Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
‘... als zodaanig in de openbaare Nieuwspapieren Geadverteerd’ II
| |
Weyerman als kaskrakerHet was indertijd niet ongebruikelijk bepaalde populaire teksten nog eens op te schudden en, voorzien van een nieuwe titel, opnieuw op de markt te brengen. Onder anderen de samenstellers van almanakken hoopten door een dergelijke handelswijze hun doorgaans serieuze materie ‘op te leuken’ dan wel af te stemmen op een bepaald marktsegment. Om de aandacht van het publiek te trekken kregen de uitgaven aanlokkelijke titels mee. Dat waren in de eerste plaats titels die de inhoud van het werk in hoofdlijnen weergaven. Maar voor humoristische werken gold dat criterium veel minder. Meer effect verwachtte men van de vermelding van een personage die per definitie de lachers op zijn hand had. Jan Zoet was er zo een, of Clément Marot. Bij een titel als De Knap-Zak van MomusGa naar eindnoot2. wist de koper direct wat voor waar hij in handen had: burlesk vermaak. Vooral anekdotencollecties, per definitie grappig bedoelde teksten, kregen zo'n naam mee.Ga naar eindnoot3. Die namen waren bijna nooit van werkelijk ooit bestaande personages. Als ze al bestaan hadden, dan waren ze door de tijd heen dusdanig gemystificeerd, dat ze een personificatie waren geworden van de soort grappen die in de bundel ten toon werden gespreid. Het kwam zelden voor dat een schrijver de rol van Momus kreeg toebedeeld. Weyerman was een van de weinigen die deze twijfelachtige eer hebben gehad. Hij bevindt zich in het illustere gezelschap van bijvoorbeeld Focquenbroch, Hennebo en Boccaccio.Ga naar eindnoot4. De onbekend gebleven samensteller van de gedichtenbundel De Geest van Jacob Campo Weyerman, anoniem uitgegeven in 1754, was vermoedelijk de eerste die uit de naam Weyerman een slaatje probeerde te slaan. De bundel zelf biedt weinig nieuws. Van vrijwel elk gedicht kan de herkomst worden vastgesteld: nu eens Apollo 's Marsdrager, dan weer Van | |
[pagina 33]
| |
Overbekes Rym-werken. Ook is er geplukt uit Vondels gedichten en verder heeft het scabreuze Reukwerk van Venus als bron gediend. Het gewaagde karakter van De Geest van Jacob Campo Weyerman komt onder meer tot uiting in de titelgravure, naar Lucas van Leyden, waarop een oudere heer gretig kusjes steelt van een schijnbaar preuts afwerende jongedame. Toch was het vooral de naam van Weyerman die als publiekstrekker fungeerde en de aspirant-koper onzedige verzen beloofde.Ga naar eindnoot5. Ook de veelschrijver Franciscus Lievens Kersteman hoorde in gedachten reeds de kassa rinkelen toen hij besloot een biografie van de veelbesproken Weyerman te schrijven. In december 1756 werd de Zeldzaame levens-gevallen van J.C. Wyerman door de Haagse uitgever Pieter van Os op de markt gebracht,Ga naar eindnoot6. in 1763 geprolongeerd met een Aanhangzel.Ga naar eindnoot7. Het succes was dusdanig groot, dat er (volgens Kersteman weliswaar) maar liefst zeven edities van op de markt kwamen. Het complete werk, ‘waar van om deszelfs Merkwaardigheid reeds eenige duizend Exemplaaren verdebiteerd zyn’, aldus de adverteerder die hiermee in het bijzonder de aandacht vestigde op de kans die de koper beslist niet aan zich voorbij mocht laten gaan, kende in ieder geval nog een herdruk in 1770.Ga naar eindnoot8. Voor de uitgave van de Openhartige Catagismus, of Belydenis der Vry Metselaaren in 1760 werd de naam van Weyerman