Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 171]
| |
Bij het portret van Claus van Laar
| |
[pagina 172]
| |
bron (dit egodocument zou ooit eens uitgegeven moeten worden). De Boer stelt veel belang in Claus van Laar. Ook in het portret. Hij schrijft op 2 juli 1749: Heeden Werd J W: Claus van Laar, uyt de Haarlemse Gevankenis gevankelyk naar den Haag overgevoerd. Ziet hier nevens Zijn portret, met een Voorreden; van zijne ontmaskerde pieter bakker. Welk Boek hij alhier heeft geschreeven, en uytgegeven in 't jaar 1746. Dit Boek quam in 't ligt zonder 't portret, of het vaersje &c. maar zijne vijanden, (mogelijk) de koussekoper pieter bakker, nu nogh woonaghtig op de nieuwe markt alhier: of andere) maakten het daar bij [...]. Wat het geheijm van zijn portret aangaat: zo beziet naauwkeurig zijn hals dasje (heeden stropje genaamt:) niet van linnen of fyn neteldoek geweven: maar van hennip gedraaijt: verbeeldende aldus, een galge strop. Het lijkt me dat Jan de Boer (en zijn tijdgenoten?) hier een wat erg levendige verbeelding hebben: maar duidelijk is dat Claus van Laar beschouwd werd als een galgenbrok. Aardiger is de informatie over het bijbehorende spotvers, dat duidelijk maakt dat de hoer op het portret inderdaad Christina is, en dat tevens enkele toespelingen in dat vers opheldert. Daartoe leze men eerst de beginregels van dat vers: Aanschouw dit Kopstuk vol Geleerde en Liefdens Schatten. Wiens Geld en Kuysheid glipte op Styntjes gladde matten. En hoed haar Lam'ren kooy, en kykt als Pallas Uyl [...]. Het blijkt dat die gladde matten niet slechts een symbolische waarde hebben. Want Boer meldt, na aan het gedicht gerefereerd te hebben: Dit Styntje; was een Venus-dier, het welke gemelde van haar, (beneffens zyn Echte Vrouw) voor zijn plaijsier overhield: Woonagtig alhier aan de noordzyde van de Westermarkt, het 2de huys van princegraft: men zegt als dat ze haar aan jannever onlangs heeft dood gezopen: Deze Hoer, Was zeer zindelyk op haar Bordeel: en hadde over al in haar huijs de vloeren belegt, met gladde matten: waarom dit Hoerhuijs, bij de Amsterdamse ligtemussen bekend was onder den naam van gladde matjes.Ga naar eindnoot1. Wellicht heeft deze informatie tevens enige waarde voor komende boeken over een bepaalde beroepsgroep. De verdere opmerkingen van De Boer over Claus van Laar laat ik maar achterwege... |
|