Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 24
(2001)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
De openbaring van Ludemans gnosis
| |
De verlossingsleer van de (christelijke) gnostici en de reis door de planetenwereldenHet gnosticismeGa naar eindnoot2. kende een dualistische theosofie, waarin de astrologische symboliek toonaangevend was. Twee gelijkwaardige machten streden om de wereldheerschappij, namelijk een duistere en kwade Demiurg en een goede oneindige God. De Demiurg, die de schepper was van dit aardse tranendal, hield met behulp van zijn Archonten, de heersers van de zeven planetenwerelden, de mensheid in de stoffelijke materie gevangen. Het gnosticisme werd dan ook gekenmerkt door een pessimistische visie op de aardse werkelijkheid. Fundamenteel voor het gnosticisme, dat verschillende laat-joodse en vroeg-christelijke stromingen omvatte, was zijn verlossingsleer. De mens die door zijn val uit de genade afgescheiden was van de hoogste God, kon zich door middel van gnosis (Gr.: [spirituele] kennis, openbaring) bewust worden van de in zijn ziel besloten liggende goddelijke vonk die gevangen zat in het stoffelijke lichaam. Hierdoor kon deze teruggevoerd worden tot haar goddelijke oorsprong, met als einddoel de Unio Mystica, de hereniging met God. De queeste van de gnosticus, de ontworsteling uit de dood in het leven die de onwetenden voor het leven hielden, werd voorgesteld als een hemelreis door de zeven planetensferen. Hierbij dienden de Archonten, de zeven planeetgeesten, die de sferen van respectievelijk Maan, Mercurius, Venus, Zon, Mars, Jupiter en Saturnus beheersten, te worden overwonnen voordat de achtste goddelijke wereld betreden kon worden. Door op te stijgen door de zeven | |
[pagina 10]
| |
vijandige gevangenissen van de planeten was de mens in staat te ontsnappen aan de materiële wereld en terug te keren naar de hemel. Deze hemelreis was in de eerste plaats een symbolische macrokosmische projectie van een microkosmisch proces dat door de gnosticus tijdens zijn leven doorleefd moest worden, waarbij de oorsprong van de mens, de oorzaak van Adams val en het geheim van de geboorte en de wedergeboorte aan hem zouden worden geopenbaard. Na zijn dood zou hij dan zonder problemen de Archonten kunnen passeren. Dit ontworstelingsproces werd als onontkoombaar opgevat. Degenen die onbewust bleven, de onwetenden, zouden zich, na hun overlijden, in een proces in de macrokosmos moeten bevrijden uit hun gevangenschap. Zowel het idee over de opstijging, ten behoeve van de vereniging met de goddelijke wereld, als dat over de afdaling door de zeven planetenwerelden, voorafgaand aan de aardse incarnatie, waarbij de ziel op haar reis uiteenlopende eigenschappen en kwaliteiten van de zeven planeten kreeg toebedeeld, maken deel uit van een oud astrologisch concept, dat ook in het laat antieke neoplatonisme van onder andere Plotinus (204-270), in het christelijke neoplatonisme van de middeleeuwen en in de alchemie teruggevonden kan worden.Ga naar eindnoot3. Bij afdaling door de planetensferen ontving de ziel in de sfeer van Saturnus verstand en intelligentie, in die van Jupiter handelend vermogen, in die van Mars moed en (geest)kracht, in die van de Zon het vermogen tot (zintuiglijke) waarneming en verbeeldingskracht, in die van Venus de begeerten, in die van Mercurius verbale en interpretatieve vaardigheden en in de sfeer van de Maan groeikracht en de verwekking in de materie. Omdat de planeten zowel goede als duistere krachten herbergden, was met de afdaling van de incarnerende ziel door de planetenwerelden tevens de basis gelegd voor de luiheid (en traagheid) van Saturnus, de hoogmoed en de machtshonger van Jupiter, de toorn van Mars, de gulzigheid van de Zon, de wellust en overdaad van Venus, de hebzucht van Mercurius en de afgunst van de Maan. Hiermee representeerden de planeten de zeven doodzonden van het christendom. Daartegenover stonden de zeven kardinale deugden of aspecten van de Heilige Geest van God, die ook aan de planeten werden gekoppeld. Deze gekerstende met de astrologie verbonden denkbeelden werden geïntegreerd in de middeleeuwse conceptie van de werkelijkheid. In de hermetische kunst ofte wel de alchemie werd het opus van de spirituele alchemist voorgesteld als een reis langs de zeven bewegende hemellichamen, of als de rijping van de metalen kwikzilver (Mercurius), lood (Saturnus), tin (Jupiter), ijzer (Mars), koper (Venus), zilver (Maan) en goud (Zon). De psycholoog C.G. Jung bracht de fasensymboliek in deze transformatie in verband met het individuatieproces, dat, na de exploratie van het persoonlijke en collectieve onbewuste, de geboorte van het Zelf, gesymboliseerd door de ‘Mercurius Philosophorum’, tot doel had. De ervaring van het Zelf noemde Jung in analogie met de alchemisten de ontmoeting met de God in de mens. De hemelreis werd in de Jungiaanse psychologie vertaald als de kennismaking met het onbewuste, waarbij de planeetkrachten werden opgevat als psychische hindernissen, die de mens diende te overwinnen. In zowel de herscheppingservaring van de hermetische kunst, waarvan veel van de esoterische kant uit het gnosticisme is voortgekomen, als in het verlossingssysteem van het gnosticisme, leidden zeven treden tot spirituele kennis van het goddelijke. Het astrologische concept van de reis door de planetenwerelden kan ook teruggevonden worden in de Divina Commedia (1311-1321) van Dante. In de Paradiso wordt beschreven hoe Dante, begeleid door zijn vrouwelijke wederhelft Beatrice, vertrekt van de aarde en opstijgt door de zeven planeetsferen, die respectievelijk worden geregeerd door de Maan, Mercurius. Venus, de Zon. Mars. Jupiter en Saturnus. Nadat hij de daaropvolgende constel- | |
[pagina 11]
| |
latie van Gemini en de onzichtbare wereld aan gene zijde van de sterren, die achtereenvolgens de achtste en de negende hemelsfeer representeren, achter zich heeft gelaten, bereikt Dante de hoogste hemel, de verblijfplaats van God, de engelen en de zielen van de uitverkoren christelijke martelaren. De negen hemelsferen in de Paradiso corresponderen met negen hiërarchisch geordende afdelingen, waarin de zielen van de gestorvenen, afhankelijk van de betoonde deugdzaamheid tijdens hun vergankelijke bestaan op aarde, zijn gegroepeerd. Ook in het gedachtegoed van Dante weerklonk de oude eschatologische astrologie die, zij het in een andere gedaante, al eerder geïncorporeerd was in het gnosticisme. Vooral de joodse gnostici benadrukten de duistere en negatieve kanten van de planeten. De Archonten, de zeven planeetgeesten, werden door hen opgevat als doodsvijanden die bestreden moesten worden daar ze de mensheid in haar aardse existentie gevangen hielden. In de verlossingsleer van de christelijke gnostici was echter een belangrijke plaats ingeruimd voor Christus, die na zijn kruisdood de plaatsvervanger van God was geworden. Hij was de Engel des Heren die de wil en het wezen van God aan de mensen openbaarde. Bij de christelijke gnostici werd hij het symbool van de verlossing en daarmee de drager van de gnosis. Hij bezat de ‘sleutel der kennis [gnosis]’ (Lucas 11:52), die het Koninkrijk van God ontsloot, en de sleutel van het dodenrijk, waarmee hij de overledenen bevrijd had. De wedergeboorte in Christus, na bekering, markeerde hier de beslissende ommekeer waarna de innerlijke goddelijke openbaring mogelijk werd. Bovendien werd aangenomen dat Christus door zijn vleeswording op aarde en opstanding uit de dood de verlossing dichterbij had gebracht en voor iedereen had vergemakkelijkt. Volgens een Koptische gnostische tekst uit de vijfde eeuw na Christus, de Pistis Sophia, had Jezus tijdens zijn eigen hemelvaart, na zijn ‘nederdaling ter helle’, éénderde van de macht van de planeetgeesten weggenomen en tevens hun directe invloed op de ondermaanse werkelijkheid verminderd door een aantal onregelmatigheden in de uitwerking van de planeetkrachten door te voeren.Ga naar eindnoot4. Hiermee was de heerschappij van de Archonten gerelativeerd, wat echter niet inhield dat het concept van de kosmische beïnvloeding daarmee was doorbroken. Het parallellisme tussen macro- en microkosmos bleef dan ook voorop staan. Gnostische denkbeelden in het christendom overleefden de Middeleeuwen en de Renaissance, en verschenen in de vroeg-moderne periode weer meer aan de oppervlakte. In het kielzog van de Reformatie, toen de protestanten terug wilden keren naar het oorspronkelijke christendom van de eerste gemeenten, kwam de mystiek in de zeventiende eeuw tot een nieuwe bloeiperiode. Hierbij werd de christelijke gnosis wederom beleden. De schoenmaker en mysticus Jacob Böhme, een van de grootste christelijke gnostici, en zijn navolgers waren belangrijke exponenten van deze stroming. Ludeman was zo'n navolger. Hij liet zich inspireren door het mystieke spiritualisme van Böhme, en combineerde dat met zijn eigen astrologische opvattingen en bijbelinterpretaties. | |