opnieuw gebruikt. Dit verradersgeschrift zou gevonden zijn onder de nagelaten manuscripten van Weyerman, zo wilde de uitgever ons doen geloven. Daarmee refereerde hij aan wat Weyerman zelf her en der over de vrijmetselarij had geschreven en aan het verhaal van Kersteman, dat Weyerman lid geweest was van dit genootschap. Op zichzelf is het vreemd dat de uitgever Weyerman als publiekstrekker nodig heeft geacht: verradersgeschriften, en zeker die betrekking hebbend op de vrijmetselarij, waren vanouds met een mysterieuze waas omhuld en deden het op de markt even goed als tegenwoordig de onthullende, virtuele pagina's over de Scientology Church. Misschien wilde de auteur de indruk wekken dat het binnen de vrijmetselarij een zedeloze bende was en had hij voor deze suggestie de naam van Weyerman nodig geacht. Of werd Weyerman slechts genoemd om aan te geven dat het desbetreffende werk wegens Weyermans vlotte schrijfstijl een ware page turner was?Ga naar eindnoot9. Ook Weyermans Doorzigtige Heremyt, in 23 afleveringen verschenen in 1728 en 1729, bleek in de jaren zestig nog populair. Zozeer zelfs dat het werk, ‘behoorende [...] schoon op zig zelve volledig by des Autheurs andere Werken, in de gewoone vrolyke en geestige trant beschreeven’, in 1764 gedurende de maand augustus voor de actieprijs van f 1 in plaats van f 2 werd aangeboden. Wegens het ‘sterk debiet’, aldus de adverteerder, werd echter halverwege de maand de actieperiode met een week teruggebracht, tot 24 augustus.Ga naar eindnoot10. Het tijdschrift was ooit gedrukt door de stads- en kleinzegeldrukker van Den Haag, Reinier van Kessel; er zijn echter ook exemplaren bekend waar zijn naam niet op de titelpagina voorkomt, maar waar vermeld wordt dat er voor rekening van de auteur is gedrukt.Ga naar eindnoot11. Toen het in 1764 volgens de toenmalige bezitter van het fondsrestant de deur uitvloog en de vraag zelfs groter bleek dan het aanbod, werd het in september van dat jaar opnieuw op de pers gelegd. Belangstellenden konden zich die maand op de herdruk inschrijven voor dezelfde voordeelprijs van f 1. In oktober was de herdruk gereed, meldde de advertentie van Steven Jacobus Baalde uit Amsterdam.Ga naar eindnoot12. Hoewel hij klaarblijkelijk op een snelle verkoop rekende, raakte het werk niet direct uitverkocht. Nog in 1771 werd de Doorzigtige Heremyt aangeprezen als ‘een der Geestigste Werken van den vermaarden Schryver’ Jacob Campo Weyerman en weer werd het voor een voordeelprijs van de hand gedaan. Terwijl de meeste boekverkopers in totaal slechts twee à drie keer adverteerden voor een bepaald werk, verschenen nu in de maand november | |
[pagina 34]
| |
wekelijks advertenties voor de Doorzigtige Heremyt. Met deze tamelijk agressieve aanpak hoopte de adverteerder de lezers duidelijk te maken dat de voordeelaanbieding eind november beëindigd zou zijn en dat men daarna weer de oude prijs van f 2 moest betalen, uiteraard alleen wanneer er dan nog exemplaren over zouden zijn.Ga naar eindnoot13. Was de belangstelling voor werk van Weyerman in 1764 nog groot genoeg om een nieuwe druk van de Doorzigtige Heremyt op de markt te brengen, een jaar later hoopte de Amsterdamse boekverkoper Jacobus Hayman door middel van een advertentie de aandacht van het publiek te vestigen op een restant exemplaren in kwartoformaat van De voornaamste gevallen van den wonderlyken Don Quichot. De folio-uitgave was uitverkocht