Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Aanvullingen op ‘... als zodaanig in de openbaare Nieuwspapieren Geadverteerd’Ga naar eindnoot*
| |
De geest van Jacob Campo WeyermanIn haar tweede artikel bespreekt Rietje van Vliet diverse uitgaven van, over of toegeschreven aan Weyerman, die in de tweede helft van de achttiende eeuw verschenen en waarvoor in de Leydse Courant veelal werd geadverteerd. | |
[pagina 151]
| |
De geest van Jacob Campo Weyerman, waarvoor geen advertenties in de Leydse Courant zijn aangetroffen, verscheen niet in 1754, zoals vaak aangenomen wordt, maar pas in 1757.Ga naar eindnoot3. Het misverstand wordt veroorzaakt door het verwarrende jaartal op de titelpagina. Er staat: C. LXXX, M.D. LXXIV. Het lijkt wel alsof hier de spot gedreven wordt met alle regels voor het weergeven van een jaartal in Romeinse cijfers en waarschijnlijk is dat ook de bedoeling van de samensteller van het werkje geweest. Opgeteld is de uitkomst 1754, waarbij de I van de V wordt afgetrokken. Het is echter de vraag of die regel hier wel toegepast moet worden. Wanneer we alle Romeinse cijfers alleen maar bij elkaar optellen, krijgen we het jaartal 1756. Ik vermoed dat het werk eind december 1756 min of meer gereed was, maar pas begin februari 1757 werkelijk verscheen. Het jaartal is toen niet meer aangepast, en daarom staat er een I te weinig. Hoe het ook zij, de eerste advertentie dateert van 7 februari 1757 en verscheen in de 's Gravenhaegse Courant. Vier dagen later werd de hele advertentie herhaald. De geest van Jacob Campo Weyerman verscheen dus na de biografie van Kersteman, die By H. BAKHUYZEN, Boekverkoper in 's Hage op de Groote Zael van 't Hof, is te bekomen: De Geest van JACOB CAMPO WYERMAN, of Nieuwe en Aerdige invallende Gedagten, nevens een Lyst van een uytmuntende en vermakelyke Verkoping van Antique Rariteyten die nog nooyt in de Weereld zyn geweest, en gevonden in de Swarte Zee in een papiere yzere Kist, &c. Zyn meede te bekomen te Amsterdam. Rotterdam, Haerlem. Leyden en Delft by de voornaemste Boekverkopers (en by open Waeter in alle de Steeden.) De prys is 9 Stuyvers. begin december 1756 was uitgekomen. Ik veronderstel dan ook, dat de samensteller van het werkje de titel heeft bedacht om mee te profiteren van de hernieuwde belangstelling voor Weyerman en het succes van de biografie. De verkoop van De zeldzaame leevens-gevallen van J.C. Wyerman verliep zeer gunstig, getuige de advertentie die Pieter van Os op 21 februari 1757 in de 's Gravenhaegse Courant plaatste. Het eerste gedeelte van deze advertentie kan nog opgevat worden als een verkooptruc om By PIETER VAN OS, Boekverkoper op de Plaets in 's Hage, zyn nog eenige, dog zeer weynige Exemplaeren te bekomen, van de zeldzaeme LEEVENS GEVALLEN van J.C. WEYERMAN, op de Voor-Poorte van den Hove van Holland in 's Gravenhage overleden; behelzende zyne weergaloose en voortreffelyke Geleerdheyd, zyne wonderbaerlyke Ontmoetingen en weetenswaerdige Omzwervingen door veele Landen, zyne doorsleepen en klugtige Minnaryen; mitsgaders zyn listige en vermakelyke Bedryven, geduurende zyn LEEVEN gepleegd. In Octavo, de prys is 12 St. Gemelde P. van Os, verzoekt aen alle Heeren Boekverkooers, [!] die van het gem. Leeven nog overig mogten hebben, dezelve voor den 15 Maert te rug te zenden, zullende by gebreken van dien voor gedebiteerd gehouden worden. belangstellenden aan te sporen het boek snel te kopen, maar het tweede gedeelte, waarin Pieter van Os om terugzending verzoekt, kan alleen maar uitgelegd worden als dat de verkoop in 's-Gravenhage zo hard liep, dat de boekverkoper zelf door zijn voorraad heen dreigde te raken.
