Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Weyerman en ‘Wackerbaart’Ga naar eindnoot*
| |
[pagina 144]
| |
expliciete mededeling (elders) dat hij een paar ‘zeer schoone Konststukjes’ van Jan Steen had gezien in het kabinet van Pieter de la Court van der Voort, te Leiden.Ga naar eindnoot4. Jacob Campo Weyerman heeft al met al in De la Courts collectie te Leiden bijzonder veel kijkgenoegen beleefd. Uit de mededelingen van de biograaf blijkt nu dat het door hem bewonderde stuk het tweede van hetzelfde onderwerp was, dat Willem van Mieris voor De la Court had geschilderd. Dat is belangrijk nieuws. De aanleiding daartoe was, zoals hij vernam, dat den Graaf van Wackerbaart. Generaal en Gonsteling des Konings van Polen, niet afliet voor dat hy het eerste Konsttafereel had gebrooken uyt de handen van den Heer de la Court die daar op dezelve historie op nieuws liet schilderen, en den Konstschilder behalve den bedongen prys vereerde met een aanzienlyk geschenk.Ga naar eindnoot5. De ‘konstlievende Graaf van Wackerbaart’ voerde hij andermaal op als degene die ‘aanzienlijke sommen’ bood op vier siervazen die Willem van Mieris had vervaardigd, maar die de Leidse verzamelaar voor geen goud van de hand wilde doen.Ga naar eindnoot6. Bij andere aankopen had de Duitse collectioneur meer succes. ‘Dien braave kunstenaar [Willem van Mieris]’, aldus Weyerman, heeft vorders de eer gehad van gezogt en gebruykt te zyn geweest by veele doorluchte persoonaagien, onder anderen [...] den Graaf Wackerbaart en meer anderen. Den laatstgenoemden Graaf heeft verscheyde Konsttafereelen van onzen Schilder, waar onder een zeer kapitaal stuk is, verbeeldende de byeenkomst van Bacchus en Ariadne, een heerlijke ordonnantie vol gewoel van Satyrs, Nymfen en meer andere daarby behoorende beelden, benevens goude vaazen, kelken, drinkschaalen, &c. zijnde alle die aangenaame voorwerpen geplaatst in een vrolijke bosschaagie.Ga naar eindnoot7. Dit schilderij moet mijns inziens het paneel Bacchus en Ariadne zijn geweest dat onlangs een van de pronkstukken was op de tentoonstelling in de Lakenhal te Leiden, getiteld ‘De Leidse fijnschilders uit Dresden’ (afb. 2).Ga naar eindnoot8. Het stuk is gesigneerd en gedateerd 1704; het werd in 1711 door koning Augustus de Sterke verworven uit de collectie van graaf Wackerbaart, zoals verderop nader zal worden toegelicht. Hier wordt bij mijn weten de tekst van Weyerman voor het eerst met dit stuk in verband gebracht. Ik durf het vermoeden uit te spreken dat de Duitse verzamelaar het zelf van de kunstenaar heeft gekocht. De kroniekschrijver moet wel zeer goed op de hoogte zijn geweest van deze transactie. Het bestaan van maar liefst twee exemplaren van Rinaldo en Armida is zeer ten onrechte als een twijfelachtige mededeling beoordeeld.Ga naar eindnoot9. Er zijn van deze voorstelling namelijk minstens vier varianten geweest. In 1703 tekende Van Mieris een eerste ontwerp van dit verhaal, dat met grote waarschijnlijkheid beschouwd moet worden als een voorstudie voor het schilderij dat Wackerbaart in handen wist te krijgen (Leiden, Prentenkabinet der Rijksuniversiteit). In de catalogus bij de tentoonstelling over de Leidse fijnschilders in de Lakenhal te Leiden (1988) werd geopperd dat de voorstudie de directe aanleiding zou zijn geweest tot de opdracht van het meesterwerk uit 1709.Ga naar eindnoot10. Dit gebeurde op gezag van de vermelde twijfel aan de juistheid over Weyermans vermelding van een herziene versie van het stuk van Wackerbaart. Dat is echter een verkeerde voorstelling van zaken. De werkelijkheid is veel minder simpel dan tot nu toe wordt gedacht, want er heeft ook nog een derde exemplaar bestaan van Rinaldo en Armida, dat alleen bekend is van een tekening uit 1706 (Wenen, Graphische Sammlung Albertina). Dit blad was een schets voor het schilderij dat zich destijds te Pommersfelden heeft bevonden maar vermoedelijk verloren is gegaan, en dat Willem van Mieris had geleverd aan Lothar Franz von Schönborn, keurvorst van Mainz (1655-1729). Op de achterkant van de tekening heeft Van Mieris zijn ontwerp uitgebreid toegelicht, onder | |