De astrologie in de Openbaring van Johannes en het mystieke systeem van LudemanIn zijn werk Den Sleutel des Afgronds - dat vooral een schriftelijke neerslag is van zijn eigen gepretendeerde wedergeboorte en waarin bijbelse, gnostische en astrologische elementen zijn verweven - gaf Ludeman een uitgebreid commentaar op de Openbaring van Johannes. Op dit bijbelse document, dat al bij vele door God geroepenen tot de verbeelding had gesproken, baseerde hij zijn eigen mystieke systeem, waarbinnen het astrologische betekenissysteem centraal stond. Bij zijn uiteenzetting gebruikte Ludeman tevens een groot aantal citaten uit zowel het Nieuwe als het Oude Testament. Met betrekking tot het Oude Testament waren | |
[pagina 12]
| |
vooral de boeken van Mozes, Samuël, Jozua, Richteren, Koningen, Kronieken, de Psalmen, de boeken van de profeten Jesaja. Ezechiël. Daniël en Jona, en Spreuken en het Hooglied van Salomo van belang. Wat het Nieuwe Testament betreft putte Ludeman. naast de Apocalyps, uit de vier Evangeliën, en de brieven van Paulus, Jacobus, Johannes en Judas. De profeet en visionair Johannes van Patmos (le eeuw na Chr.) verwoordde in de Apocalyps op indringende wijze het besef dat de wereld voor een catastrofale gebeurtenis stond, waarna na de laatste strijd een glorieuze toekomst wachtte, verbeeld in de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van God zou nederdalen. Dit bijbelboek is rijk aan astrologische beeldspraak. Een drietal voorbeelden zal hieronder kort worden toegelicht. In het eerste visioen van Johannes, waarmee de Apocalyps opent, aanschouwde hij de ‘Zoon des mensen’ (Christus), de ‘Alpha en de Omega, de eerste en de laatste’, omringd door zeven gouden kandelaren, met zeven sterren in zijn rechterhand. Deze gebood hem in Zijn naam brieven met raad, troost en waarschuwingen te schrijven aan zeven christelijke gemeenten in zeven steden in de Romeinse provincie Asia, het huidige West-Turkije, namelijk Ephese, Smyrna, Pergamon, Thyatira, Sardes, Philadelphia en Laodicea. De zeven sterren die Christus in zijn hand hield, verwijzen overduidelijk naar de zeven planeten. Het geheim, of de ‘verborgenheid’ van de zeven sterren en de zeven gouden kandelaren wordt in de Openbaring als volgt geduid: ‘de zeven sterren zijn de Engelen der zeven gemeenten, en de zeven kandelaren (die gij gezien hebt), zijn de zeven gemeenten’ (Apocalyps 1:20). Omdat hier uitgegaan wordt van de vooronderstelling dat het geestelijke in het stoffelijke verankerd ligt, bestaat er een directe relatie tussen de sterren en de gemeenten. Hieruit volgt dat de zeven sterren of gemeente-engelen corresponderen met de zeven planeetgeesten die de zeven planeten tot levende organismen maken, en dat de zeven gemeenten of kandelaren overeenstemmen met de (stoffelijke) planeten. Zowel de sterren als de gemeenten zijn op deze wijze aan de planeten gekoppeld, respectievelijk in geestelijke en in stoffelijke zin. Dat Christus de zeven sterren in zijn hand houdt impliceert niet alleen dat hij de bewegende hemellichamen overwonnen heeft, en ze controleert en bestuurt, zodat hun astrale invloed niet uit de hand loopt, maar illustreert tevens Johannes' overtuiging dat de wedergeboren gelovige niet meer onderhevig is aan de invloed van de planeten, maar meester over hen is geworden, met dien verstande dat hij zijn gezag daarbij ontleent aan Christus. Daarnaast zag Johannes in zijn tweede visioen, net als de profeet Ezechiël (6e eeuw v. Chr.) in diens roepingsvisioen in het land van de Chaldeeën (Babylonië) bij de rivier de Kebar,Ga naar eindnoot5. vier gevleugelde dieren rondom de troon van God de Vader. ‘En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier had het aangezicht als een mensch, en het vierde dier was eenen vliegende arend gelijk’ (Apocalyps 4:7). In deze dieren kan men respectievelijk de zodiacale tekens Leo, Taurus, Aquarius en Scorpio herkennen. De oude naam voor de Scorpio was namelijk de Adelaar. Deze vier dierenriemtekens vormen samen het astrologische vaste-kruis, waarin de elementen vuur, aarde, lucht en water zijn vertegenwoordigd. De eeuwige God in het midden representeert dan de quinta essentia, het wezenlijke vijfde element dat de tegenstellingen tussen de vier elementen overbrugt en hun oorspronkelijke chaos te niet doet. Verder bevat de verschijning aan de hemel, namelijk van een zwangere vrouw (de scheppende Heilige Geest), bekleed met de Zon, met de Maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd, die een kind baarde (Jezus) en vervolgd werd door de grote rode draak met zeven koppen en tien horens (de oude slang, Satan), waarvan sprake is in het derde visioen van Johannes (Apocalyps 12:1-4), ook onmiskenbaar astrologische elementen. De | |
[pagina 13]
| |
Vrouw kan astrologisch gezien geïdentificeerd worden als het teken Virgo, de draak als het sterrenbeeld Hydra (de Waterslang), dat onder Virgo aan het firmament zichtbaar is, en de twaalf sterren als de twaalf dierenriemtekens. Deze voorbeelden kunnen onder meer nog aangevuld worden met de twaalf poorten van het nieuwe Jeruzalem, de heilige stad binnen de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, met daarop ‘de namen van de twaalf geslachten der kinderen Israëls’ (Apocalyps 21:1-4 en 10-16). Deze poorten staan symbool voor de twaalf getransformeerde dierenriemtekens. Dit geldt tevens voor de boom des levens ‘voortbrengende twaalf vruchten, van maand tot maand gevende zijne vrucht’ (Apocalyps 22:2), die Johannes te zien kreeg in het heilige nieuwe Jeruzalem. Het is dus zeer waarschijnlijk dat Johannes van Patmos vertrouwd was met de astrologie. Zijn kennis van het astrologische betekenissysteem maakte het hem mogelijk zijn voorstellingen te projecteren op het macrokosmische firmament. Ludeman bouwde met zijn mystieke systeem, waarvan nu eerst een korte karakterisering gegeven zal worden, voort op de astrologische symboliek die al in de Openbaring van Johannes lag besloten. Hij was wellicht een van de eersten die dit openbaringsdocument niet alleen voorzag van een macrokosmische duiding met betrekking tot de gebeurtenissen in de ‘grote wereld’,Ga naar eindnoot6. maar tevens, en dat was in zijn optiek veel belangrijker, in verband bracht met een onontkoombaar ontwikkelingsproces in de microkosmische ‘kleyne wereld’ van de individuele mens. Ludeman kwam dan ook tot een originele interpretatie. Dit innerlijke proces diende te leiden tot de wedergeboorte van de goddelijke vonk, in dit geval gesymboliseerd door Christus, die in ieder mens in het Os Sacro het heiligbeen, gevangen werd gehouden door de machten van het kwaad. Nadat deze innerlijke verlossing was verwezenlijkt kon de goddelijke geest van de ‘Zoon des mensen’ opstijgen door de gezuiverde ‘microcosmische chaos’ om terug te keren naar haar goddelijke oorsprong. Dat volgens Ludeman aan deze beoogde hemelvaart een onvermijdelijke hellevaart ter ‘putrefactie’ vooraf diende te