en van de kwarto-editie waren nog slechts dertig exemplaren over. Die werden gedurende een periode van drie weken aangeboden voor een stuntprijs van f 10.Ga naar eindnoot14. Dat is de helft van het bedrag dat de oorspronkelijke uitgever Pieter de Hondt, uit Den Haag, in 1746 voor het kostbare, door Picart geïllustreerde werk vroeg, maar twee gulden duurder dan de ramsjprijs van Steven van Esveldt, die de partij van De Hondt in 1755 had opgekocht.Ga naar eindnoot15. Indien Jacobus Hayman in zijn ramsjactie niet overdreven heeft en er inderdaad geen folio- doch slechts dertig kwarto-uitgaven te koop waren, dan heeft het er veel van weg dat de Don Quichot medio jaren zestig opnieuw op de persen heeft gelegen. Immers, in 1766 maakte Hayman in een advertentie bekend dat hij als enige eigenaar was geworden van de Don Quichot van WeyermanGa naar eindnoot16. en in 1772 bood zijn zoon, Pieter Hayman, het werk aan zowel in een kwarto- als in een folio-uitvoering. Gedurende de maand december, luidde de voordeelactie, was de prijs verlaagd tot f 12 respectievelijk f 20. Kennelijk vond hij dat niet alleen Van Esveldt, maar ook Jacobus Hayman de ramsjprijs te laag berekend had.Ga naar eindnoot17. In 1774 was Pieter Hayman zo goed als los. Blijkens een advertentie zouden er nog slechts vijftien exemplaren in kwartoformaat op de plank liggen en drie in folioformaat. Aan de eerstkomende zou het werk verkocht worden voor de prijs van respectievelijk f 16 en f 24.Ga naar eindnoot18. Wederom werd het belangstellende publiek in de waan gelaten dat het een koopje was en hoopte de boekverkoper met een ‘nu of nooit’ campagne de laatste weifelaars over de streep te halen. Aangenomen dat de Don Quichot inderdaad uitverkocht raakte, dan lijkt het erop dat die nadien nog een keer is gedrukt. In 1787 werd het werk namelijk vermeld in het Naamregister van Reinier Arrenberg. Het zou nog gewoon bij Hayman in de winkel voorradig zijn. De kwartoeditie kostte nog evenveel als in 1774, maar de folio-editie was in prijs verhoogd tot f 25.Ga naar eindnoot19. Meer dan twintig jaar na Weyermans dood, in 1768, verscheen de eerste helft van Het Oog in 't Zeil.Ga naar eindnoot20. Opnieuw werd de naam van Weyerman op de titelpagina opgevoerd: de vertogen zouden alle van zijn hand zijn. Kennelijk had diens naam nog altijd een grote aantrekkingskracht, zelfs al had de inmiddels nieuwe generatie nauwelijks weet van de context waarin Weyerman schreef. Mocht ze Weyerman zijn vergeten, dan was ze door dit periodiek wakker geschud en kon ze warm lopen voor deel vier van de Konst-Schilders. Dit had, nadat de eerste drie delen al in 1729 op de markt waren gebracht, maar liefst veertig jaar op zich laten wachten.Ga naar eindnoot21. Het leek eind jaren zestig op een heuse Weyerman-hausse, want ook Kersteman kwam in 1768 uit met een werkje waarin Weyerman als hoofdpersonage ten tonele werd gevoerd: Nieuws tyding uit de andere waereld, of Samenspraak tusschen den beroemden schilder, en schryver Jacob Campo Weyerman, en den beruchten doctor en astrologist Ludeman.Ga naar eindnoot22. Wederom deed Kersteman een poging munt te slaan uit Weyerman. De tweede helft van Het Oog in 't Zeil verscheen net als de eerste reeks bij Van Hoogeveen en Heyligert, maar wel meer dan tien jaar later. Van Zijp deed niet meer mee. Hij had zijn zaak in 1769 beëindigd.Ga naar eindnoot23. Zijn compagnons waren kennelijk niet geheel content met de manier waarop hij een punt had gezet achter zijn deelname aan het compagnonschap met betrekking tot Het | |
