Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 26
(2003)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Amerika als hemel op aarde
| |
[pagina 135]
| |
Opvoedinge het niet verbeeterde. Want, de natuur die prikkelt ons tot vrijheid, maar de Opvoedinge houd ons in onse pligt [...] De Opvoedinge kan de gaven van de Natuur tot haar hoogste volmaaktheid brengen.’ Krinke Kesmes werd geregeerd door een raad van filosofen, die de koning van advies diende. De godsdienst week er af van die in welk Europees land ook. Alle christelijke en andere predikers waren er verbannen, waarna er een soort basisgodsdienst was ingevoerd met priesters die zonder veel gezag te hebben in dienst stonden van een deïstische Oppermacht. Onder de wirwar van ideeën waardoor de schrijver zich liet leiden, herkenden orthodoxe predikanten die van Descartes en Spinozisme, hetgeen voldoende reden was voor een verbod van overheidswege.Ga naar eind9. Literatuurhistorici pinnen de overgang naar de utopische roman graag vast aan het jaartal 1780. De Nederlandse werken laten echter zien dat de overgang eerder een geleidelijk verloop had. Imaginaire reisverhalen die later in de achttiende eeuw verschenen, speelden zich doorgaans af tegen een minder exotische achtergrond en sloten meer aan bij de wereld waarin de auteurs leefden, waardoor ze meer het karakter van een politiek programma kregen. Met goed recht kan Rhapsodien of het leeven van Altamont (1775) van W.E. de Perponcher als de eerste utopische roman worden beschouwd. De Perponcher was een van de voormannen van de Verlichting in Nederland. Hij was een erg productief auteur en schreef filosofische werken, romans, kinderboeken en studieboeken. In de Rhapsodien, een vroeg werk, komt alles bij elkaar. De tekst wordt voorafgegaan door een intrigerende ‘Waerschouwing van den uitgeever’, waarin staat dat het boek noch een roman noch een ware geschiedenis is: eerder zijn het ‘harssenschimmen’ van een ‘goeden kluizenaer’. Het boek speelt, zoals in het genre gebruikelijk. op een eiland, maar de twee schipbreukelingen die er aanspoelden, troffen er geen vreemde maatschappij aan en moesten op het verlaten eiland op eigen kracht een vorm van samenleving ontwikkelen. Gelukkig waren de zeelieden bekend met Rousseaus ideeën over het contrat social. Een hoofdstuk van het boek draagt de titel ‘Over de gelijkheid en de vrijheid’, woorden die enkele jaren later onderdeel van de strijdleus van de Franse revolutie zouden worden. De schipbreukelingen waren zo verstandig een deel van hun persoonlijke vrijheid in te leveren bij de staat, om daardoor hun geluk te bevorderen. En ook al waren ze slechts met hun tweeën, ze onderschreven Montesquieus trias politica, de scheiding der machten die het fundament van de moderne staten in Europazou worden. Er heerste volkomen gelijkheid en slavernij bestond niet. De aldus geconstrueerde samenleving was typerend voor het staatkundig optimisme van deze tijd. Naast de genoemde inspiratiebronnen waren beide zeelieden verder vooral beïnvloed door de recente ontwikkelingen in Amerika, waar net de vrijheidsstrijd was uitge- | |
[pagina 136]
| |
broken. Het is eens te meer een bewijs dat de gebeurtenissen in Amerika een sterke impuls vormden voor de omvorming van het traditionele genre van de imaginaire reis naar de moderne utopische roman. De fascinatie van De Perponcher blijkt ook uit een van zijn studieboeken, het eerste aardrijkskundeboek voor kinderen. Nieuwe aardryks-beschry-ving voor de Nederlandsche jeugd. Hij is ook hier gefascineerd door de Verenigde Staten van Amerika, de ‘eerste vrije staat in de nieuwe wereld’. Hier heeft zich ‘een nieuwe toneel geopend, op 't welke de burgermaatschappij zig tot den hoogsten top van bloei, gelukstaat en luister zal kunnen verheffen.’Ga naar eind10. De meest succesvolle utopie was de droom over het jaar 2440 die de Fransman Louis-Sebastien Mercier in 1771 op schrift stelde. Het boek vertelt het verhaal van een Parijzenaar die na verloop