gaan blijkt al uit zijn inleiding. ‘Desen Neerdalende Engels Afgronds Sleutel opent elks mensch Afgrondens van het goede en ook van het quade, in elks menschen hare zeven gestalten der natuur: welk zeven gestarnten Planeten Werelden zyn, daar in desen Engel van boven na beneden toe dalende, in elk Microcosmischen Chaos Hellen vaart hout, en Christus Geboorte Opstandinge en Hemelvaart, in elk mensch aanwyst.’Ga naar eindnoot7. Alhoewel er in de Openbaring van Johannes geen uitsluitsel wordt gegeven over de wijze waarop de planeten aan de verschillende gemeenten dienen te worden toegewezen, koppelde Ludeman de Maan, de Zon, Jupiter, Mars, Mercurius, Saturnus en Venus respectievelijk aan de gemeenten Ephese, Smyrna, Pergamon, Thyatira, Sardes, Philadelphia en Laodicea, die in deze volgorde in de Apocalyps worden behandeld. Deze toewijzing, die mede voortvloeide uit astrologisch geïnterpreteerde tekstuele aanknopingspunten, hield verband met de in de astrologie veronderstelde correspondentie tussen de planeten en specifieke delen van het menselijke lichaam. Ludeman projecteerde op basis van een aloude analogie de macrokosmische werkelijkheid in die van de menselijke microkosmos, met inachtneming van de centrale premisse dat de mystieke inkeer in de eerste fasen van het wedergeboorteproces werd gekenmerkt door een afdaling in de persoonlijke ‘microcosmische chaos’, een begrip dat in de hedendaagse mentaliteit vertaald zou kunnen worden door het onbewuste. Op deze wijze geredeneerd begon de queeste van de God zoekende ziel, in Ludemans terminologie aangeduid met ‘de kamper’, in de planeetwereld van de Maan, die het hoofd regeerde. Hierop volgden na elkaar de planeetwerelden van de Zon, van Jupiter, van Mars, van Mercurius, van Saturnus en van Venus, die achtereenvolgens correspondeer- | |
[pagina 14]
| |
den met het hart, de longen, de lever, de gal, de milt en de nieren. Omdat deze afdaling in de menselijke microkosmos zich spiegelt in de macrokosmos, impliceert zij een gelijktijdige reis door de ‘macrocosmische chaos’. Ludeman verwoordt dit als volgt: ‘des kampers microcosmische Chaos, en aller gestarnten macrocosmische Chaos, is een Chaos in den kamper: en deze massa is zyne menschheyt.’ Deze voorstelling van zaken is minder gekunsteld en inconsequent dan zij op het eerste gezicht doet lijken. Het is namelijk een poging om de verschillende werkelijkheidsniveaus van de geestelijke wereld, die gekenmerkt wordt door het door-elkaar-heen-kunnen-gaan, en die de materiële werkelijkheid doordringt en instandhoudt, in een beeld samen te vatten. Deze veronderstelde coëxistentie, in de betekenis van het tegelijk aanwezig zijn, is ook te herkennen in het werk van Böhme. Ludeman heeft het in zijn verhandeling over het wedergeboorteproces dan ook zowel over een afdaling in de individuele microkosmos ‘om nederwaarts in zyne elendt en in zyne sondenwortel dieper’ in te keren, als over een hemelreis door de macrokosmos.Ga naar eindnoot8. Dit afdalende proces werd door Ludeman voorgesteld als een geestelijke strijd waarbij de kamper zich in zijn aardse bestaan bewust moest worden van de zondigheid van zijn oude Adam-natuur. In zijn reis door de planetenwerelden diende de kamper de strijd aan te gaan met de donkere zijden van de planeten, die de verschillende zonden die samenhingen met deze oude Adam-natuur representeerden. Hierbij zou hij ‘de zeven gemeenten der Openbaringe Johannes in hem zelf klaarlyk vinden’, omdat ‘het geheymenis van desen seven Gemeentens der Openbaring’ verborgen ligt ‘in de seven gestaltens der natuur’, en inzien dat hij deze door moet gaan om opnieuw geboren te worden. Na het doorgaan (het transformatie- of zuiveringsproces) van de zeven gemeenten ofte wel de zeven planeten, waarmee de astrale inwerking van de planeten doorbroken was en de kamper het in Adam verloren gegane evenbeeld van God hervond, volgen nog drie fasen om de geboorte van Christus, de hemelse Mysticus, in de kamper mogelijk te maken. Deze werden door Ludeman achtereenvolgens voorgesteld als de ‘duystere, de vuyr en de ligts Waerelt’, die respectievelijk gekoppeld waren aan het onderlijf (het ‘Venus Veldt’), aan de beenderen en het merg, en aan de ‘lugt en levens-aderen des menschen’. Ook deze werelden, de zogenaamde ‘aardse principien’, die pas toegankelijk werden nadat de ‘Hemels Morgenstar’ in het zevende stadium was doorgebroken, moesten ‘doorgelaboreert’ worden, in de ‘putrefactie’ gaan en overwonnen worden.Ga naar eindnoot9. Met de voltooiing van deze ‘natuurlyke doodingen’ of afstervingen, die hadden geleid tot tien ‘inwendige Wettische of Engelsche geboortens’ werd de kamper herboren. Hierop volgden tenslotte een koninklijke en een priesterlijke geboorte, die de laatste twee fasen in Ludemans mystieke systeem verbeeldden. | |
De oorzaak van Adams val, de ‘weg tot herstellinge’ en de voorafbeelding in de BijbelGod was ook voor Ludeman in principe een God van liefde. Voor God was het kwade echter onmisbaar om zich als de goede te kunnen openbaren, net zoals het zijn en het niet-zijn elkaar existentieel vooronderstellen. Ludeman was er dan ook van overtuigd dat God het kwaad had geschapen dan wel had verschaft om het goede daardoor te verheerlijken. Dit was volgens hem onoverkomelijk geworden na Adams zondenval, waardoor de mens uit de goddelijke genade was gevallen, waarmee hij voordien verbonden was geweest. Nadat Lucifer, een van de drie engelenvorsten met zijn ‘uytgaande vyer eygenschap’, een oorlog had ontketend in de eeuwige hemelse natuur, om via de duisternis de goddelijke alleenheerschappij te verkrijgen, en was verslagen door de hemelse engelenlegers van Michaël en Gabriël (ofwel Uriël), werd hij met zijn engelen verstoten uit de hemel. Lucifer leid- | |
[pagina 15]
| |
de daarmee het ontstaan van de vergankelijke zichtbare aarde uit de Goddelijke drie-eenheid in. De eeuwige Vader trachtte met ‘sijne oneyndige liefde’ Lucifers val te herstellen en schiep daarom als God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest een drieëenheidsbeeld uit zichzelf en noemde deze eerste mens, met een ‘Hermaphrodyts gestalts’, Adam. Via Adam zou de val van Lucifer hersteld moeten worden. ‘Sijnen natuur was des Vaders eygenschap, sijnen Siele des Soons eygenschap en sijn geest des H: Geestes eygenschap.’ God verbood hem ‘Activ’ te worden, hij diende ‘Passiv’ te blijven omdat hij anders niet tegen Lucifers vuur bestand zou zijn. De androgyne Adam richtte zijn verlangen echter niet op God maar op zichzelf en op de vruchten van het paradijs. Hij ‘bracht gedagten en sinnen na buyten’ en begon te ‘spiekeleeren’ en te ‘redenkavelen’. Hiermee heerste zijn goddelijke innerlijk niet meer over zijn uiterlijk. Lucifer (de slang) kon zich nu via de mens voeden met Gods liefde. Uit hem ‘kreeg Adam het ligt na buyten en de blindheyd van binnen’, waarmee hij zijn inwendige licht voor ‘'t duystere waerelds ligt’ verruild had.Ga naar eindnoot10. Nadat Adam naar buiten toe ‘activ’ was geworden, waarmee zijn bedroefde val een feit werd, ging ‘de Slange mede’ in zijn ‘doorlugtige Paradysische menschheyt’ in, en vermoordde ‘met het venijn der Slangen influentien’ Adams innerlijke vrouwelijke helft. Door de ‘sinlijke en wereltlyke besigheden’ viel Adam in een diepe slaap, waarin God het gestorven beeld van Eva verwijderde en uit Adams rib een zichtbare vrouw voor hem construeerde. ‘Adam was door den sonden val een half mensch geworden en sijne Eeva de andere helft en alzo zijn man en vrouw te zamen maar een volmaakt mensch in der natuur. So moet dan de man sijne verloorene vrouw [en] de vrouw haar verloren man weersoeken.’ De oorspronkelijke eenheid was hiermee verbroken. Adam en Eva, die tot elkaar waren veroordeeld, vervielen tot eigenwilligheid en aten van de Boom van kennis van goed en kwaad, waardoor zij een stoffelijk lichaam verkregen, en onderworpen werden aan de invloed van de sterren en de planeten en aan de aardse dood. Met het slangenzaad dat in Adams paradijselijke natuur gezaaid was, was ‘de vleeschelyke menschheyd door en door vervallen uit Gods beeltenis’. Hierdoor waren naast de drie goddelijke principiën ook ‘drie Slangenpricipien’ in de mens ingebracht, waarmee hij dualistisch werd. De mens herbergde voortaan ook een duistere macht die in de ‘microcosmischen ouden kleynen weerelt of natuurlyke menschheid’ over het goede heerste. Het eerste slangenprincipium regeerde hoofd, hart en longen, het tweede lever, gal en milt, en het derde nieren, onderlijf en het merg in de beenderen. De mens kon zich volgens Ludeman echter ontworstelen aan het zondige bestaan in deze vergankelijke aardse gevangenis, daar ‘het onvolkomenes een zaat van het volmaakte in zich heeft’. Al het kwaad herbergde dus tevens het goede, dat zich alleen door de aanwezigheid van het kwade als het goede kon openbaren. ‘In uw Corper leyt Gods beeld en schat, in uwen Corper zyn de juwelen en peerlen van het Koningrijk verborgen, u Corper heeft des Vaders Essentien kracht.’ Om Gods beeld en schat te hervinden diende Christus, ‘den Wederbrenger aller verlorenen’, nagevolgd te worden, niet in beschouwingen maar door de wedergeboorte, waarbij de kracht van de Heilige Geest de geestelijke kamper zou leiden, want Gods Geest opende de afgronden van de mens, en ‘dese verkrygt in proces den Sleutel der Hellen en des Doodes’.Ga naar eindnoot11. Ludeman stelde dat het innerlijke proces, waarmee God zich aan de mens wilde openbaren en wilde terugvoeren naar zijn goddelijke oorsprong voorafgebeeld was in de bijbel. Daar de macrokosmos zich spiegelde in de microkosmos verbeeldden de bijbelse gebeurtenissen een inwendig ontwikkelingsproces. Nadat met de zondvloed Gods toorn over de verdorven eerste wereld was gekomen had God in de persoon van Noach een nieuwe start gemaakt in | |
[pagina 16]
| |
de tweede wereld. Vervolgens had God ten tijde van Abraham een goddelijk Verbond met de mensheid gesloten, en de weg gewezen die door de mens moest worden afgelegd om weer in hem herboren te worden. Volgens Ludeman diende de mens de bijbelverhalen te internaliseren, dat wil zeggen op zich zelf te betrekken om ze persoonlijk te kunnen doorleven. De noodzakelijke keuze die gemaakt moest worden om de ‘weg tot herstellinge’ in te slaan werd in de bijbel verbeeld door de strijd tussen Esau en Jacob, de twee zonen van Abrahams zoon Isaäk. ‘den drager van het ligt der wereld’. Esau en Jacob symboliseren in de mens respectievelijk ‘de geheele microcosmische natuur-geest’ of de schriftgeleerdheid, en de ‘buigsaame goddelijke geest’ of de godsgeleerdheid. In het theater van de macrokosmische grote wereld representeerden zij achtereenvolgens het rampzalige en het zalige geslacht. Evenals Jacob, de voorbode van de nieuwe mens, moest de kamper zijn oude natuurmens Esau bedriegen om diens eerstgeboorterecht. Pas wanneer hij de natuurlijke en heidense eerstgeboorte had overwonnen kon hij zijn ‘aardsche Egiptens Babel’ verlaten. Zo gaat ‘hy dan heenen uit sijn natuur’, waarmee de weg van zelfverloochening kan beginnen. Degenen die het op God durven wagen, voert God in de woestijn, waar zij onder Mozes de geestelijke wetten (de tien geboden) ontvangen. Hier moet de kamper ‘leren sterven en al vergeten wat agter is’, opdat hij zijn zondenwortel kan bespiegelen, om die vervolgens uit te graven. Doet hij dit niet dan zal hij vervallen tot Aärons uitwendige priesterschap, waar Ludeman ‘alle Confraters der gehelen Schriftgeleertheyts Aliantie’ toe rekende, en in diens valse licht het gouden kalf aanbidden.Ga naar eindnoot12. Het innerlijke beloofde land Kanaän zal al geestelijk strijdend ingenomen moeten worden, waarna de kamper de koninkrijken van Saul, David en Salomo in zichzelf zal moeten ontdekken en doorwerken. Bovendien zal hij zijn inwendige Apocalyptische Beest, de Babylonische Hoer, de valse Profeet Gubernert [naar gubernator, stuurman] en de Antichrist dienen te overwinnen, en met Babel moeten vallen, alvorens Christus in hem op zal kunnen staan. De twaalf fasen van het wedergeboorteproces koppelde Ludeman aan de twaalf zonen van Jacob ofte wel de twaalf stammen van Israël. Ook deze dienden geïnternaliseerd te worden en van binnen begrepen te worden. Zij waren de twaalf poorten van het nieuwe Jeruzalem, die van binnen, door de eigen vier elementen, gesymboliseerd door de vier vrouwen van Jacob, ‘in uw selfs kleyne Waerelt-geopent moeten werden’, want het Rijk Gods lag in de mens verborgen. De mens die de strijd om de wedergeboorte aangaat ‘sal sien dat geen Reformeren van buyten, maar het Reformeren van binnen het noodzakelijkst is’.Ga naar eindnoot13. In dit proces mag hij niets meer naar ‘buyten toe duyden’, omdat dat de oorzaak was van Adams bedroefde val, en lijdt de kamper niets als voor zijn eigen zonden, daar de mens oogst wat hij zelf gezaaid heeft. Om deze eigen gebreken, die samenhingen met de ‘eygen wil in 't goede en eygen wil in 't quade’, te overwinnen moet onze oude Hemel en Aarde vergaan, zodat het nieuwe Jeruzalem inwendig ontsloten kan worden.Ga naar eindnoot14. Net als de (christelijke) gnostici stelde Ludeman de verschillende stadia in zijn mystieke systeem voor als gevangenissen, die de kamper in zijn queeste door moest gaan en waaraan hij zich diende te ontworstelen. Daarnaast geloofde hij met de christelijke gnostici dat Christus in de planetenwerelden zijn opstandingskracht uit de dood had ingevoerd. Bovendien beschouwde ook hij dit proces als onontkoombaar: ‘geen titul of jota kan iemand voorby springen, hy zy Keiser. Koning of Priester, hy moet dezen weg gaan, het zy dat hy hem in den genaden Tijdt [aardse bestaan] passeert, anders moet hy uyt der Tijdt zynde in der gestarnten woningen ze zo, na de doodt passeeren’.Ga naar eindnoot15. Ludeman was gezien het bovenstaande goed op de hoogte van Böhmes geschriften.Ga naar eindnoot16. Al- | |
[pagina 17]
| |
hoewel Böhme de astrologie beschouwde als een van de wegen die tot de waarheid konden leiden, en onder meer de zeven fasen van het ontstaansproces van zowel Gods eeuwige natuur als van de geschapen aardse werkelijkheid mede correleerde aan de zeven planeten, kan niet gesteld worden dat het astrologische betekenissysteem een centrale rol speelde in zijn opvattingen. Dit was bij Ludeman wel het geval. Ludeman gebruikte Böhmes denkbeelden wel als inspiratie, maar construeerde op geheel eigen wijze een redelijk coherent en origineel mystiek systeem, waarbinnen zijn belangrijkste interesses, namelijk theologie (theosofie), astrologie en geneeskunde, samenkwamen. De noodzakelijk geachte transformaties in de afzonderlijke stadia binnen Ludemans systeem zullen in de volgende paragraaf nader worden toegelicht. In dit systeem vielen zes fases onder het Oude Verbond van de Vader (Oude Testament), waarbij de ziel en de natuur van de kamper werden hersteld, en zes fases onder het Nieuwe Verbond van de Zoon (Nieuwe Testament), waarin de inwendige herschepping van de Zoon Jezus Christus werd gegenereerd, zodat ook de geest van de kamper weer in God kon worden ingevoerd. Volgens Ludeman kon deze mystieke queeste door middel van zelfinkeer, het niet meer ‘naar buyten duyden’, gebed, zelfverloochening, geestelijke zelfkastijding en een totale overgave aan God, waarbij de kamper zich ‘dodelijk stille moet houden’, tot een goed einde gebracht worden.Ga naar eindnoot17. | |
De twaalf ‘mystieke herscheppingswerken’De eerste fase - In de planetenwereld van de Maan (gemeente Ephese), die het hoofd regeert maakt het natuurlijke verstand, het ‘opgescherpte vernufts-ligt’, plaats voor het goddelijke verstand. Daarbij wordt het natuurlijke afgescheiden om de zielse nieuwgeboorte te realiseren, zodat de kamper zijn eigen ijdelheid verliest en nimmer meer zal vervallen in ‘agterdenken’ en ‘lunarische verstandelyke bespiegelingen’, die slechts ‘opgeblasentheyt en hoogverheffentheyt veroorzaken’.Ga naar eindnoot18.