[pagina 35]
| |
Oog in 't Zeil. In september 1769 daagde Heyligert, mede namens Van Hoogeveen, Van Zijp voor de Leidse vredemakers. Zij eisten dat de laatste volledig verantwoording aflegde over de boeken die zij drieën gezamenlijk hadden gekocht, gedrukt of uitgegeven, waaronder de vertogen van Weyerman. Wat er precies aan de hand was, is onbekend. Mogelijk heeft Van Zijp manuscripten verdonkermaand, bijvoorbeeld van de tweede reeks vertogen van Het Oog in 't Zeil. Of de eisers afdoende antwoord hebben gekregen, blijft duister. In ieder geval hebben de bewuste vertogen nog lang op zich laten wachten.Ga naar eindnoot24. Eind november 1779 adverteerden Heyligert en Van Hoogeveen een flink aantal keren in de Leydse Courant met de complete uitgave tegen een afbraakprijs van f 2:12:- in plaats van f 4. Het prijsvoordeel was bestemd voor de snelle koper en gold tot de jaarwisseling. Er was ook een dure uitvoering in omloop, namelijk op best schrijfpapier. De aanbiedingsprijs daarvan was f 4 in plaats van f 5:5:-.Ga naar eindnoot25. Een jaar later waren de uitgevers zo goed als door hun voorraad heen en sloten ze de reeks afleveringen af. Blijkens de advertentie in de Leydse Courant van 18 december 1780, waarin de tweede helft te koop werd aangeboden, werden toen pas de titelpagina en titelprent op de markt gebracht. De 25 afleveringen plus voorwerk gingen van de hand voor de prijs van f 1:12:-. Na de jaarwisseling, zo dreigden Van Hoogeveen en Heyligert, zouden ze uitverkocht zijn. De voorraad was al zover geslonken dat boekverkopers geen exemplaren meer in commissie konden toezenden; er werd alleen nog op rekening geleverd.Ga naar eindnoot26. Als we de Leidenaars mogen geloven, zouden ze in een jaar tijd door hun voorraad heen zijn. Toch was de dumpactie niet helemaal een succes. Hun plaatsgenoot Frans de Does had vermoedelijk na het beëindigen van de boekverkopersactiviteiten van Van Hoogeveen (in 1785) en Heyligert (in 1787) een uitgeversrestant overgenomen. Hij adverteerde in dat laatstgenoemde jaar in de Hollandsche Historische Courant opnieuw met het werk, dat hij gedurende de periode van tien weken aanbood voor de voordeelprijs van f 1:16.Ga naar eindnoot27. | |
MarketingstrategieënOm hun waar aan de man te brengen gebruikten boekverkopers verschillende marketingstrategieën. Bij sommige werken werd productdifferentiatie toegepast, waardoor de consument de keuze had tussen een goedkope en dure uitvoering. Bij de Don Quichot was het een keuze tussen kwarto- en folioformaat, waarbij vooral in de laatste uitvoering de prenten schitterend tot hun recht kwamen. Advertenties waarin het werk zonder platen werd aangeboden, zijn niet aangetroffen. Bij Het Oog in 't Zeil kon de koper kiezen tussen gewoon en duurzaam schrijfpapier. Kennelijk was het de uitgevers opgevallen dat veel lezers van Weyermans tijdschriften de afleveringen niet eenmalig maar keer op keer ter hand wensten te nemen, maar daarna niet met een verfomfaaid exemplaar wilden blijven zitten. Dit had ermee te maken dat het onderscheid tussen periodieken en boeken, die vaak in afleveringen verschenen, in de achttiende eeuw niet groot was. Lezers van tijdschriften lieten de jaargangen op eigen initiatief inbinden, maar ook de boekverkopers adverteerden afzonderlijk