van bijna zeven eeuwen wakker werd in een stad die veel aangenamer was dan die waar hij in slaap viel. Parijs in het jaar 2440 heeft ruime en schone boulevards, er is openbare verlichting, de stad was veilig geworden, het verschil tussen arm en rijk was genivelleerd, iedereen kon beroep doen op sociale zekerheid en Frankrijk was een constitutionele monarchie geworden. Dit boek, waarvan in 1780 een definitieve versie verscheen, markeert in de literatuurgeschiedenis de geboorte van de moderne toekomstutopie. De boodschap was dat mensen zelf in staat waren een betere samenleving te scheppen. De vooruitgang in de wereld van 2440. zoals door Mercier geschetst, kon aan vele nieuwe verworvenheden worden afgelezen. Even buiten de stad ligt bijvoorbeeld het ‘Inenting-huis’, waar men tegen allerlei ziekten werd ingeënt. Er waren in de tussenliggende tijd ‘verscheiden wonderlijke geheimen’ ontdekt en er waren ‘wonderlijk eenvoudige geneesmiddelen’ tegen ‘aamborstigheid, longtering, waterzucht en andere ziekten’. Een andere vooruitgang betrof de hervorming van het strafrecht: de afschaffing van de doodstraf was een belangrijk streven tijdens de Verlichting geworden. Moderne juristen zagen meer in de heropvoeding van misdadigers. Het jaar 2440 werd in de jaren 1792 en 1793 in het Nederlands vertaald.Ga naar eind11. In de tussenliggende tijd was er veel veranderd, constateerde de vertaler in zijn voorbericht. Bij verschijnen werd het boek gelezen als een ‘droom van eenen menschlievenden wijsgeer’ vol ‘doordagte denkbeelden’, die echter pas twee eeuwen later in de praktijk gebracht zouden kunnen worden. Maar nu in Frankrijk een revolutie had plaatsgevonden, waren heel veel van de denkbeelden van de schrijver werkelijkheid geworden. Juist nu moest dit boek gelezen worden: ‘nooit kon er een belangrijker tijdstip zijn om het onzen landgenooten mede te deelen’. Op de titelpagina staat bij de naam van de auteur zijn nieuwe functie vermeld: ‘thans lid van de Nationaale Conventie’. Mercier was gekozen als volksvertegenwoordiger en kon dus zelf meewerken aan de verwezenlijking van de idealen die hij ruim twintig jaar eerder had verwoord. De utopieën uit deze tijd weerspiegelden een groeiend vooruitgangsoptimisme dat ook in serieuze werken te vinden is en dat het meest treffend verwoord werd door de adellijke revolutionair Condorcet. Hij had zich ingezet voor de Franse revolutie, maar als zoveel andere voormalige edellieden werd hij tijdens de terreur ter dood veroordeeld. Terwijl hij in de gevangenis wachtte op zijn executie schreef Condorcet zijn Esquisse d'un tableau historique des progres de l'esprit humain. Het boek verscheen in 1794, het jaar waarin hij onder de guillotine kwam. Later volgde er een Nederlandse vertaling.Ga naar eind12. Condorcet was niet de enige schrijver die zijn brave new world in gevangenschap op papier zette. Een aantal jaren eerder had de markies De Sade in de Bastille zijn toekomstroman Aline et Valcour ou le roman philos-ophique geschreven. Utopieën waren een ontsnapping aan de eigen tijd en in deze gevallen tevens een papieren variant van een daadwerkelijke ontsnapping. Dat een utopie zelf ook het karakter van een gevangenis kon hebben, was tot de tijdgenoten nog niet doorgedrongen. | |
[pagina 137]
| |
W.E. de Perponcher Sedlnitzky
In Nederland veranderde de utopische roman eveneens rond 1780 van karakter. Smeeks en De Perponcher hadden hun ideale samenlevingen nog gesitueerd in een contemporaine wereld. Holland in 't jaar 2440, dat anoniem uitkwam in 1777 en vermoedelijk is geschreven door Betje Wolff, is een navolging van Mercier.Ga naar eind13. Meer en meer fantaseerden sindsdien ook Nederlandse auteurs over de verwachte explosieve groei van wetenschappelijke kennis en technisch kunnen. Arend Fokke Simonsz liet in Het toekomend jaar 3000 uit 1792 zijn landgenoten vliegen in gemotoriseerde ballonnen, die plaats boden aan drie of vier personen.Ga naar eind14. Wat Fokke zag door zijn ‘telescoop der