De tweede fase - In de planetenwereld van de Zon (gemeente Smyrna), die het hart bestiert, wordt de kamper zich bewust van het eeuwige licht doordat hij door gebed en inkeer de astrale influentie van de natuurlijke Zon tot stilstand brengt. Hij moet nu ‘geheel stille staan in zyne herte’, en ‘luysteren na de stem des Bruydegoms [Jezus] met zijne sinnen des Herten’. Met dit eeuwige licht, dat niet meer zal ondergaan, verdrijft de kamper al zijn ‘begeerlykheyt van eerzugt’ en ‘aardsche schatten’ uit zijn hart, waarna een vereniging van het vernieuwde hoofd en het vernieuwde hart in Jezus geest kan plaatsvinden.Ga naar eindnoot19.
De derde fase - In de planetenwereld van Jupiter (gemeente Pergamon), die ‘zyne residentie en influentien’ in de longen heeft en de oude hemel symboliseert, wordt het ‘hooggeleerde Astraalse Jupitersche leven’ met zijn ‘lugtvegters Beelden’ omgevormd in het eenvoudige christendom. Hier strijdt Michael met de Draak, de Troonvorst Lucifer, om Jupiters wijsheid aan Gods gezag te onderwerpen. De kamper, die ‘gelyk een glas van eenen Chymicus vast toegesloten’ moet zijn, dient zich hiertoe geheel aan Gods Wil over te geven, en ‘het scherpe sweerdt dat hy te vooren in het schrandere oordeelen over andere na buiten toe gebruikte, moet hy tweevoudig nu over hem zelfs gebruiken’. De overwinning zal echter groot zijn daar Jupiter ‘alle Philosophen dezer werelt gevangen’ houdt, ‘om eenen uitwendigen [stoffelijke] Lapidem Philosophorum te maken’ in plaats van ‘den witten Keursteen der innern waerelt’.Ga naar eindnoot20. | |
[pagina 18]
| |
De vierde fase - In de planeetwereld van Mars (gemeente Thyathira), die de lever beheerst, wordt Mars in zijn jaloerse ‘grim en toorn-vuur’ doorbroken en komt zachtmoedigheid en verdraagzaamheid ervoor in de plaats. Hiertoe dient de kamper het ‘Martialisch Toorn vuur’ op zichzelf te betrekken en verbrandt hij in dit vuur ‘de wortelen van zyn hoogverhevene en hoogdravende Martialische [Mars] eigenschappen, en zyn vorige alles te willen wetenen Mars’, zodat lever en gal, die in Ludemans opvatting in een onwedergeboren microkosmos nooit zonder elkaar werken, van elkaar worden gescheiden, zoals Adam en Eva door God, en op zichzelf komen te staan. Zo heerst de kamper voortaan over zijn driften en doet boete voor God in zijn binnenste.Ga naar eindnoot21.
De vijfde fase - In de planetenwereld van Mercurius (gemeente Sardes), die de gal aanstuurt, worden de ‘Mercurialische wortelen van alles te Verdefendeeren’ en te oordelen uitgegraven en wordt Mercurius, die ‘allen geestelyken en natuurlyken Hooffaert’ en ‘den Apetyt aller willens’ regeert, en wiens invloed alle andere planeten doortrekt, getransformeerd in de goddelijke levenskracht. Hiervoor moet de kamper ‘Mercurius diepste subtielheit scheiden’ om ‘zyne heen en weer vliegende gedachten’ te overwinnen en vervolgens alle natuurlijke gal uitwerpen, zodat hij dan als Christus zonder galinvloeden zal zijn, waarmee alle beschuldigingen, twist en gekijf en het ‘eygen Mercurialische oordeels-venyn’ tot het verleden gaan behoren. De sanguinische complexie ofte wel het sanguinische mensentype kan Mercurius volgens Ludeman gemakkelijker overwinnen, daar hier ‘sijne eygenschappen na buyten toe’ staan. In de andere drie complexies werkt hij schijnheiliger.Ga naar eindnoot22.
De zesde fase - In de planetenwereld van Saturnus (gemeente Philadelphia), die de milt regeert en de oude aarde symboliseert, en wiens alles te samentrekkende astralische invloeden in een onwedergeborene ‘kout, wrang, wreet, gierig, onversoenlijk, haatdragende [en] zeer wraakzugtig’ zijn, wordt de ‘beeldelyken Christum’ gekruisigd. Hiermee worden alle beeldelijke religiën en geestelijke wetten door Gods ontferming in de kamper opgelost, zodat hij ‘een vriend aller menschen’ kan worden en het ware [Apostolische] geloof zal vertegenwoordigen. Daarvoor moet de kamper de duistere nacht in de gevangenissen van Saturnus ondergaan, waarna ziel en geest gescheiden worden. De eigenschappen van Saturnus zijn in alle mensen even groot, maar de melancholische complexien, waarbinnen hij naar buiten toe predomineert, kunnen dit Saturnusproces beter doorstaan en diens Rijk gemakkelijker overwinnen dan de sanguinische, phlegmatische en de cholerische mensentypes, die volgens Ludeman nogal eens ten onrechte veronderstellen dat zij niets van Saturnus in zich hebben. Hiermee zijn de zes herscheppingswerken onder de Vader voleindigd, en heeft de ‘kamper de ruste Gods erkampt voor zyne ziele en natuur herstellinge’. Nu moet ook zijn geest hersteld worden in ‘Gods geestes eenigheit’. Daarvoor dient hij geheel tot rust te komen - ‘passiv’ te worden - zodat hij uit het beweeglijke Koninkrijk van de Vader in het onbeweeglijke Koninkrijk van de Zoon mag gaan, alwaar hij geheel in het duister als een schildwacht voortdurend waakzaam moet blijven. In de zes herscheppingswerken die vallen onder de Zoon en die nu zullen volgen wordt de geboorte van Jezus Christus in de kamper gegenereerd en wordt de wortel van onze schuld, die hiervoor nog onbekend was uitgegraven.Ga naar eindnoot23.
De zevende fase - In de planeetwereld van Venus (gemeente Laodicea), die de nieren en tevens het gehele onderlijf bestiert, en zodoende in een onwedergeborene de onkuisheid voortbrengt, overwint de kamper alle ‘opgaanden begeerlykheden’ en worden zijn nieren ge- | |
[pagina 19]
| |
reinigd van het slangenzaad opdat ‘sig alle vier complexien vereenigen met haren weer gevondene uyt Adam verlorenen penning’, waarop Gods evenbeeld gemunt stond. In de aanvang van dit proces moet de kamper ‘sijne vrouw, man, kindt en al wat hy heeft van binnen’ verlaten om het natuurlijke huwelijk te kunnen verbreken en de herschepping van Christus in zijn toebereide lichaam te laten beginnen. Daarna ontvangt hij zijn penning. Dit heeft als consequentie dat de kamper ‘zijnen hemelsche vrouw’, en de kampster ‘haren Hemelschen man’ hervindt. De kamper heeft nu in zichzelf een opgesloten paradijs, waarin hij met zijn hemelse Sophia [de goddelijke Wijsheid] herboren is. Bovendien is hij niet meer onderhevig aan de invloeden van de planeten omdat hij deze zeven gestalten der natuur is doorgegaan, waarmee het boek met de zeven zegels, dat door Adams val was toegesloten, geopend is. Om dieper in God door te dringen moet hij echter ook nog de ‘duystere, vuur en ligts werelden herdoor laboreeren’.Ga naar eindnoot24.
