| |
Verschenen
G.J. Schutte, Het Calvinistisch Nederland. Mythe en werkelijkheid. Hilversum, Verloren 2000. ISBN90-6550-637-3. 256 blzz. f 37,45.
Verzameling opstellen waarin diverse aspecten van de calvinistische traditie aan de orde komen. Van belang is vooral het eerste opstel (‘Het calvinistisch Nederland’, 9-26) waarin vraagtekens gezet worden bij de gebruikelijke visie, als zou het natiebesef, het karakter en het culturele klimaat van Nederland van alles te maken hebben met het calvinisme. De auteur suggereert voorzichtig dat dit een beeld zou kunnen zijn dat ons vooral door het negentiende- en twintigste-eeuwse calvinisme opgedrongen is. Het blijft hier, lijkt mij, vooral bij vra- | |
| |
gen. Verder vindt men ‘Patriotten, Prins-gezinden, Gereformeerden. Over calvinisme en revolutie in de achttiende eeuw’ (76-104) waarin de intrigerende vraag besproken wordt hoe het komt dat het conservatisme/calvinisme in de tweede helft van de eeuw er niet in slaagde een redelijke ideologie te ontwikkelen die verlichting en revolutie kon weerstaan.
[AH]
| |
Caroline Hanken, Sebalds reizen. Het verlangen van de zeeman in de zeventiende eeuw. Amsterdam, Meulenhoff, 2001. ISBN 90 290 6687 3. 208 blzz. f 34,25.
Een poging tot ‘ware fictie’. Het leven van zeeman Sebald aan boord en aan de wal, in patria, in de Oost en de West wordt beschreven in de vorm van verhaal/fictie, terwijl daarnaast steeds ‘werkelijke’ informatie gegeven wordt over sociale omstandigheden van de zeelui, en hun schepen, vrouwen, havenplaatsen. Opgave van bronnen; leuke illustraties. Het verhaal speelt overigens in de periode 1697-1711; dus de ondertitel jokt wat.
[AH]
| |
Predikant en toerist. Het dagboek van Johannes Vollenhove. Engeland, 17 mei-30 oktober 1674, editie G.R.W. Dibbets. Hilversum, Verloren 2001. ISBN 90-6550-636-5. 224 blzz. f 41,75.
De Haagse predikant Vollenhove maakte deel uit van het gezantschap naar Engeland, dat tot taak had de begin dat jaar gesloten vrede van Westminster uit te werken. Coenraad van Beuningen was één van de ambassadeurs. Vollenhove zelf is een figuur niet zonder betekenis voor onze culturele geschiedenis. Hij beschrijft alles wat hij ziet, vooral in Londen en omgeving. Uitvoerig en vlekkeloos commentaar.
[AH]
| |
Harald Deceulaer, Pluriforme patronen en een verschillende snit. Sociaal-economische, institutionele en culturele transformaties in de kledingsector in Antwerpen, Brussel en Gent, ca 1585 - ca 1800. Amsterdam, Stichting beheer IISG, 2001. IISG Studies + Essays 31. ISBN 90.6861.208.5. 430 blzz. f 48,40.
Rijk boek over kleermakers, kousenmakers, naaisters en nog veel meer mensen uit de kledingsector, overvloeiend van feiten en cijfers. Echter veel aandacht voor de vraag hoe cultuur en kledij elkaar beïnvloeden. De Nederlandse hogere standen lieten hun kleren vaak uit Brussel komen. Men vindt allerlei aardige details over de toename van het aantal vrouwen in de sector, de vereenvoudiging van mode bij de toenemende invloed van de Verlichting, de populaire stoffen in deze periode (meer katoen en linnen), de toename van kleuren, de verhouding van maatwerk en ‘prêt-à-porter’.
[AH]
| |
Peter C. Sonderen, Het sculpturale denken. De esthetica van Frans Hemsterhuis. Leende, Damon 2000. ISBN 90-5573-069-6. 320 blzz. f 44,90.
In deze Amsterdamse kunstfilosofische dissertatie wordt Hemsterhuis' denken over beeldhouwkunst nauwgezet - en met een overdonderende kennis van contemporaine esthetica - in kaart gebracht. Veel vazen worden beschouwd (en afgebeeld), vooral Hemsterhuis' Lettre sur la sculpture (1765) krijgt aandacht: in Sonderens analyse van het ‘sculpturale denken’ komen breedte en diepgang van Hemsterhuis' beschouwingen van vazen en beeldhouwkunst goed tot uitdrukking. Hemsterhuis' internationale aanzien lijkt na lezing van Sonderens boek van ‘eenvoudige rechtvaardigheid’, maar de vraag blijft of de roem van de vaderlandse Socrates niet ook een kwestie van de juiste contacten was. Onvermijdelijk bij een dergelijke studie is dat het slachtoffer wel erg als louter hoofd en zintuigen verschijnt. Mij is Hemsterhuis zo dierbaar(der) in zijn beschouwing en bewondering van de Haagse experimenten met de luchtballon, maar goed: dat is een ander boek. Over dit goed geschreven boek, dat soms het verlangen wekte naar een ander boek, intussen niets dan goeds.
[PA]
| |
Willem van Minderen, Autobiografie, editie Jacques M. Baartmans. 's-Hertogenbosch, Het Noordbrabants Genootschap 2001. ISBN 90-70817-90-0. 72 blzz. f 15,-.
Te bestellen bij Het Noordbrabants Genootschap, Parade 17, 5200 BD 's-Hertogenbosch; 073-6139484.