verbeelding’, vormde overigens vooral een ironisch commentaar op zijn eigen tijd. Datzelfde geldt voor een boekje dat twee jaar later anoniem verscheen, waarin een samenleving van maanbewoners in het jaar 4500 wordt geschetst.Ga naar eind15. Opmerkelijk is dat de illustratoren van deze boeken de literaire ontwikkeling niet konden bijbenen. Tekenaars die zich zouden werpen op de onbegrensde mogelijkheden van de visuele toekomstfantasie, zouden zich pas bijna een eeuw later, in de tijd van Jules Verne, gaan ontplooien. Weer een eeuw later zou juist de visuele verbeelding van de toekomst het publiek in zijn greep krijgen met films als Fritz Langs Metropolis en Stanley Kubrics 2001: A Space Odyssey. De outillage mentale die hiervoor nodig was, ontbrak kennelijk nog in de late achttiende eeuw. De meest productieve schrijver van laat achttiende-eeuwse utopieën was de broodschrijver Gerrit Paape. Deze felle patriot was afkomstig uit Delft en in 1787 naar Frankrijk uitgeweken. Teruggekeerd in 1795 nam hij deel aan de Bataafse revolutie. Al eerder had hij onder pseudoniem enkele imaginaire reizen gepubliceerd.Ga naar eind16. Begin 1798 schreef hij een ‘revolutionaire droom’ waarin hij Nederland in het jaar 1998 beschreef.Ga naar eind17. Het boek verscheen op het moment dat de Bataafse revolutie de meest radicale fase in ging. Paape geloofde dat de basis werd gelegd om van Nederland het gelukkigste land ter wereld te maken. Twee eeuwen later zou er, zo meende hij, een onfeilbaar bestuur zijn en zouden er geen ‘partijschappen’ meer zijn. Nederland zou worden bevolkt door geheelonthouders en volksfeesten zouden dan gevierd worden zonder enige vorm van drankgebruik. Een van de weinig landen waar later ooit het ideaal van de geheelonthouding in de praktijk zou worden gebracht, is uiteraard de Verenigde Staten van Amerika. Het verband dat Paape legde tussen opvoeding en utopie, keert voortdurend terug in het genre. We zagen het reeds bij zijn voorloper Smeeks. Opmerkelijk veel auteurs schreven zowel utopische romans als pedagogische werken en kinderboeken.Ga naar eind18. De Perponcher was bijvoorbeeld ook de auteur van Onderwijs aan kinderen. Betje Wolff beoefende de drie genres met veel succes. Een ander voorbeeld is Petronella Moens, die tijdens de patriotse en Bataafse revoluties begonnen was als publicist van krantenartikelen en pamfletten, vaak samen met Bernardus Bosch. Later schreef ze zowel pedagogische werken als kinderboeken en in 1817 publiceerde ze een utopische roman gesitueerd in Zuid-Amerika, spelend in de volksplanting Aardenburg. Aardenburg was een kamp, dat geleid werd door Adolf. Het kamp werd permanent bewaakt werd door ‘een soort wachttoren’, die dag en nacht bezet was door ‘gewapende lieden’. Behalve het ‘aanzienlijke huis’ van Adolf en zijn vriend waren er vooral veel werkplaatsen. Elke morgen moesten de bewoners zich verzamelen om de ‘grote almachtige geest’ te bedanken, waarbij een orkestje van ‘negermuziekanten’ voor begeleiding zorgde. 's Avonds vond een soortgelijke ceremonie plaats, waarbij de opzichters aan Adolf een ‘getrouw verslag’ uitbrachten hoe de werklieden zich die dag hadden gedragen. | |
[pagina 138]
| |
De vriendelijke en inmiddels bejaarde schrijfster Moens heeft hier een volmaakte schets gegeven van de totalitaire variant van het utopisch denken.Ga naar eind19. Veel schrijvers hadden hoge verwachtingen van de versnelde technische vooruitgang die zich in hun tijd begon af te tekenen. Arend Fokke liet mensen bijvoorbeeld vliegen in gemotoriseerde ballonnen met vier zitplaatsen. Ook bij serieuze politieke denkers nam het vooruitgangsgeloof vaak bijna fictionele vormen aan. Condorcet bijvoorbeeld meende dat verbeterde agrarische technieken binnen afzienbare tijd het verschijnsel hongersnood zouden uitbannen - een stelling die door de meer op de werkelijkheid gerichte econoom Thomas Robert Malthus belachelijk werd gemaakt. Een ander kenmerk van de utopie is het gebrek aan individuele