De geest van Jacob Campo Weyerman is een bloemlezing vol erotische poëzie, korte prozavertellingen en platte, scabreuze versjes. Op het eerste gezicht heeft het niets met Weyerman van doen, behalve dan dat zijn naam op de titelpagina prijkt. Toch bestaat er een verband tussen deze uitgave en Weyerman, en wel met diens Vermakelyk wagen-praatje (1739).Ga naar eindnoot4. Achter de tekst van het Vermakelyk wagen-praatje volgen nog twee ‘aanhangsels’: een lijst van dertig spotrelikwieën en een satirisch vers op Broer Felix. De geest van Jacob Campo Weyerman eindigt ook met een soortgelijke lijst van zesenveertig rariteiten en relikwieën. | |
[pagina 152]
| |
Negenentwintig van de dertig relikwieën uit het Vermakelyk wagen-praatje komen ook voor in de lijst die in De geest van Jacob Campo Weyerman staat. Of de lijst van relikwieën en het spotvers op Broer Felix in het Vermakelyk wagen-praatje oorspronkelijk werk van Weyerman zijn, is niet met zekerheid te zeggen. Ikzelf heb sterk het vermoeden, dat zowel de lijst als het gedicht niet van Weyerman zijn, en waarschijnlijk door de boekverkoper zijn toegevoegd, maar bewijzen kan ik dat op dit moment niet. Van Weyerman is wel bekend dat hij het genre van de ‘spotrariteiten’ een enkele keer beoefende. In De Rotterdamsche Hermes treffen we dergelijke lijsten aan in de vorm van de inventaris van een voornaam liefhebber van het toneel (no. 15), een opsomming van een gedeelte van de rariteitenverzameling van John Woodward te Londen (no. 33), en een lijst van goederen die Deborah Kandeel zou hebben meegenomen, nadat zij weggelopen was bij haar mevrouw Suikerpeer (no. 51).Ga naar eindnoot5. Titelpagina De geest van Jacob Campo Weyerman.
Van De geest van Jacob Campo Weyerman zijn vier exemplaren bekend. Drie bevinden zich in bibliotheken, het vierde maakt deel uit van mijn privécollectie.Ga naar eindnoot6. De vier exemplaren zijn niet identiek. In mijn exemplaar en dat te Cambridge zijn acht bladen vervangen door acht nieuw gezette en gedrukte bladen.Ga naar eindnoot7. Deze nieuwe bladen noemen we cancellantia. De acht oorspronkelijke bladen (de cancellanda) zijn uit de exemplaren losgesneden, waarbij men een klein strookje papier - een kimmetje - liet zitten. Aan deze strookjes werden de nieuwe bladen geplakt. Aangezien er nog exemplaren met oorspronkelijke bladen bestaan (UBA en KBH), heb ik kunnen onderzoeken wat er aan de tekst is veranderd. Juist in de lijst van rariteiten en relikwieën zijn de meeste veranderingen doorgevoerd. De lijst telt veertien pagina's (zeven bladen). Zes bladen hiervan zijn vervangen door nieuwe. In de lijst zijn bijbelse namen veelal vervangen door persoonsnamen uit de klassieke oudheid of mythologie. Opmerkelijk daarbij is dat de namen van ‘slechteriken’ uit de bijbel niet veranderd zijn. Zo zijn Haman, de reus Goliath en Judas ongewijzigd.