[pagina 145]
| |
andere met de vermelding: ‘Dese History word seer schilderachtig verhaald van den groote Italiaansche Poeet Torquatus Tasso in zijn verloste Jerusalem’ waarbij hij de hoop uitsprak dat hij vervolgens wel meer opdrachten zou kunnen verwerven van ‘Sijn Graaffelyke Genade’.Ga naar eindnoot11. Het tafereel is in tegenstelling tot het eerste stuk van Wackerbaart in de breedte gecomponeerd, zoals het schilderij uit 1709, dat zich in het Mauritshuis bevindt. De uitgesproken waardering in binnen- en buitenland voor Van Mieris' Rinaldo en Armida-schilderijen blijkt ten overvloede uit de opdracht die hij tenslotte in 1715 kreeg van Daniel Meinertzhagen (1675-1730), een Duitse gezant die woonachtig was in Den Haag. De schilder portretteerde de ambassadeur en zijn vrouw Amelia van Stockum (1677-1743) als het hier besproken liefdespaar uit het heldendicht van Torquato Tasso, waarbij hij hun corpulentie als vanzelfsprekend naar het leven weergaf. ‘Rinaldo’ Meinertszhagen is allesbehalve bevangen door het betoverend gezang van een ‘naakte Meermin’, die in dit tafereel dan ook nadrukkelijk ontbreekt. Het paar wordt omringd door hun kinderen en enkele putti, die spelen met de wapens van de verliefde vader (afb. 3).Ga naar eindnoot12. Weyerman kende dit schilderij ook en hij noemde het ‘zeer vrolijk en gestoffeert met veele ryckelijke bycieraaden’ en hij vertelde dat de opdrachtgever er zo mee in zijn nopjes was dat hij de kunstenaar betaalde met ‘driehonderd goude pistoolen’. Voorts bestelde Meinertzhagen bij de schilder nog een tafereel met Susanna en de ouderlingen.Ga naar eindnoot13. Er zijn dus al met al zeker vier versies van Rinaldo en Armida in olieverf geweest. Resumerend: er waren het schilderij dat Wackerbaart kocht uit 1703, de versie voor de keurvorst van Mainz uit 1706, het tweede stuk dat De la Court in 1709 voor zichzelf liet vervaardigen en tenslotte uit 1715 het ‘portrait historiee’ van de familie Meinertzhagen. Maar terug nu naar de nog onbekende Wackerbaart, die tenslotte door Weyerman werd genoemd als de eerste buitenlandse liefhebber van het oorspronkelijke meesterwerk van Willem van Mieris. Ton Broos schreef al in 1989 dat de naam Wakkerbaart meer lijkt op een ‘fictieve handige koopman uit de literaire galerij van mevrouw Praatjeby, kolonel Leeuwevuur of jonker Snoeshaan.’ Hij voegde daaraan toe: ‘Toch is het zelfs geen raadselnaam in de trant van Binnebeurs of Negra Croce uit zijn satirische tijdschriften, maar een echt bestaand hebbende graaf en kunstkenner.’Ga naar eindnoot14. De graaf, die met name door C. Willemijn Fock als een verzinsel van de biograaf wordt beschouwd, was niemand minder dan August Christoph (ook vermeld als Christoph August) von Wackerbarth (1662-1734), een internationaal bekende collectioneur, die sinds 1697 ‘Generalintendant [was] ueber alle in Sachsen und Polen befindliche Civil-, Fortificationsund Militärgebäude, auch alle Akademien’ aan het keurvorstelijk hof te Dresden. Zijn loopbaan en tal van reizen en bedrijvigheden in binnen- en buitenland werden