vrijheid. De geschetste samenlevingen worden immers zo goed bestuurd - vaak door filosofen - en de bevolking is er zo gelukkig dat vrijheid ze eigenlijk niet meer interesseert. Geluk werd belangrijker geacht dan vrijheid, een opvatting die typerend is voor het achttiende-eeuwse denken in het algemeen.Ga naar eind20. Telkens weer blijkt hoe groot het belang is dat in utopieën gehecht wordt aan opvoeding en onderwijs. De utopische samenleving is vaak niet veel anders dan een grote tuchtschool. Het is geen toeval dat tijdens het hoogtepunt van het genre, rond 1780, de Engelse hervormer Jeremy Bentham zijn ideeën over de ideale gevangenis publiceerde: het panopticum. De gevangenis van Bentham was een rond gebouw, waarin de gevangenisdirecteur vanuit zijn centrale positie alle gevangenen kon observeren zonder zelf gezien te worden. Hij kon de gevangenen niet alleen zien, maar door middel van een ingenieus systeem van buizen ook afluisteren en toespreken.De gevangenisdirecteur was het vleesgeworden mannetje-van-binnen. Verschillende ideeën uit utopische romans werden tijdens de Franse revolutie in de praktijk gebracht. Men zag nu in de praktijk bevestigd dat utopieën daadwerkelijk op aarde gevestigd konden worden. Het aanvankelijke succes van de revolutie verbreidde die gedachte door heel Europa. Veel Nederlandse patriotten wilden na de Bataafse Revolutie van 1795 ook hier een utopie verwezenlijken. Een van hen verwoordde die gedachte in een lofzang op de ‘zalige egalité’, die was meegebracht uit ‘het paradys der vrye Franschen’.Ga naar eind21. In de politiek waren werkelijkheid en utopie door elkaar gaan lopen. De meest fundamentele teksten van de Amerikaanse en Franse revoluties kunnen namelijk gelezen worden als utopieën. Dat geldt zowel voor de Amerikaanse Declaration of independence uit 1776 en de verschillende bill of rights van de Amerikaanse staten, als voor de Franse Declaration des droits de l'homme et du citoyen uit 1789. De laatste was bovendien mede vormgegeven door Lafayette, die uit zijn Amerikaanse kennis en ervaring kon putten.Ga naar eind22. De artikelen in deze teksten waren immers geen weerspiegeling van de werkelijkheid, maar beschreven een te verwezenlijken ideaal, waarbij ‘the pursuit of happiness’ centraal staat, een typisch utopische | |
[pagina 139]
| |
gedachte. Af en toe doen de discussies over deze teksten zelfs denken aan de gesprekken tussen de twee zeelieden die De Perponcher op een onbewoond eiland had laten aanspoelen. Ook in de Nederlandse Nationale Vergadering, bijeengeroepen na de Bataafse Revolutie van 1795, vindt men utopische kwesties besproken. Typerend zijn de gloedvolle woorden waarin de onderwijsdeskundige Vatebender pleitte voor een revolutionaire opvoeding voor de jeugd: de Jeugd en derzelver opvoeding onder iedere Natie, is niet een particulier goed, met het welk ieder mag leven naar zijn eigen grilligheeden, en het vermorschen naar zijne onkunde of kwaadwilligheid: de Jeugd van ieder Land is een publicq eigendom van den Staat, dat recht heeft, niet alleen, op Vaderlijke bescherming, bezorging en bestiering van de Souvereine Macht, maar daar zelve niemand anders zijne ongewasschene handene ten verderve aan mag slaan en dat door geen eenen anderen mag genaast worden.Ga naar eind23. Uit Vatebenders woorden - de jeugd is publiek eigendom van de staat - spreek een totalitaire visie op staat en samenleving. De ‘ongewassen handen’ waar Vatebender in deze passage tegen fulmineert, sluiten aan bij de utopistische obsessie met reinheid en zuiverheid. Merciers toekomstig Parijs had bijvoorbeeld eindelijk schone straten, in andere utopieën uit deze tijd waren alle mensen vegetariërs en geheelonthouders geworden. Vatebender besefte overigens wel dat zijn ideaal ver af stond van de werkelijkheid en misschien niet gerealiseerd kon worden. Hij sprak in de Nationale Vergadering de vrees uit dat zijn ideeën over onderwijshervorming zouden worden gezien als een ‘chimère’, een hersenschim. Dat