Ter illustratie een voorbeeld waarbij de bijbelse namen gewijzigd zijn in mythologische namen. No. 17. Een Engelse Verrekyker, met Zilvere glaaze daar David meede na Batseba loerde, heel fraay. (cancellandum, F5r, p. 91, ex. KBH) | |
De Doorzigtige HeremytDe advertenties uit 1764, waarin S.J. Baalde aankondigt een herdruk van De Doorzigtige Heremyt uit te brengen, versterken het vermoeden dat ik al in 1986 in mijn doctoraalscriptie | |
[pagina 153]
| |
uitte. Heel voorzichtig formuleerde ik toen, dat S.J. Baalde mogelijk betrokken was geweest bij de tweede druk van De Doorzigtige Heremyt. Op grond van de bewaard gebleven exemplaren, de gegevens die ik al eerder verzamelde en de teruggevonden advertenties is het mogelijk een reconstructie te maken van de drukgeschiedenis van De Doorzigtige Heremyt. Het tijdschrift De Doorzigtige Heremyt verscheen slechts een half jaar, van 27 september 1728 tot 14 maart 1729.Ga naar eindnoot8. Bundelingen van het tijdschrift werden voorzien van een losse titelpagina. Er bestaat ook een tweede, geheel opnieuw gezette druk zonder jaar van uitgave. In de Aanzet tot een bibliografie van gedrukte werken van Jacob Campo Weyerman (1677-1747) wordt deze laatste uitgave gedateerd op 1731, weliswaar met een vraagteken tussen vierkante haken. Ook op andere plaatsen wordt ervan uitgegaan, dat de tweede druk vrij snel na de eerste druk moet zijn verschenen, hoewel daarvoor geen bewijzen geleverd worden. Het enige argument dat aangevoerd kan worden, is dat de tweede druk tijdens het leven van Weyerman verschenen is, omdat er op de titelpagina staat: ‘Uitgegeven voor Rekening van den Autheur’. Ik kan me echter moeilijk voorstellen dat er zo kort na het beëindigen van het tijdschrift (1729) al een herdruk nodig was. Bij de eerder verschenen tijdschriften van Weyerman werden weleens afleveringen herdrukt, om aan een grote vraag te voldoen, of om een complete jaargang te kunnen samenstellen, maar nooit werd een tijdschrift helemaal herdrukt. Nog een belangrijk gegeven dat een vroege herdruk uitsluit, is het voorkomen van vier verschillende titeluitgaven van het tijdschrift. Een titeluitgave is in dit geval een bundeling van de oorspronkelijke losse afleveringen, voorzien van een titelpagina die keer op keer opnieuw is gezet en gedrukt. Bij dat opnieuw zetten van de titelpagina, ontstaan kleine of grote verschillen in tekst en opmaak en daardoor zijn deze uitgaven van elkaar te onderscheiden. De titelpagina werd herdrukt, om een bundeling van afleveringen te kunnen voorzien van een overkoepelende titelpagina. Ik stel me voor dat er telkens een stapeltje titelpagina's werd gedrukt, en als dat op was, werd er weer een nieuwe titelpagina gezet en gedrukt. Het feit dat er zoveel titeluitgaven bestaan, is voor mij reden om aan te nemen dat de uitgave juist niet snel uitverkocht zal zijn geweest. Drie van de vier titelpagina's hebben het impressum: 's-Gravenhage, Reynier van Kessel, 1730. De titelpagina's verschillen onderling slechts op enkele kleine punten. Zo staat er de ene keer ‘Gedrukt by Reynier van Kessel, Ordinaris Stads- en kleyn Zegel Drukker op de Princegragt’ en de andere keer alleen nog maar ‘Gedrukt by Reynier van Kessel, Ordinaris Stads-Drukker’. De drie titelpagina's hebben als jaar van uitgave 1730, maar of ze ook alle drie uit hetzelfde jaar stammen, is nog maar de vraag. Ik denk dat Reynier van Kessel tot het einde van zijn boekverkopersloopbaan het tijdschrift heeft verkocht. We weten dat Van Kessel in 1733 in moeilijkheden raakte en een jaar later zijn plaats als stads- en kleinzegeldrukker afstond aan Cornelis van Zanten. In 1736 werd hij insolvent verklaard en verdween Van Kessel uit het openbare leven.Ga naar eindnoot9. In de praktijk komt het regelmatig voor, dat een fondsrestant overgenomen wordt door een andere boekverkoper, die de uitgave voorziet van een nieuwe titelpagina, al dan niet met zijn eigen naam in het impressum. In het Naam register van Johannes van Abkoude uit 1743 staat achter de titel De Doorzigtige Heremyt: ‘'s Graavenhage 1730. R. van Kessel. nu Leyden J. en H.v.d. Deyster, 's Graav. C. Bouquet.’ (Onderstreping staat voor gotische letter.) Dit betekent dat de Leidse en Haagse boekverkopers het kopijrecht hadden verworven, met mogelijk een restpartij. Nu bestaat er nog een vierde titeluitgave van De Doorzigtige Heremyt, met een totaal andere titelpagina, zonder naam in het impressum en met alleen de | |
[pagina 154]
| |
opmerking ‘Gedrukt voor den Autheur’. Deze titelpagina zou heel goed vervaardigd kunnen zijn door het driemanschap, dat bundelingen van het tijdschrift ging verkopen. Mijn veronderstelling is nu, dat S.J. Baalde enige tijd later weer het kopijrecht en een restant van de drie boekverkopers overnam, de laatste afleveringen verkocht en in 1764 een nieuwe druk op de pers legde.Ga naar eindnoot10. Als voorbeeld voor de titelpagina van de tweede druk nam hij die van zijn voorgangers. In tekst en opmaak lijken deze het meeste op elkaar. De spelling van de titel is wel gewijzigd. De Doorzigtige Heremyt wordt nu geschreven als De Doorzichtige Heremiet. Deze schrijfwijze treffen we ook aan in de advertentie van 12 oktober 1764, toen vermeld werd dat de herdruk verkrijgbaar was. Er is echter wel een moeilijk verklaarbare zaak. Op de
Titelprent uit de Amsterdamsche Argus (Exemplaar KBH 445 C 27)
Titelprent uit De Doorzichtige Heremiet, 2e druk.