voor complete (half) jaargangen. Herdrukken kregen soms een totaal nieuw uiterlijk, zoals dat in 1735 het geval was met de Haegse Mercurius, die zo'n 35 jaar na eerste verschijnen zijn kwarto-jasje moest inruilen voor een net, driedelig octavo-kostuum.Ga naar eindnoot28. Het verdient apart onderzoek na te gaan wanneer periodieken hun tijdelijke karakter van nu krijgen. Een andere marketingstrategie betreft de promotie. Voor nieuwe fondsartikelen werd op velerlei manieren reclame gemaakt. Titelpagina's werden in de etalage opgehangen en prospectussen, waarin de inhoud van het aangeprezen werk uitvoerig uit de doeken werd gedaan, werden belangstellenden gratis ter beschikking gesteld. Daarnaast werden exemplaren onge- | |
[pagina 36]
| |
vraagd aan boekverkopers én particulieren rondgezonden, en er werden - ongetwijfeld - allerlei pogingen in het werk gesteld om de boeken onder de aandacht van recensenten te brengen.Ga naar eindnoot29. Voorts werd er druk in kranten geadverteerd. Hierboven werden de titels van Weyerman genoemd waarvoor na diens dood werd geadverteerd. Ook kregen we een beeld van de manier waarop dat gebeurde. De talrijke boekverkopersadvertenties in de Leydse Courant voor werk van, over en toegeschreven aan hem laten zien hoe populair hij was. Van Esveldt legde in zijn advertentie voor de Don Quichot in 1756 de nadruk op Weyermans ‘vroolyke en vryen Trant’ van schrijven, maar in 1759 maakte hij in het geheel geen melding meer van de auteur. Alleen de vermelding van ‘de heerlyke Plaaten, na de Schilderyen van den Grooten Coypel’ achtte hij noodzakelijk om de belangstellenden naar zijn winkel te doen spoeden. Van Os wees in relatie tot de Zeldzaame levens-gevallen in 1770 op de ‘Merkwaardigheid’ van Weyermans eigen avontuurlijke leven. Baalde volstond in zijn advertenties voor de herdruk van de Doorzigtige Heremyt in 1764 met te refereren aan de ‘beroemde’ auteur en diens ‘vrolyke en geestige’ schrijftrant en in 1771 prees hij het werk aan met de lovende woorden ‘een der Geestigste Werken van den vermaarden Schryver’. Ook Het Oog in 't Zeil was volgens zijn uitgevers, in 1779 en zelfs nog in 1786, ‘een der Geestigste Werken van den vermaarden Schryver’ Weyerman, al kreeg deze ook het predicaat ‘berugt’ mee. Uit de advertenties voor de Vermaakelyke Rarekiek in 1779 blijkt hoezeer Weyerman nog altijd een vrolijkmakend imago had. Weyerman: dat was lachen. Vooral die laatste advertenties bevestigen de bevindingen van Hannie van Goinga omtrent de gedurende de achttiende eeuw alsmaar uitdijende en schreeuweriger wordende boekverkopersannonces.Ga naar eindnoot30. Door in prijsstelling te variëren konden de boekverkopers eveneens het debiet bevorderen. Voor misdaadromans als de Zeldzaame levens-gevallen, vanouds een populair genre, was dat niet nodig. Van Os wist dankzij de verkoopresulaten van Ridder de Vial dat het met de schelmenstreken van Weyerman wel los zou lopen. Ook voor de Openhartige Catagismus waren in de ogen van de uitgever geen extra verkoopstimulerende acties nodig, waarschijnlijk omdat verradersgeschriften evenzeer goed in de markt lagen. Bij de herdruk van de Doorzigtige Heremyt vond Baalde die wel noodzakelijk. Ook al was hij in een mum van tijd door het fondsrestant van de eerste druk heen, toch durfde hij het risico niet te nemen en gaf hij aan de herdruk voorlopig de dumpprijs mee. De Don Quichot varieerde, zoals we