Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
Hekelschrijver in de Vecht
| |
[pagina 161]
| |
Vermoedelijk lag die buitenplaats in het centrum van Breukelen, waar hij enige jaren een huis in de ‘Clapstraat’ bewoonde.Ga naar eindnoot6. Achter de façade van Vreede Grond ging vermoedelijk een modaal huisje schuil. Zijn echte verblijfplaats moest het vermoedelijk doen zonder de allure die zijn buitenplaats in zijn weekbladen allengs gekregen had. Hij bezocht en beschreef liever de huizen van anderen. Favoriet was ontegenzeglijk het ‘Spookpaleys’ van een zekere Kakus. Al in augustus had hij in Den Ontleeder der Gebreeken zijn lezers in het vooruitzicht gesteld: ‘de vrolyke Beschryving [...] van een Buytenplaats aan de Vegt, by weinige met den Tytel van Kleyn Angola, doch aan veele bekent met den Doopnaam van Slakkenburg.’Ga naar eindnoot7. In twee daaropvolgende afleveringen, die op 3 en 10 september verschenen, werd de belofte ingelost met de beschrijving van het huis ‘Paddenstyn’. Aan de scherpe pen ontsnapte de eigenaar Kakus, die zo vaak bromde ‘met het Accent van een Nymeegsche Molschipper’, evenmin.Ga naar eindnoot8. De krankzinnigheid van de architectuur van Paddenstyn hield gelijke tred met die van bouwheer en bewoner, het ‘Menschdier’ Kakus. Campo's adagium ‘zo Heer zo Plaats’ gold voor Kakus én Campo: de een bewoonde het spookhuis Paddenstyn, de ander het idyllische Vreede Grond.Ga naar eindnoot9. Sinds een aantal jaren is duidelijk dat het door Weyerman beschreven Paddesteyn vereenzelvigd kan worden met het bestaande ‘Hoogerlust’. Al wel eerder werd vastgesteld dat in Kakus de Amsterdamse boekverkoper Jacobus Lindenberg herkend mocht worden.Ga naar eindnoot10. Onbekend tot nog toe was dat ook Lindenberg zich herkende. In een op 2 oktober 1725 bij de notaris afgelegde verklaring liet de 29-jarige Roelof Hendrikse weten hoe hij op 13 september getuige was geweest van een opmerkelijk treffen. Op die dertiende september voer hij met schipper Willem Smidt van Breukelen naar Amsterdam toen hij plots ‘een ongewoon geraas en gestommel’ hoorde: waar op hy comparant van achteren uyt de Schuyt komende heeft gezien dat een van de Passagiers genaamt Jakob Campo Weijerman woonachtig tot Breukelen achter het Roer van de Schuyt in het water leij, waar op hy Roelof Hendrikse vroeg aan eene Jaques Lindenberg, woonachtig tot Amsterdam, die een buijtenplaats heeft na by Breukelen, hoe komt die persoon, of die heer in 't water? waar op den voornoemde Jaques Lindenberg repliceerde of tot antwoord gaf aan hem Comp(aran)t, Dat heb ik gedaan, ik heb den Schelm overboord gegooit.Ga naar eindnoot11. Deze verklaring lijkt niet belangeloos afgelegd, daarvoor is ze te belastend voor Lindenberg. Van een strafrechtelijk vervolg is mij echter niets bekend en van onmiddellijke wraakneming in geschrifte evenmin. Pas in januari 1726 kwam Weyerman terug op Kakus. In ‘Een Visioen of de Biegt van Kakus’ liet hij de uitgever openhartig verklaren: ‘Ik ben zo een Schandvlek voor de Boekkoopmanschap, en ik leef zo wonderlyk door den Regel van een algemeen Bedrog, als of ik de Ziel van een Winkeldief droeg vermomt in het Licghaam eens Boekverkoopers’.Ga naar eindnoot12. Verwijzingen naar de val in de Vecht zijn in dit visioen - en bij mijn beste weten: in het werk van Weyerman - niet te vinden, terwijl hij met een twijfelachtig genoegen meer dan eens memoreerde wat het lot kon zijn van schrijvers die hun pen als wapen hanteerden. In 1738, in de Zeldzaame Leevens-Byzonderheden van Laurens Arminius, beschreef Weyerman de mishandeling die de satirici Dryden en Voltaire trof.Ga naar eindnoot13. Maar ook al eerder, in Den Ontleeder der Gebreeken van 20 augustus 1725 verwees hij naar de vervolging van de hekelschrijvers Dryden en Boileau.Ga naar eindnoot14. Weyerman was zich dus terdege bewust van de risico's die hij liep toen hij Lindenberg belachelijk maakte. Enkele dagen na de verschijning van het feuilleton zocht en vond de | |
[pagina 162]
| |
gehekelde boekverkoper zijn wraak. Weyerman mocht met zijn onvrijwillig bad in de Vecht aansluiten in de rij van mishandelde satireschrijvers, maar in geschrifte bedankte hij voor die eer. De vraag lijkt gewettigd waarom Weyerman met zijn zucht tot autobiografie deze episode verzweeg. Was zijn rol te pijnlijk? Was de geschiedenis van de succesvolle wraakneming te zeer in tegenspraak met Campo's pose van kracht en onkwetsbaarheid? Of hoorde dit bij de bedrijfsrisico's van de satiricus? Kort erop nam Weyerman andermaal een risico. In 1726 werd hij naar eigen zeggen in Breukelen bezocht door een Utrechts heer die hem vroeg de wonderlijke wegen van juffrouw Bruynsteen te vereeuwigen. In zijn Echo dreigde Weyerman weliswaar met publicatie van de huwelijksgeschiedenissen van ‘Koriska’, maar aan dat dreigement gaf hij (na tranen en tegen betaling) geen uitvoering. Niettemin zou deze affaire een rol spelen in het proces-Weyerman.Ga naar eindnoot15. In Breukelen mobiliseerde Weyerman met zijn beschrijvingen tegenkrachten en vijanden. Beide kwesties, de zaak-Lindenberg en de zaak-Bruynsteen, zijn een gevolg van de scherpschrijverij van Weyerman. In beide kwesties ook bracht het schrijven Weyerman in de buurt van justitie: de wraakneming van Lindenberg is - op verzoek van Weyerman? - door een getuige notarieel vastgelegd, wat mogelijkheden opende voor vervolging, zoals de dreigende openbaarmaking van de levensgevallen van Anna Bruynsteen kenmerken van chantage vertoonde en met vertraging een zaak van justitie werd. In de schemering van het openbare leven, verdacht dicht in de buurt van het strafbare feit, opereerde de satiricus en met hem de opdrachtgever en het slachtoffer. Weyerman nam dubieuze opdrachten aan, overschreed de grenzen van het fatsoen en provoceerde tot wraak en vervolging. Op wraak en vervolging heeft Weyerman, die later door Pieter Poeraet ‘Breuklensmet’ genoemd zou worden, niet hoeven te wachten. Campo's pose als wijsgeer van de Vecht hielp hem op 13 september 1725 weinig, toen Lindenberg hem overboord zette. Ook later, toen de wraak van Anna Bruynsteen hem trof en vervolging volgde, bracht de wijsbegeerte geen redding. De naam van de hekelschrijver Weyerman was intussen zo besmet dat die met geen water uit Vecht of zee meer te reinigen viel. |
|