titelpagina van de tweede druk staat: ‘Uitgegeven voor Rekening van den Autheur’, terwijl Weyerman in 1764 al zeventien jaar dood is. Maar misschien heeft Baalde met deze regel de stok willen weergeven, die onder bijna elke aflevering staat en die in de tweede druk niet meer herhaald wordt. Bij het zetten van de tweede druk is geprobeerd de vijfentwintig afleveringen zo efficiënt mogelijk te zetten. De tekst van de afleveringen werd achter elkaar door gezet, waarbij een nieuwe aflevering niet meer per definitie op een nieuwe pagina hoefde te beginnen. Telde het tijdschrift eerst 200 pagina's, bij de tweede druk is de tekst gezet op slechts 143 pagina's.Ga naar eindnoot11.
Het curieuze van de tweede druk is de gegraveerde titelprent. Het is de tweede, veranderde staat van nota bene de titelprent uit de Amsterdamsche Argus van Weyermans concurrent Hermanus van den Burg. De prent is op diverse plaatsen aangepast voor de tweede druk van De Doorzigtige Heremyt. Er is wel gebruik gemaakt van de oorspronkelijke plaat. Dat is duidelijk te zien, want het onderschrift is onzorgvuldig weggekrast. Resten van letters en van het jaartal zijn nog goed zichtbaar. De naam van de graveur. Jan Goeree, die in de linker benedenhoek stond, is ook weggekrast. Heeft Baalde geweten dat hij hiermee een extra grap aan- | |
[pagina 155]
| |
bracht bij zijn uitgave, of dacht hij dat de Amsterdamsche Argus een tijdschrift van Weyerman was?
Weyerman begon in 1720 met het tijdschrift De Rotterdamsche Hermes als reactie op de Amsterdamsche Argus. Talloze malen dreef Weyerman de spot met Hermanus van den Burg en diens tijdschrift. Ook de titelprent werd in een aflevering door Weyerman becommentarieerd. Het grootste talent van een Schryver bestaat hierin, om vele zaken in weinige woorden uit te drukken. Hierin was een zeker Schilder de baas, een Man, van wien Plinius en Quintilianus getuigen, dat hy min verbeeldde dan deed begrypen. | |
Don QuichotUit de advertenties betreffende de Don Quichot-uitgave concludeert Rietje van Vliet heel voorzichtig dat het werk mogelijk één of misschien zelfs twee keer herdrukt is in de tweede helft van de achttiende eeuw. Een herdruk sluit ik niet uit, want van dit werk uit 1746 zijn relatief veel exemplaren bewaard gebleven, maar daarnaast is het boek door zijn fraaie prenten ook echt een ‘bewaarboek’.Ga naar eindnoot13. Alleen een analytisch-bibliografisch onderzoek kan antwoord geven op de vraag of er verschillende drukken bestaan. Peter Turk en ik zijn meteen begonnen met een klein onderzoekje. We bezitten beiden een exemplaar in kwarto- en folioformaat. De vier exemplaren hebben we met elkaar vergeleken, maar wat betreft het zetsel bleken zij niet van elkaar te verschillen, zodat ik op dit moment de veronderstelling van Rietje van Vliet niet kan bevestigen. Het zetsel in de folio-uitgave is niet voor honderd procent gelijk aan de kwarto-uitgave, want op pagina IX ontdekten we een correctie op de pers. In de kwarto-uitgave zijn op deze pagina de dubbele aanhalingstekens, die voor elke regel staan, voor een groot deel gezakt, waardoor het nu net lijkt of er onder de laatste regel nog twee aanhalingstekens staan. De drukker heeft dit opgemerkt toen hij de folio-uitgave ging drukken en rond het zetsel een sierrand legde. Hij corrigeerde het zetsel en merkte toen