zagen, menig keer in prijs, maar ofschoon de achttiende-eeuwse klant de indruk werd geboden dat het werk in prijs werd verlaagd, zagen we dat het in vergelijking met de eerste ramsjactie door Van Esveldt steeds duurder werd en uiteindelijk zelfs de oorspronkelijke winkelprijs van Pieter de Hondt benaderde. De eerste reeks vertogen van Het Oog in 't Zeil, tenslotte, werd verramsjt toen de tweede reeks op de markt werd gebracht. Om verzekerd te zijn van een goed debiet werd voor beide reeksen tegelijk geadverteerd met een voordeelaanbieding. Het prijsverschil was inderdaad groot. Had de eerste helft bij elkaar f 2:10:- gekost, nu kostte het complete werk tijdelijk f 2:12:-. Na een jaar waren de complete sets op en hoopten de uitgevers de resterende tweede reeksen van de hand te kunnen doen met titelpagina en titelprent, voor een prijs waarbij de kopers van de eerste reeks zeer spijtig naar hun portemonnee gekeken moeten hebben. Of de boekverkopers in hun marketingbeleid ook rekening hielden met bepaalde periodes in het jaar waarin de verkoop hoger is dan anders, is niet met zekerheid te zeggen. Weliswaar is bekend dat er aan het einde van het jaar sprake was van een ‘geschenkenmarkt’, waarbij jongeren, personeelsleden en minvermogenden met een almanak of bijvoorbeeld een stichtelijk boek konden worden bedeeld, toch zijn hier in de Weyerman-advertenties geen explicie- | |
[pagina 37]
| |
te aanwijzingen voor aangetroffen.Ga naar eindnoot31. Echter, kijkt men naar de data waarop ze in de Leydse Courant staan, dan valt op dat er vrijwel zonder uitzondering in de najaars- en wintermaanden voor Weyermanniana werd geadverteerd. Dit kan duiden op een vraag naar Weyerman in cadeauverpakking. Maar misschien heeft deze timing ook van doen met de donkere maanden voor kerst, waarin de behoefte aan binnenhuisvermaak, bijvoorbeeld door humoristische boeken te lezen, vanouds groter is dan in de zomermaanden. Afgezien hiervan lijkt de uitgever van deel vier van de Konst-Schilders ook om een andere reden zijn uitgave welbewust in december 1769 gepland te hebben: een jaar na verschijnen van Kerstemans Nieuws tyding uit de andere waereld, waarin Weyerman een hoofdrol toebedeeld had gekregen, en enkele maanden nadat de eerste vertogen van Het Oog in 't Zeil op de markt waren gebracht. Overigens is het advertentiebeleid met betrekking tot de Nieuws tyding een goed verklaarbare uitzondering op de regel. Hiervoor werd in 1781 en 1782 gedurende het hele jaar geadverteerd, maar steeds in combinatie met ander werk over, van of op naam van de bijzonder populaire astrologist Ludeman. Zijn naam komt in de bestudeerde periode talloze malen en dikwijls in zeer uitgebreide advertenties voor. Ludeman verkocht kennelijk het hele jaar goed. Ook de Openhartige Catagismus neemt wat het tijdstip van adverteren betreft - augustus en september - een aparte plaats in. Medio augustus keerden de eerste vrijmetselaars van hun vakantieverblijven terug naar hun woonplaats om een maand later de eerste logebijeenkomsten na het zomerreces weer te kunnen bijwonen. Het werd tijd om alvast aanschaffen te doen voor het komende logeseizoen. Maçonnieke liedbundels stonden op hun verlanglijstje, maar ook verradersgeschriften: omdat de ritualen binnen de vrijmetselarij niet officieel mochten worden vastgelegd, fungeerden werken als de Openhartige Catagismus als een welkom remplaçant.Ga naar eindnoot32. De uitgever had deze uitgave niet op een beter tijdstip kunnen plannen. | |