De achtste fase - In de ‘duystere Waerelt’, die gekoppeld is aan het gehele onderlijf of het Venusveld (Venere Campestre), overwint de kamper in zijn binnenste de geestelijke hoererijen van zijn eigen Apocalyptische Beest - de koning van alle andere dierlijke eigenschappen in de mens -, en van zijn apocalyptische Babylonische Hoer en drijft deze Antichristelijke matrix vervolgens opwaarts uit zijn microcosmische chaos, waarmee het duistere principe wordt gezuiverd. Net als Johannes van Patmos in diens inwendige proces aanschouwt hij bij deze uitdrijving ‘des Beestes macht en kragt in den mensch hebbende’ (Apocalyps 13:1-5). In de ‘duystere waerelt’ moet de kamper bovendien over zijn eigen Saul en diens Koninkrijk en naam-christenbeeld triomferen, anders ‘raakt hy met Saul weer onder de Propheten in 't Joodendom’. Hierbij gebruikt de kamper alle christelijke reformatoren, die aldus Ludeman in Sauls koninkrijk zijn blijven steken omdat zij ‘in het zigtelyke beeldelyke met hun uytgaande geloofs Articelen’ en zwaardstellingen naar buiten toe hebben gedwaald, als baken, om zelf geen schipbreuk op zijn hemelreis te lijden. Zo wordt hij zelf een kerk, waarbinnen de geest van Christus zijn vader is, die ‘hem gedurig onderwyst en leert’, en wordt de rechtvaardigheid Gods aan hem geopenbaard, want God wil in de geest gediend en aanbeden worden (Johannes 4:23-24). De godsdienstoorlogen, die ‘een gruwel voor Godt’ zijn, waren in Ludemans optiek het gevolg van een externe projectie van een onbewuste, en onopgelost gebleven, innerlijke problematiek. De naam-christenen, die met hun sectarische schriftgeleerdheid niet Christus' ware Apostolische leer en leven volgen en hun overheden tot bloedige godsdienstoorlogen aanzetten, hadden hun eigen Antichrist ‘niet gekent nog gesien’ en ‘de valschen Propheten en den Draken als het Apocalipsis Beestes eygenschap’ in henzelf niet overwonnen, waardoor zij naar buiten toe oorlogen.Ga naar eindnoot25. De negende fase - In de ‘Vuur Waerelt’, die is gesitueerd in de beenderen en het merg (Ossa A Homino), waarbinnen de essentiën en tincturen van zowel de valse profeet als die van de Heilige Jezus aanwezig zijn, vernietigt de kamper door aanhoudende inkeer de valse Profeet Gubernert in het centrum van zijn microkosmische ‘Quint essentielische vuur’, en verlost Christus uit zijn gevangenis. Voordat de kamper zijn ‘valschen Propheten eygenschap’ kan verbranden in het centrum van zijn ‘verteerent vuur des vaders eygenschap’, waarmee het drie-eenheids slangenprincipe in zijn diepste wortel wordt opgelost, moet hij ‘het geheele Koningryk van David in hem eerst doorlaboreeren’, zodat het inwendige Juda en het inwendige Israël, die onder het koningschap van David te Hebron nog verdeeld waren, en respectievelijk staan voor de uit- en ingaande kracht van God, verenigd kunnen worden. Evenals David | |
[pagina 20]
| |
moet hij uit de diepte leren roepen, en zelf de ‘machten der zonden gesmaakt hebben’, want niemand kent deze machten tenzij hij deze in zichzelf is doorgegaan. Ludeman spreekt in dit verband wel over het verbranden van ‘zyn eygen hooy, hout en stoppel’ in ‘zyn eygen zelfsoordeel’, zodat de kamper ziet ‘dat geen mens meer oordeel in hem heeft’. Alle nog niet overwonnen karaktereigenschappen die in diepste zin samenhangen met de essentiën en tincturen van de valse profeet worden hier gezuiverd. ‘Zo zijn des kampers geestelyke vyanden hem zulke nabuuren, gelijk het uytwendige Israel de Philisters tot haare kastydinge tot nabuuren hadden, om dat zy haar digte by den Heere houden moesten.’ De valse profeet heeft als laatste gevangenisbewaarder de belangrijkste functie, daar hij de openbaring van de ‘Wederbrenger aller verlorenen’ mogelijk maakt. Door over hem te triomferen overwint de kamper hier het gehele uitgaande leven. Hij heeft alle krachten die naar buiten toe gericht waren weer in zichzelf ingevoerd, en overwint daardoor tevens ‘alle gestarnten invloeijingen’ uit de gehele macrokosmische chaos. Net zoals Christus bij zijn kruisiging in het ‘negenste uur zyne kleyne waerelt verloor’, verliest de kamper in de negende fase uiteindelijk zijn oude Adam, waardoor de nieuwe Adam in ‘Christo Koningryk mach geboren werden’.Ga naar eindnoot26.
De tiende fase - In de ‘Lichts Waerelt’, die samenhangt met de ‘lugt en levens-aderen des menschen (Aëre Coelo; Respiramini)’, wordt de nieuwe mens geboren, en ontdekt de kamper de eeuwige schat in zijn inwendige ‘bevredigde Koningrijk Salomons’, waarmee hij zijn eigen Apocalyps ‘met alle dierlyken eygenschappen’ overwint. Elk uit Adam geboren mens heeft volgens Ludeman twee centrale ‘wagen of matrices’ in zijn microkosmos, één van de Vader en één van de Zoon, die hij respectievelijk situeerde ‘onder de harssenen’ en ‘in den Os Sacro’ ofte wel het stuit- of heiligbeen. Deze twee centrale matrices ‘corresponderen’ met elkaar. De beweging van de Vader in het microkosmische ‘Boven-(c.q. Over-)Jerusalem’ is neerwaarts, die van de Zoon in het microkosmische ‘Onder-Jerusalem’ opwaarts. Het begrip Onder-Jeruzalem heeft bij Ludeman overigens een tweevoudige betekenis. Vanuit macrokosmisch perspectief verbeeld het de totaliteit van de menselijke microcosmoi, ofwel de microcosmos in de betekenis van de wereld in het klein, vanuit een microkosmisch perspectief representeert het daarentegen het onderlijf (Venusveld). Uit het Os Sacro, het heilige graf in Onder-Jeruzalem. ‘met zijnen spongioesen luchtgaten en 5 levenspeesen’, moet Christus, de ‘Quint essentia des geheelen microcosmo’, als de nieuwe mens van de kamper geboren worden. Bij de innerlijke wedergeboorte, die in deze fase plaatsvindt, waarbij Christus uit het heilige graf opstaat en in de kamper hemelvaart houdt, verwisselen op instigatie van de Vader de beide matrices van plaats, zodat de rechtvaardigheid van de Vader en de ontfermende liefde van de Zoon samenkomen en geïntegreerd worden. Dit proces genereert in de microkosmos van de kamper een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en met de mystieke verlichtingservaring die ermee samengaat verkrijgt hij een ‘doorsiende aart van alle dingen’. De dood is hiermee overwonnen en hij kan nu eten ‘van de Boom der kennisse Goeds en Quaads tot behoudinge, zo als het eerst zijn val is geweest’.Ga naar eindnoot27.