waarschijnlijk op dat de tekst op deze pagina eindigt met de woorden ‘maar geenzints aan den Autheur. Want de’. Hij oordeelde dat dit niet goed was en verving de punt achter ‘Autheur’ door een komma. Hierdoor is een zeer lange zin van tien regels ontstaan. Eigenlijk had de drukker ook de beginkapitaal van het woord ‘Want’ moeten vervangen door een onderkast w. Er is ook nog iets opmerkelijks betreffende de eenendertig gravures die in het werk zijn opgenomen. Deze hebben een Frans onderschrift dat gelijk is aan, of in ieder geval grotendeels overeenstemt met de titel van het hoofdstuk waarbij de gravure hoort. In de bewerking van Weyerman ontbreken deze hoofdstuktitels, en de onderschriften van de gravures zijn niet vertaald. Hierdoor ondervond de binder moeite bij het juist plaatsen van de eenendertig gravures, want er was nu geen referentie meer. De gravures werden daarom op een bepaald moment voorzien van een Romeinse nummering. In de kwarto-uitgave die Peter Turk bezit, | |
[pagina 156]
| |
hebben de gravures nog geen nummering, in mijn exemplaar wel. Ook de prenten in mijn folio-uitgave zijn genummerd. Verder hebben wij geconstateerd, dat de collatieformule van de kwarto-uitgave en die van de folio-uitgave niet gelijk zijn.Ga naar eindnoot14. Naast deze twee uitgaven bestond er van de Don Quichot nog een luxere uitvoering, waarbij de prenten met de hand waren ingekleurd. Hermanus de Wit biedt zo'n exemplaar te koop aan in zijn Naam-register uit 1768 voor de prijs van f 85,-!Ga naar eindnoot15. Prosper Arents vermeldt in zijn Cervantes-bibliografie twee van dergelijke exemplaren.Ga naar eindnoot16. Zelf heb ik jammer genoeg nog nooit een exemplaar met ‘afgezette’ prenten gezien. | |
Het Oog in 't ZeilDit werk verscheen postuum in 1768 als veertiendaags tijdschrift. Na vijfentwintig afleveringen hield het op met verschijnen. Pas in 1779 werden in één keer de afleveringen 26 tot en met 50 uitgebracht en was het tijdschrift compleet te koop. Door velen wordt betwijfeld of Het Oog in 't Zeil wel echt door Jacob Campo Weyerman is geschreven. Enige tijd geleden toonde ik aan dat aflevering 14 een tekst van Weyerman bevat,Ga naar eindnoot17. en op dit moment ben ik bezig gegevens te verzamelen, om aannemelijk te maken dat ook de andere negenveertig afleveringen door Weyerman geschreven zijn. Uit de advertentie van 18 december 1780, waarin de tweede helft van het tijdschrift te koop wordt aangeboden samen met de titelpagina en de titelprent, trekt Rietje van Vliet de conclusie dat het voorwerk toen pas verkrijgbaar was. Dat is niet juist. Direct al in november 1779 werd in de advertentie het werk aangeprezen met de woorden ‘vercierd met een fraaye Tytelplaat’. Het voorwerk bestaat uit een half katern (4 bladen) en omvat een franse titelpagina, de titelprent, de titelpagina en twee pagina's verantwoording, geschreven door de boekverkopers Hoogeveen en Heyligert. Dit ‘Aan den Leezer’ is gedateerd ‘Leyden den 6. van Slagtmaande 1779’, ofte wel 6 november 1779. Deze datering en de advertentie van 29 november 1779 vormen voor mij het bewijs dat het complete tijdschrift inclusief titelpagina en -prent in november 1779 te koop was, ondanks het feit dat er op de titelpagina het jaartal 1780 staat. De advertentie van 18 december 1780 is waarschijnlijk bedoeld geweest voor bezitters van de