SlotHoewel boekverkopersadvertenties zoals iedere reclameuiting met de nodige argwaan bekeken moeten worden, blijken ze voor de hedendaagse onderzoeker een schat aan informatie te bevatten, bijvoorbeeld over de receptie van een bepaalde auteur of over de marketingstrategieën van een boekverkoper. In het geval Weyerman hebben we kunnen zien hoe broodschrijvers én boekverkopers decennialang na zijn overlijden voordeel uit hem wisten te trekken. Ook kregen we informatie over de drukgeschiedenis, de winkelprijs van bepaalde werken van Weyerman, en over ramsjacties die ervoor gevoerd werden. Bovendien werd ons een indruk geboden van de snelheid, of liever gezegd de traagheid, waarmee Weyermanniana in de uitverkoop werden gedaan. Bekend is echter dat de oorspronkelijke uitgever nimmer eigen werk in de ramsj deed maar alleen de titels die hij van een collega had overgenomen. Vandaar dat het lang kon duren voordat er met een bepaald fondsrestant werd gestunt.Ga naar eindnoot33. Sommige boekverkopers wezen er in hun advertenties op dat een werk van Weyerman zo goed als uitverkocht was. Dit gebeurde vele jaren nadat het voor het eerst in de winkel lag. Zo'n lange periode lijkt in tegenspraak te zijn met de populariteit van Weyerman. Wanneer we echter de oplage van deze werken niet kennen en niet zeker zijn van mogelijke herdrukken, zijn hierover geen harde uitspraken te doen. Zo suggereerde De Kruif dat het met de verkoop van Weyermans Don Quichot niet zo vlot liep als De Hondt gehoopt had, toen hij dit luxe werk op de markt bracht.Ga naar eindnoot34. Het was meer dan 40 jaar lang gewoon leverbaar, zij het dat de voorraad al een paar maal was overgedaan aan een andere boekverkoper. Maar wanneer er inderdaad sprake is geweest van twee herdrukken, dan is het tegendeel het geval en lijkt het werk eerder een kassucces. Hetzelfde geldt voor de veel goedkopere Doorzigtige Heremyt. | |
[pagina 38]
| |
Hoewel men op grond van de advertenties 42 jaar na dato zou kunnen concluderen dat het debiet niet geweldig was, weten we dat het weliswaar decennialang een vergeten bestaan heeft geleid op een of andere stoffige zolder, maar dat de ramsjactie van Baalde naar diens zeggen een zo grote run op de boekwinkel te weeg had gebracht, dat hij besloot het werk opnieuw te drukken. De eerste drie delen van de Konst-Schilders waren eveneens nog zo lang te koop. Toch hoeft dit ook hier niet te duiden op een winkeldochter, omdat Blussé het in 1769 nog aandurfde met deel vier op de markt te komen. Bij Het Oog in 't Zeil was iets anders aan de hand. Dat was slechts voor de helft uitgegeven, wat ertoe geleid heeft dat veel potentiële Weyerman-lezers wachtten totdat het compleet was. Hun geduld werd elf jaar lang op de proef gesteld. Daarna ging het betrekkelijk snel van de hand. Als we adverteerder Frans de Does mogen geloven was het complete werk acht jaar later nagenoeg uitverkocht. Wellicht resulteert onderzoek naar advertenties in andere kranten in nog meer gegevens. Esterella de Roo toonde reeds aan hoezeer de Leydse Courant wat de Weyerman-advertenties betreft verschilde van de Amsterdamsche Courant.Ga naar eindnoot35. Voorts is vervolgonderzoek met gebruikmaking van ander bronnenmateriaal noodzakelijk, maar dat is inherent aan het systematisch depouilleren van een groot aantal jaargangen van kranten. |
|