De elfde en de twaalfde fase - Het cruciale omslagpunt in de vorige fase, de ‘uytbaring’ van de ware profeet en verlosser Christus (de ‘Prophetische geboorte’), maakt de weg vrij voor de inwendige ‘Koninglyke geboorte’ in de elfde fase, en de ‘Melchizedeksche Priester geboorte’ in de twaalfde fase. Deze worden achtereenvolgens gesymboliseerd door Jozef, wiens Goddelijke licht op de akker van de eerste tien zonen van Jacob is gezaaid, en dat nu | |
[pagina 21]
| |
in de gezuiverde microkosmos aangenomen kan worden, en door Benjamin, de ‘twaalfde zmarte geboorte’, waarbij Rachel, de moeder van deze laatste twee zonen van Jacob, stierf en te Bethlehem werd begraven. Rachel verbeeldt als vierde matrix het vierde element, en is de baarmoeder van de hemelse Sophia, die ‘eenen eeuwigen ligts leven der overwinnende nieuw geboorte in de Kamper [...] inbaert’. De gelouterde ‘aardzen principien’ in de God zoekende ziel worden in de laatste drie fasen bezwangerd met de drie Goddelijke principia, waarmee de hemelse eigenschappen van de eeuwige Triniteit Vader, Zoon en Heilige Geest in de kamper worden geïntegreerd. Hij verwerft hiermee ‘eenen geheyligde geest, een geheyligde ziele en een geheyligde lichaem’, en heeft daardoor in zijn ‘inwendigen verborgenen leven’ de twaalf sterren in zijn overwinningskroon en de zeven planeten in zijn hand. Met zijn volmaakte geestelijke lichaam kan de kamper als een herstelde Adam wederom van de twaalf vruchten van de Boom des Levens in de inwendige wereld genieten. Wanneer alle twaalf poorten van het innerlijke nieuwe Jeruzalem, door middel van twaalf mystieke nieuwgeboortes geopend zijn, kan de menselijke ziel zich volgens Ludeman verenigen met God en de Unio Mystica ervaren, waarmee de ‘herscheppinge Gods door Christum’ is voleindigd. Hij zal dan zalig en heilig zijn en deel hebben aan de eerste opstanding. ‘Over dese heeft de twede dood geen macht, maar sy zullen Priesters Gods ende Christi zyn, ende zy zullen met hem als Koningen heerschen duysend jaren.’Ga naar eindnoot28. | |
Ludemans iatromathematische denkbeeldenNet als Theophrastus Paracelsus (1493-1541), zijn grote voorbeeld op het geneeskundige terrein, beschouwde Ludeman zichzelf als een ingewijde. In het proces van zijn nieuwgeboorte had hij de zeven natuurgestalten geopend en doorgrond. Hierdoor had hij toegang tot ‘alle de verborgentheden der Natuur’, want een verlicht en wedergeboren mens, die zich bewust was geworden van de kracht en werking van de zeven planeten in hemzelf, verkreeg daarmee tevens inzicht in de wijze waarop ‘dezelve in allen deelen, op eene verborgene en sympatetische wijze werken’. Het was voor Ludeman een vanzelfsprekende zaak dat deze ‘Hemelsche en Goddelyke wysheit, der bloote en natuurelyke kenisse en wetenschappen, [...] verre te boven’ ging. Ook Ludemans medische denkbeelden vooronderstelden een correspondentie tussen micro- en macrokosmos, daar ‘de kleine wereldt de hoedanigheden en de krachten der planeten door eene onderlinge trek en magnetische kracht naar zich trekt’. Ziekten werden in zijn optiek gegenereerd door ongunstige zodiakale planeetposities en aspecteringen, maar deze konden tevens ‘door derzelver hulpe overeenkomstiglyk en zeilsteenswyze’ genezen worden. Om de oorzaak van ziekten te kunnen achterhalen en om genezing te kunnen bewerkstelligen moest de geneesheer dan ook ‘zeer naarstig acht hebbe op de 't zamen stellingen der Hemelsche Gezichten, en derzelver Invloedt’. Bij de medische behandeling diende hij de leiding van de natuur te volgen, en zich in dienst te stellen van het zelfherstellende vermogen van zijn patiënten. Door ‘naarstiglyk waar te nemen en te luisteren, welke geneesmiddelen, in haar aardt en zoort, met elke Planeet overeenkomt; hoedanige plant of kruit en metaal, van dit of geen Gesternte invloed heeft, en uit welke Baarmoeder [matrix, element] dezelve is geboren’, kon de iatromathematicus de juiste geneeskundige remedies selecteren.Ga naar eindnoot29. Bij de bereiding van de plantaardige en minerale geneesmiddelen was de alchemie van essentieel belang, daar de ‘Stofscheikunde’ de oorsprong en het einde van de gehele natuur bloot legde. In navolging van Paracelsus ging het hem niet om de specifieke chemische | |
[pagina 22]
| |
bestanddelen van de gebruikte geneesmiddelen, maar om de onzichtbare, immanente, zielsgelijke krachten die achter hun materiële verschijningsvormen schuilgingen. De mineralen, die behoorden tot het ‘Berg stoffige Ryk’, dat door Ludeman als volmaakt werd opgevat, en die in gepurificeerde vorm werden verwerkt in tincturen, mixturen en poeders, dienden door de stofscheikunde groeibaar gemaakt te worden, om ‘het zaadt in het zelve bevat en besloten’ eraan te kunnen onttrekken, want in alle bergstoffen schuilde het ware en algemene geneesmiddel dat aan de ingewijden geopenbaard was. Indien de medicamenten niet wijsgerig en stookkundig bereid werden, dan zouden zij het lichaam meer kwaad dan goed doen. In zijn dissertatie Disputatio medica philosophica inauguralis de septem morborum hydropicorum generibus, waarop hij in 1728 aan de universiteit van Harderwijk promoveerde, illustreerde Ludeman de bovenstaande opvattingen aan de hand van zeven soorten van waterzuchtige ziektes, die door de zeven planeten werden bestierd. De waterzucht (hydropsie) was in Ludemans visie ‘in het gemeen eene 't zamenbrenging en opstapeling van wateren in onze inwendige deelen bevat, dewelke uit de ontbinding van ziltigheden door wynsteen of scherpigheit vervult worden voortgebracht’. Door deze ziekte werden de levensgeesten uitgeblust en versmoord. Zij kon vooral opspelen bij volle maan, daar verondersteld werd dat het menselijke lichaam in die periode meer water vasthield. Ludeman onderscheidde ‘Hooftwater’, ‘waterzucht van de Borst’, ‘water des onderbuiks’ (ascites), waterzucht ‘over het gantsche lichaam’ (‘ledenzucht’ of Ana Sarca), slijmzucht, ‘Trommelwater’ (Tympanites) en waterzucht ‘in het ballezakje’ (‘waterbreuk’). Deze zeven soorten van ‘Waterzuchtigheden’ waren respectievelijk de consequentie van de verstopping van de hersenen, van de longen, van de galblaas, van de lever, van het hart, van de milt, en van de nieren.Ga naar eindnoot30. Deze menselijke organen werden geregeerd door de planeten. Ludeman hanteerde hierbij dezelfde toekenning die hij eerder in de Sleutel uiteen had gezet. Al deze waterzuchtige ziekten konden volgens Ludeman genezen worden door stookkundig toebereide, dat wil zeggen gezuiverde of gesublimeerde, metaal- en mineraaltincturen die correspondeerden met de aan hen toegewezen planeten, en tevens door middel van kruiden, planten, zaden en gommen, die hun ‘zaadt’ uit de desbetreffende planeten ‘trokken’. Hiermee kon de oorzaak worden verteerd en met het overtollige water worden uitgedreven. Ludeman baseerde zich hierbij in belangrijke mate op de Paracelsiaanse kwik-zwavel-en-zouttheorie, waarbij er van uitgegaan werd dat aan alle zichtbare en onzichtbare verschijningsvormen drie fundamentele hoofdbestanddelen ten grondslag lagen. Ook Ludeman veronderstelde dat deze drie ‘Hoofdstoffen’, waaruit dus tevens ‘de mensch als de kleine Wereldt’ was ‘voorgeteelt’, geregeerd werden door het gesternte.Ga naar eindnoot31. De tijdstippen waarop de genezing diende aan te vangen waren ook afhankelijk van de planeetbeheersing, en wel van de dagen van de week en van de uren van de dag. Zo moest het ‘drinkbaar goudt’ dat de met de Zon corresponderende slijmachtige waterzucht verdreef, op zondag worden toegedient omdat de Zon dan ‘zyne invloed op de lichamen der menschen uitstort’. Hetzelfde gold voor ‘Zonnekwik’, dat tevens tegen andere kwalen werd ingezet daar dit in medicinale vorm ‘het gehele bloedt door de zwarte of zwakke Galle verergert, den Geest gevenden, en den Balzem des Levens verloren hebbende tot weiking wederom brengt, door welke verdouwing de versmoorde levensgeesten weder opstaan en levendig worden’. De genezing van ‘Trommelwater’ of ‘opgeblaze waterzucht’ die door een verstopping van de milt werd gegenereerd diende daarentegen plaats te vinden in het eerste uur van zaterdag, waarop ‘door de wysgeeren alle uit Saturnus voortkomende, gewoon zyn te worden geneezen’. Ludeman paste vooral de sympathetische geneeswijze toe, waarbij herstel werd bewerk- | |