bleken ze later inderdaad te zijn, want zijn plan voor een nationale opvoeding is uiteindelijk in het papieren stadium blijven steken. De groeiende kloof tussen heden en toekomst maakte het mensen mogelijk bewuster vooruit te kijken. Dat leverde aanvankelijk vooral optimistische scenario's op. Al tijdens de periode van de Bataafse Revolutie, bezegeld door de restauratie van 1814, getuigde echter een groeiend getal van publicaties van een veel somberder kijk op de toekomst. Noch in Amerika noch in Frankrijk was het mogelijk gebleken in enkele jaren een utopische staat op te bouwen. De omslag kan worden afgelezen uit een werk van de pedagoog G.C. Salzmann uit 1797 en de reactie daarop een kwart eeuw later. In 1797 publiceerde Salzmann een boek met de titel De hemel op aarde, een typisch utopisch streven. Zijn definitie van hemel was: ‘die toestand van zedelijke wezens, in welken zij geene beletselen in het vervolgen van hunne zedelijke goede bedoelingen te vreezen hebben’ - de bijbel kwam er dus niet meer aan te pas. Salzmann en andere filantropen meenden dat mensen hun leven zelf vorm konden geven en dat ze verplicht waren het geluk op aarde na te streven.Ga naar eind24. Maar na twee decennia van revoluties, coups, terreur en dictatuur had de gedachte dat de hemel op aarde te realiseren was, sterk aan overtuigingskracht ingeboet. In 1830 verscheen een Nederlandse vertaling van een boek met de merkwaardige titel De hel op aarde tegen Salzmann's hemel op aarde, een roman van de Duitser J.G. Gruber, die een bestrijding bevat van de opvatting van Salzmann. In zijn inleiding gaat de vertaler in op de opmerking die volgens hem bij de lezer opkomt: ‘Welk een vreemde titel!’ Hij geeft uitleg van Salzmanns idee over een bereikbare hemel op aarde, om te constateren dat, dertig jaar na dato ‘dit hier beneden niet het geval is’, maar wel ‘veel moeite en weinig loon, veel zaaien en weinig maaien.’Ga naar eind25. Veel dramatischer zijn de latere wederwaardigheden van W.E. de Perponcher, auteur van de eerste Nederlandse utopische roman. Op hoge leeftijd werd hij in 1813 slachtoffer van de loop die de Nederlandse geschiedenis na de Bataafse Revolutie had genomen: na meerdere coups en de omvorming tot koninkrijk werd het land uiteindelijk ingelijfd bij het Franse keizerlijk. Toen de Napoleontische legers zich terugtrokken, namen ze enkele gijzelaars mee, | |
[pagina 140]
| |
onder wie de inmiddels hoogbejaarde De Perponcher. Hij werd meegevoerd naar Parijs en maandenlang in een gevangenis opgesloten. Uiteindelijk keerde hij levend en wel terug, waarna hij deze episode uitvoerig beschreef als een bizar avontuur. Na een emotioneel afscheid van zijn tachtigjarige zuster werd hij ‘in het holst van de winter’ meegevoerd met een rijtuig dat zich tergend langzaam richting Parijs bewoog en bij Breda instortte zodat er op een ander voertuig moest worden overgestapt. Uiteindelijk kwam hij na een ‘zevendaagsche winterreise’ uitgeput aan in Parijs, waar hij werd opgesloten: Ik ontwaakte in den kerker: een steenen hokje van negen voet in 't vierkant, onder 't overhellend dak, met een klein in 't kruis getralied venstertje, en eene zware gegrendelde deur: voorzien van eene open brits, en een kacheltje, dien avond en nacht niet gestookt [...]. voorts een stoel, een klein tafeltje, eene groote aarden kruik met water, een stalbesem tot reiniging een open tobbetje - dan dit is te walgelijk, bijzonder bij eene gesloten deur. Het lijkt wel of iedere utopist terechtkomt in de hel in plaats van de hemel. Maar utopisten zijn hardnekkige wezens. Net als Condorcet voor hem, liet De Perponcher zich niet uit het veld slaan. Hij hield vast aan zijn typisch Nederlands-christelijk-verlicht optimisme: door het raampje van de kerker ziet hij 's morgens vroeg ‘een lieflijke stralengloed’, en als hij het raampje opent ademt hij ‘de frissche morgenlucht’: ‘Ook in dezen kerker derhalve, dacht ik, mag ik nog des Scheppers Werken aanschouwen.’Ga naar eind26. |
|