Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 26
(2003)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Iets over de Schiedamse Saturnus (1713-1714) van Cornelis van der Gon (1660-1731)Ga naar eind*
| |
[pagina 60]
| |
schryven kan uit de kop krygen’.Ga naar eind6. Daarmee lijkt hij aan te sluiten bij Doedijns, die meent dat ‘Een Mercuur moet zijn 'T Graf der Melancholien’.Ga naar eind7.
Het eerste nummer van Den Schiedamse Saturnus verschijnt op 24 juni 1713 bij Pieter de Vries. Na nummer 13, van 16 september, valt er een stilte en pas twee maanden later, op 13 november, verschijnt een nieuwe aflevering. Deze keer gedrukt ‘voor den Autheur’ door Pieter van der Veer, bij wie vervolgens nog zeven afleveringen verschijnen. Inhoudelijk is Den Schiedamse Saturnus kortweg te kenschetsen als anti-Frans, anti-katholiek en anti-Tories. Anders dan zijn voorganger de Haegse Mercurius, is de Schiedamse Saturnus nagenoeg gespeend van Latijnse citaten. Dat moet enigszins in zijn voordeel zijn geweest, want niet iedereen stelde dat soort eruditie op prijs. Doedijns weigerde indertijd ‘sijn Latyn, Frans, &c. in 't Duyts te vertalen’ omdat volgens hem een tekst daarbij altijd verliest aan ‘geur’ en geest, maar vooral omdat ‘men gemeenlijk meer reverentie en achting [heeft] voor 't geen men niet en begrijpt’.Ga naar eind8. Sprak hier de advocaat in Doedijns? Van der Gon daarentegen kende waarschijnlijk geen Latijn en de paar frasen die de Saturnus rijk is, kan hij her en der opgepikt hebben. Afgezien van de antieke godenwereld - die hij evengoed kan hebben leren kennen uit Nederlandstalige handboeken of uit de literatuur - figureert er weinig mythologie of klassieke oudheid in de Saturnus.
Als we Van der Gon mogen geloven, verliep de uitgave van zijn Saturnus allerminst vlekkeloos. Bij de herverschijning van het blad bij Van der Veer verklaart hij zijn lezers zijn tijdelijke afwezigheid: ‘om dat ik boos geweest ben, in myn pruilhoekje gezecten, en myn tanden en nagels, met een aardig vyltje, scherp gemaakt heb, om 'er dat canalje, 't geen my zoo goddeloos, in de handen van gauwdieven, huisbrekers, beurzesnyders, en luizige hoeren, langs de straaten, voor een oortje te koop geveilt hebben, helder me[e] te krabben en byten’.Ga naar eind9. Met dat ‘canalje’ doelt hij op enkele boekverkopers die roofdrukken van zijn blad langs de straten zouden hebben laten uitventen, zodat Cornelis zijn inkomsten aan zijn neus voorbij zag gaan. ‘Kapiteins van de luyspooken’ noemt hij ze. De een is een niet nader geïdentificeerde ‘Haarlemse konkel’, de ander is met naam en toenaam vermeld: Jacobus van Egmont. Deze inderdaad beruchte Amsterdamse roofdrukker maakte overigens geen geheim van zijn praktijken. Eens verklaarde hij openlijk ‘dat hij moest nadrucken, oft anders zijn broot niet kon vinden’.Ga naar eind10. Zulk ‘ruigt van Drukkers’, foetert Van der Gon, zou men ‘ten vaderlanden uit’ moeten verbannen en ‘met al'er rappaillie, tot een kanker van de Drukkunst, uit de hel gebraakt, met Drukperssen op de rug, naar Suriname te zenden; om daar voor altoos in de Suiker velden, onder de zwarten, de laatste woorden van galgbrokken, te koop te veilen’.Ga naar eind11. Zijn eerste drukker. De Vries, had hem naar zijn idee onvoldoende beschermd tegen ‘die schurfte na-drukkers’, dus had hij een andere gezocht. ‘'t Is niet regt als me de een, den andere, zen arbeid ontsteelt: 't maaktje verdrietig, 't blust de geest uit, en werpt alle regels, en ordres, over hoop’.Ga naar eind12. Maar er speelde meer. Behalve de zeer anti-Franse Saturnus drukte De Vries ook nog, in licentie, de uitgesproken pro-Franse Antwerpse courant van Henricus Aertsen.Ga naar eind13. Wanneer eind 1713 Van der Gon zijn woede uitstort over zijn vroegere uitgever, beschrijft hij hem als een ‘Goudiefs-drukker [...], die met een versilverd kruyn-hoorntje voor zijn kop. [...] met de Antwerpze Kourant op zen borst, den geheelen heydensen Hemel, in roeren bragt’ door met zijn onterechte klachten een vergadering der Goden te verstoren.Ga naar eind14. Ook beschuldigt hij De Vries van het publiceren van ‘leugens’ in de Antwerpse Courant.Ga naar eind15. Waar dit precies over | |
[pagina 61]
| |
gaat, is onduidelijk. Verder kan er trammelant zijn geweest tussen de twee Saturnus-drukkers, al waren zij elkaars buren: beiden waren in 1713 gevestigd in de Rotterdamse Korte Hoofdsteeg.Ga naar eind16. Ook staan beiden in 1713 te boek als stadsdrukker van Schiedam.Ga naar eind17. Mogelijk was Van der Veer in die functie de opvolger van De Vries. En wellicht meende De Vries dat Van der Veer hem zijn stadsdrukkerschap èn zijn Saturnus afgekaapt had. In ieder geval dreigde hij eind 1713 met een proces, zoals valt op te maken uit de op één na laatste Saturnus-aflevering. Daar is sprake van ‘den dronken Genever-drukker’Ga naar eind18. en ‘Lieties-drukker van turelure’ Pieter de Vries, die Saturnus ‘agter zijn rug uytdaagt, en met Advocaaten drijgt’.Ga naar eind19. Hoe dat ook zij. Van der Veer zorgde wel voor een vast verkoopadres in Amsterdam (de boekhandel van Andries van Damme).Ga naar eind20. maar was kennelijk niet bereid de Saturnus op eigen risico uit te geven: de auteur moest de uitgave zelf betalen. Het is goed mogelijk dat dàt het blad tenslotte de das omgedaan heeft. Van der Gon had nu eenmaal niet een historie van geldelijke voorspoed en ook in die tijd zat hij, naar eigen bekentenis, krap: het enige dat de Schotten en Saturnus gemeen hebben is ‘datse niet veel goud handelen, en meest altemaal geldeloos wandelen’.Ga naar eind21. Den Schiedamse Saturnus heeft ongetwijfeld minder minder stof doen opwaaien dan Doedijns' Haegse Mercurius, die bovendien - als eerste Nederlandstalig satirisch weekblad - de aantrekkingskracht van een nieuwigheid had. Toch moet Van der Gons Saturnus enigszins aangeslagen zijn, anders hadden de ‘Haarlemse konkel’ en Jacobus van Egmont vast niet de moeite genomen het na te drukken en tot eigen profijt te verspreiden. | |
[pagina 62]
| |
Titelvignet Schiedamse Saturnus.
|
|