eerste helft van het tijdschrift, die met de aanschaf van de tweede helft plus voorwerk het tijdschrift konden completeren. Het is zeker niet zo dat vanaf die datum alleen nog maar de tweede helft van het tijdschrift verkrijgbaar was, want nog vele jaren daarna wordt Het Oog in 't Zeil compleet met titelprent verkocht. In een zeer uitgebreide advertentie van 7 februari 1787 in de 's Gravenhaegse Courant wordt het werk door diverse boekverkopers aangeboden, met daarbij de mededeling dat het tijdschrift is ‘vercierd met eene FRAAIJE TYTELPLAAT’.Ga naar eindnoot18. Al in 1768 is sprake van het uitbrengen van een titelprent. In het Bericht wegens de uitgave van een geestig en schertzend werk, getyteld: Het Oog in 't Zeil, dat aan de publicatie van het tijdschrift voorafging, deden de boekverkopers de toezegging dat wanneer het tijdschrift helemaal zou zijn verschenen, men ‘een fraeie Tytelplaet, ter versieringe, voor het Werk’ zou uitbrengen. Over de gegraveerde titelprent kan ik nog meedelen dat het de derde staat is van de titelprent uit Den Amsterdamschen Hermes. Naast een aanpassing van de titel in de cartouche linksboven is ook de voorstelling op de schildersezel veranderd. Stond er eerst een bloemstilleven, nu prijkt er op het doek een boot met een oog in het zeil. | |
[pagina 157]
| |
Titelprent Den Amsterdamschen Hermes I.
Titelprent uit Het Oog in 't Zeil.
| |
BesluitRietje van Vliet schrijft de populariteit van Weyerman niet alleen toe aan het imago dat hij in de loop der jaren had opgebouwd, een imago van ‘scherp en onbesuisd satiricus’, maar ook aan zijn gevangenneming en overlijden in de Haagse Gevangenpoort. De grote belangstelling voor Weyerman en zijn werk in de tweede helft van de achttiende eeuw wordt volgens mij veroorzaakt door het succes van de biografie door Kersteman, die begin december 1756 uitkwam, gevolgd door een tweede druk in 1762 met los Aanhangzel, waarvan meerdere drukken verschenen. Daarnaast kwamen er in de jaren zestig enkele manuscripten van Weyerman beschikbaar, waardoor het mogelijk werd onbekend werk uit te brengen. In de 's Gravenhaegse Courant van 8 juni 1767 trof ik onderstaande advertentie aan. *** Op Morgen den 9 Juny 1767 begint H. BAKHUYSEN, Boekverkoper in 's Hage, ten Huyze van den Castcleyn Craamer, op 't Buytenhof, onder de Boekverkopers finael, en op heele voordeelige Conditien, te verkopen, de meergemelde party ONGEBONDENE BOEKEN; waer onder verscheyde Capitaele Werken en COPYEN, alle nagelaeten door den Wel-Ed. Gestr. Heer PIETER DE GRAAF in Leeven Raed en Vroedschap, mitsgaders Oud-Burgermeester der Stad Brielle. NB. Agter dezelve zal men nog verkopen, een APPENDIX van goede Nederduytsche BOEKEN, daer onder twee Origineele Manuscripten van den beroemden JACOB CAMPO WYERMAN. Ook op een van de vier veilingen met boeken van boekverkoper Mattheus Gaillard (1767-1769) kwam een manuscript van Weyerman onder de hamer. Volgens het ‘Voorbericht’ in deel 4 van de Konstschilders had Abraham Blussé dit manuscript tijdens een van deze veilingen verworven. Dit werk werd uitgegeven in 1769. Een laatste speculatie van mij is dat op een veiling een pak met tijdschriftafleveringen werd geveild, die Het Oog in 't Zeil zouden gaan vormen, uitgebracht in 1768 door de Leidse boekverkopers C. van Hoogeveen jr., J. van Zijp en C. Heyligert. |
|