uitgebreid samengevat in deel 35 van het lexicon van Thieme en Becker uit 1942.Ga naar eindnoot15. Daarin wordt onder andere gemeld dat door een brand in het door Wackerbarths bewoonde gouvernementshuis te Dresden, in 1728, zijn bibliotheek met tal van tekeningen, boeken en modellen verloren is gegaan. Wellicht was daarbij ook documentatie betreffende zijn contacten met Van Mieris en De la Court in Leiden. We zullen het nooit meer weten.Ga naar eindnoot16. Wackerbarths activiteiten als diplomaat, topografisch tekenaar, architect, schrijver over bouwkunst en over ‘l'art militaire’ en vooral als verzamelaar waren duizelingwekkend. Tussen alle bedrijven door kocht hij in Holland op grote schaal werken van de zo populaire Leidse fijnschilders als Gerard Dou, Frans en Willem van Mieris, Gabriel Metsu en Pieter van Slingelandt - om er maar enkele te noemen.Ga naar eindnoot17. Friedrich August I van Saksen (vanaf 1697 koning Augustus de Sterke van Polen) heeft in 1710 herhaaldelijk pogingen in het werk gesteld om de Hollandse | |
[pagina 146]
| |
schilderijen uit Wackerbarths verzameling in handen te krijgen, zeer tegen de zin van de graaf. Hem stelde de vorst een tegemoetkoming van 24.000 talers in het vooruitzicht, dan wel een adellijke behuizing van vergelijkbare waarde. Wackerbarth zwichtte tenslotte, zoals blijkt uit een koninklijk decreet van 25 juli 1711, waarin gewag wordt gemaakt van een ‘schenking’ van tachtig meesterwerken uit zijn verzameling. Daarvan zijn heden ten dage vele nog aanwezig in de Dresdener Gemaeldegalerie.Ga naar eindnoot18. We weten niet meer of het stuk van Van Mieris dat Wackerbarth had ‘gebrooken uyt de handen’ van Pieter de la Court daarbij is geweest. Het stuk is thans spoorloos. Zeker wel behoorde tot deze transactie het schilderij Bacchus en Ariadne uit 1704. Uit alle bovengenoemde data kunnen we Wackerbarths aanwezigheid in Leiden (en ook die van Weyerman?) dateren in de jaren rond 1705.
Jacob Campo Weyerman, tenslotte, was dus bepaald geen fantast toen hij de figuur van de wakkere Duitse minister ten tonele voerde. Zoals hij ook in zijn biografie afscheid nam van ‘dien konstrijken Willem van Mieris’ met de woorden: als dat hy een braaf eerlijk man en van een voorbeeldig gedrag is, die wy in een volmaakte gezondheyt hebben gelaaten in het laatst van April des jaars duyzent zevenhondert achtentwintig, in welke staat wy verhoopen dat hy nog veele achtereenvolgende jaaren mag volharden, tot welstant van zijn huysgezin, en tot vermaak aller konstlievende Konstbeminnaars en Konstbeminnaaressen.Ga naar eindnoot19. Willem van Mieris overleed op 26 januari 1747 in Leiden ten gevolge van een zware verkoudheid - hij was 84 jaar oud en welgesteld, maar toen waarschijnlijk al jaren blind. Enkele maanden later volgde zijn biograaf hem in de dood. Jacob Campo Weyerman stierf onder armzalige omstandigheden op 9 maart 1747 in de Gevangenpoort in Den Haag en werd op een onbekende plek pro deo begraven. | |
[pagina 147]
| |
1. Willem van Mieris, Armida bindt de slapende Rinaldo. Paneel, 66,8 × 85,7 cm. Op de steen rechts onder: ‘W. van Mieris / Fe. Anno 1709’. Den Haag, Mauritshuis, inv.nr. 1071.
| |
[pagina 148]
| |
2. Willem van Mieris, Baechus en Ariadne. Paneel, 59,8 × 75,6 cm. Midden onder: ‘W. van Mieris, Fe. 1704’. Dresden, Staatliche Kunstsammlungen, Gemaelde alte Meister, inv.nr. 1772.
| |
[pagina 149]
| |
3. Willem van Mieris, Daniel Meinertzhagen en zijn vrouw als Rinaldo en Armida. Paneel, 62 × 97 cm. Midden onder: ‘Willem van Mieris fect anno 1715’. Berlijn, Schloss Grunewald, inv.nr. GK I 30163.
|
|