Wie was Willem van Minderen? De schrijver van een intrigerende autobiografie, die erin verhaalt van zijn ontmoetingen met Jacob Campo Weyerman, Justus van Effen, Maria van Antwerpen, F.L. Kersteman, de componist Benedictus Buns?
Die autobiografie werd onlangs ontdekt in een doopboek in een obscuur Italiaans dorp door Will Tromp en uitgegeven door Jacques M. Baartmans.
Op het omslag van het aantrekkelijk vormgegeven boekje prijkt het silhouet van Willem
| |
| |
eh.. wat lijkt Willem op Jacques M.B.! En Will Tromp? Ooit de geestelijke vader van een andere mystificatie: de herontdekking van de Nijmeegse brugwachter die Japi uit Nescio's Uitvreter had zien ‘stappen’. Die brugwachter was gewoon mijn oude leraar Frans, meneer Uyen, die bereid was met Nijmeegse tongval de Trompiade uit te spreken. Onlangs tekende Tromp voor de geschiedschrijving van het Nijmeegse Canisiuscollege, een school waarvan het bestaan onzeker is.
De autobiografie van Willem van Minderen is een heel geslaagde imitatie. Het Nederlands van Willem oogt redelijk authentiek, misschien met uitzondering van zijn ‘tijdschrift’-begrip. Van Minderen gebruikt voor een weekblad de term ‘tijdschrift’ - ‘weekelyksch schrift’ is couranter - en daarmee loopt hij te ver voor de muziek uit. Verder vind ik Willem wel wat veel lijden aan latere handboekoordelen over Van Effen en Weyerman. Het klopt te goed met wat velen vandaag voor het verleden houden. En het gerotzooi kent nauwelijks grenzen: de afstamming van Willem blijkt buitenechtelijk en verrassend adellijk en nadien heeft onze held wat met de ‘vrouw’ van Maria van Antwerpen. Zijn de pruiken ternauwernood af blijkt de hele achttiende eeuw plots de eeuw van de vrije sex. Heden! Wat meer maat had de geloofwaardigheid van 's mans levensgevallen geen kwaad gedaan.
Maar de dag dat ik het boekje kocht, kon dankzij een lezing van Pim van Oostrum over de Bossche periode van Justus van Effen en de uitvoering van de melancholieke muziek van Buns al lang niet meer stuk.
[PA]
| |
Derk Jansen, Omwille van een gezegend eiland. Het leven van jhr. D.F. van Alphen tot 1816. Westervoort, Van Gruting 2001. ISBN 90-75879-121. 255 blzz. f 45,-.
Wie was Jantje en wie was Cornelis? Jantje van de pruimenboom en Cornelis van het gebroken glas. De ventjes van papier uit de versjes van vader Van Alphen. In de Van Alphen-studie is met graagte een relatie verondersteld tussen het vaderschap van de schrijver en zijn geestelijk vaderschap van vele kinderen zoals Jantje, Cornelis, ja zelfs Alexis.
Hieronymus van Alphen had ook echte kinderen. De tweede zoon heette Daniël (1774-1840) en deze ervoer de vaderlijke opvoeding als verstikkend. Als zestienjarige student letteren te Leiden haakte hij naar een meeslepender leven. De weg naar het gevaarlijke Parijs werd ingeslagen, maar vaders ‘zaakgelastigde’ wist de zoon met de wilde haren te onderscheppen. Met deze jongen was geen land te bezeilen en de marine leek de beste oplossing. De omzwervingen van Daniël op zee, in Batavia, in Baltimore en in het vaderland worden door de jonge historicus Derk Jansen nauwgezet gevolgd en precies beschreven.
De biografie van Van Alphen junior, die tot 1816 reikt, vormt de inleiding tot een editie van het reisjournaal 1808-1809, de reis naar het vaderland. Annotaties bij dat journaal zijn goed verzorgd, zoals trouwens het hele boek een toonbeeld van goede smaak en uitvoering is. Het journaal vormt aangename lectuur, maar heel bijzonder? De Van-Alphenbiografie is wat dat betreft heel wat boeiender: vader had een intrigerende zoon die niet altijd deugen wilde als Jantje van papier.
[PA]
| |
Pamela E. Selwyn, Everyday life in the German book trade. Friedrich Nicolai as bookseller and publisher in the age of Enlightenment 1750-1810. Pennsylvania, Pennsylvania State University Press 2000. ISBN 0-271-02011-3. 419 blzz. $ 75.
Een nauwkeurig beeld van de relatie tussen een uitgever en zijn medewerkers (winkelbedienden, illustratoren, correspondenten, vertalers, auteurs, drukkers, correctoren), en - vooral - van de dagelijkse beslommeringen van een Berlijns boekverkoper op het hoogtepunt van de Duitse Verlichting.
[MvV]
| |
Hans Bots en Jan Schillings (ed.), Lettres d'Elie Luzac à Jean Henri Samuel Formey (1748-1770). Regard sur les coulisses de la librairie hollandaise du XVIIIe siècle. Parijs, Honoré Champion 2001. ISBN 2-7453-0386-4. 85 CHF.
Maar liefst 213 brieven van de Leidse boekverkoper Elie Luzac aan de secretaris van Academie van Wetenschappen te Berlijn. Jean Henri Samuel Formey, zijn zojuist in druk verschenen. Ze zijn voorzien van gedetailleerde annotaties, die getuigen van nauwgezet speurwerk.
Het merendeel van de correspondentie betreft de Bibliothèque impartiale, het geleerdentijdschrift waarover Formey de regie voerde. Vooral de zakelijke kant van de samenwerking tussen de Leidenaar en de Berlijner wordt in de brieven belicht. De brieven laten veel zien van het internationale netwerk onder boekverkopers en geleerden.
[MvV]
|
|