk nemen naar Parijs om daar in 1813 te sterven. | |
Het vervolgWat had de schrijver eigenlijk willen zeggen, voordat hij in 1782 werd doodgeknuffeld door de Franse publieke opinie? De man achter de maskers - de boodschap die alleen tussen de regels van zijn Amerikaensche landman door schemerde - kwam in 1925 aan de oppervlakte, een jaar na het vernietigende commentaar van Lawrence. In dat jaar werd eindelijk het door de Letteroefeningen in 1784 zo spoedig verwachte tweede deel gepubliceerd. Dit vervolg was gebaseerd op manuscripten uit de periode voor 1780, door de auteur tijdens zijn vlucht naar Engeland eveneens in zijn koffer meegedragen maar na alle daaropvolgende wisselingen van toneel niet langer publicabel geacht. In deze schetsen wordt een veel realistischer en gedetailleerder beeld gegeven van het Amerikaanse boerenbedrijf dan in de Ameri- | |
[pagina 155]
| |
kaensche landman het geval was. Meer volgens de smaak van Otto, die er uiteindelijk met zijn herkenning van een authentieke passie toch niet zover naast had gezeten. Vermoedelijk zijn deze uiteenzettingen over agrarische methodes en technieken te plat bevonden om als vervolg te kunnen dienen op de inmiddels zo populaire agrarische idylle in het eerste deel.Ga naar eind80. Veel van de overige manuscripten sluiten aan bij het laatste, door eigentijdse critici genegeerde, hoofdstuk waarin bitterheid over de Amerikaanse revolutie de boventoon voert. Uit deze schetsten blijkt dat de auteur van plan was geweest in zijn boek een ‘eregalerij’ te formeren bevolkt door slachtoffers van de revolutie, een bloemlezing van gruwelijke verhalen over hoop die de grond is ingeslagen en miserabele ellende. Zoals het verhaal ‘The man of Sorrows’ over een van collaboratie met de Engelsen verdachte Amerikaan die door een revolutionaire militie voor de ogen van zijn vrouw en kinderen wordt gefolterd en opgehangen.Ga naar eind81. Ook in de titel ‘History of Mrs. B. an epitome of all the misfortunes which an possibly overtake a new settler, as related by herself’ wordt niets te veel beloofd. De rampen die haar overkomen nadat zij zich met haar echtgenote aan de frontier heeft gevestigd (bedrogen door laaghartige verkopers van grond, bedreigd door de gevaren van de wildernis, ingesloten door rivaliserende bendes), zijn nog niets vergeleken bij wat haar tijdens de Amerikaanse Revolutie te wachten staat.Ga naar eind82. Samen met haar echtgenoot staat ze bloot aan vervolging vanwege hun vermeende Engelsgezindheid, haar twee oudste zoons nemen dienst bij het leger van hun achtervolgers, de daarop volgende zoon wordt gevangen genomen door de indianen, haar schoonzoon wordt vermoord en weer een andere zoon, haar echtgenoot en een kleinkind sterven aan de kinderpokken.Ga naar eind83. Alleen zijzelf overleeft de revolutie, blind en verbitterd geworden. De droom van een hemels paradijs op Amerikaanse bodem heeft in deze notities plaats gemaakt voor een heel wat cynischer kijk op de wereld in het algemeen en op Amerika in het bijzonder: ‘Men are the same in all ages and in all countries.’Ga naar eind84. |
|