[pagina 23]
| |
stelligd door gebruik te maken van dezelfde (planeet-)kracht die de ziekte veroorzaakt had, zoals onder meer het geval was bij de toediening van ‘kwik of swavel van Mars’ ter bestrijding van ‘ledenzucht’ en ‘geelzucht’, die beiden met de lever samenhingen die volgens Ludeman door Mars werd geregeerd. Daarnaast ging Ludeman er in principe vanuit dat de ‘scheikundige werking’ van bijvoorbeeld de Zon een hulpmiddel kon zijn bij huidkwalen, die in beginsel door Saturnus werden beheerst, daar ‘de huidt van Saturnus in de lyfmoeder geteelt wordt’.Ga naar eindnoot32. In zijn medische praktijk was deze antipathetische geneeswijze echter van minder groot belang, al gebruikte Ludeman met de Maan corresponderende medicamenten ook wel bij miltaandoeningen en bestreed hij nier- en blaasstenen tevens met goudpoeders. Alhoewel de ideeën van Paracelsus, die door Ludeman tot de grootste wijsgeren werd gerekend, een belangrijke rol spelen in Ludemans medische gedachtengoed, kan niet gesteld worden dat hij een typische representant was van de Paracelsiaanse iatromathematische traditie. Ludemans opvattingen verschilden in een aantal opzichten duidelijk van die van Paracelsus. Met zijn koppeling tussen planeten en lichaamsorganen volgde Ludeman niet de door Paracelsus voorgestane toewijzing, die Jupiter. Mars en Mercurius successievelijk had gerelateerd aan de lever, de gal(blaas) en de longen. Ludeman week hiervan af omdat hij door zijn eigen bevindingen, vervat in de Sleutel tot een andere conclusie was gekomen. Bovendien deelde Ludeman overduidelijk niet Paracelsus' grote aversie ten aanzien van de traditionele Galenische geneeskunde. Ludeman bediende zich namelijk ook van de Galenische terminologie. Zo onderscheidde hij cholerische, sanguinische, melancholische en phlegmatische primaire temperamenten of mensentypes. Daarnaast gebruikte hij de humores in zijn pathologische en geneeskundige explicaties en hield hij bij de selectie van zijn medische remedies rekening met de primaire kwaliteiten van hun ingrediënten, die zij ontleenden aan de hoedanigheden van de planeten waaraan zij waren toegeschreven of waaruit zij hun ‘zaadt’ hadden ‘getrokken’. De kruiden (of planten), zaden en gommen waarmee de ‘Hoofdpyn verwekkende waterzucht’ kon worden behandeld dienden bijvoorbeeld ‘van eenen kouden aardt’ te zijn overeenkomstig de veronderstelde natuur van de Maan. De Galenische temperamenten en primaire kwaliteiten of hoedanigheden zijn ook terug te vinden in de door Ludeman opgestelde nativiteiten ofwel geboortehoroscopen, waarmee hij de kwalen van zijn patiënten diagnostiseerde. Verder blijkt uit zijn recepten dat hij naast medicamenten tevens aangepaste diëten aan zijn patiënten voorschreef. Een patiënt die aan een galkwaal bleek te lijden diende bijvoorbeeld ‘veel Grutte Brij van Haver en ook van Garste Gort’ te eten en zich zeven weken te onthouden van spek. Ene juffrouw Van B. uit Den Haag, die niet alleen aan een bedorven gal maar tevens nog door ‘steen grut gruys graveel’ werd gekweld, kreeg het volgende uitgebreide dieetvoorschrift: ‘ue magh geen speck geen aal en geen kaas geen gerookt vleesch nogh gezouten visch eete. Soete melk en soete melcks spysen syn ue ook quaad, ue magh drinke Spaa waater met wyn, varsse moll, geen bier; water chocolad luchtigh magh ue drinken, magere soep met een wynigh citroen is goed. Koffy met zoet hout magh ue drinken’.Ga naar eindnoot33. In zijn iatromathematische praktijk putte Ludeman dus zowel uit Galenische als Paracelsiaanse geneeskundige denkbeelden. Hij kan daarmee beschouwd worden als een typische eclecticus. | |
Ludemans astrologische analyses en een reconstructie van zijn diagnostiekDe astrologie die aan de basis stond van Ludemans geneeskundige denkbeelden speelde ook een belangrijke rol in zijn diagnostiek. Hij baseerde zijn medische diagnoses namelijk op de interpretatie van door hem getrokken horoscopen en niet op lichamelijk onderzoek, al moet hierbij wat betreft de uroscopie ofwel de ‘waterschouw’ een uitzondering gemaakt worden, | |
[pagina 24]
| |
een techniek waar hij zich soms ook van bediende. Uit de horoscopen extrapoleerde hij niet alleen de ziekten van zijn cliënten maar ook hun belangrijkste karaktereigenschappen. Deze gegevens vulde hij soms nog aan met uitspraken over bijvoorbeeld beroepsmogelijkheden. Het ging Ludeman bovenal om de astrologische identiteit van zijn patiënten. Andere elementaire persoonlijkheidskenmerken zoals sociale status en familieachtergrond achtte hij niet relevant. Daarop betrekking hebbende informatie ontbreekt dan ook volledig. Doordat hij zijn diagnoses door middel van de horoscooptechniek stelde, was het bovendien niet noodzakelijk dat de patiënt die om een behandeling had gevraagd zich in levende lijve bij hem vervoegde.Ga naar eindnoot34. Ludeman werd dan ook veel per post geconsulteerd. Dientengevolge is een groot aantal van zijn patiënten waarschijnlijk volledig anoniem voor hem gebleven. Dit blijkt ook uit de wijze waarop de consulten in zijn medische praktijk aan huis verliepen. Een verslag van zo'n consultatie is bewaard gebleven. Zonder meer te vragen dan de voornaam en de geboortedatum en -plaats van de patiënt trok Ludeman een horoscoop. Vervolgens gaf hij op basis daarvan zijn medische diagnose en verschafte informatie over het ter zake doende geneesmiddel aan, in dit geval, de vertegenwoordiger van de patiënt. Uit de correspondentie die Ludeman met zijn ongeziene patiënten voerde komt een soortgelijk beeld met betrekking tot zijn medische handelswijze naar voren. De recepten die hij verstuurde volgen steeds een zelfde patroon. Na een beknopte weergave van de belangrijkste horoscoopgegevens gaf Ludeman een korte beschrijving van het karakter van de desbetreffende patiënt, waarna de oorzaak en de symptomen van het geconstateerde ziektebeeld werden benoemd. Vervolgens vermeldde hij
Ludeman maakte voor zijn medische diagnoses voornamelijk gebruik van de geboortehoroscopie. Hieronder zal aan de hand van een van Ludemans recepten een reconstructie gemaakt worden van de door Ludeman gehanteerde methode. Deze reconstructie is noodzakelijk omdat geen complete horoscooptekeningen van zijn hand bewaard zijn gebleven. Aan het begin van een recept noteerde Ludeman in astrologische symbolen wel de belangrijkste horoscopische parameters, wellicht als geheugensteun, maar op basis van deze summiere gegevens alleen is het niet mogelijk om zijn werkwijze te achterhalen. Met deze voorgenomen reconstructie kan niet alleen zijn methode inzichtelijk gemaakt worden, maar kan ook nagegaan worden in hoeverre Ludemans interpretatie astrologisch gezien valide was, daar zijn opmerkingen vergeleken kunnen worden met de feitelijke hemelse constellaties waarop deze verondersteld worden te zijn gebaseerd. | |
[pagina 25]
| |
Het door mij geselecteerde recept van 23 april 1750 was gericht aan een zestigjarige man die via een brief Ludemans medische advies had ingeroepen. Deze persoon was geboren op 25 december 1689 om 10.32 uur. Berekeningen die op basis van dit gegeven worden uitgevoerd, moeten hier natuurlijk zoveel als mogelijk is, aansluiten bij de toen beschikbare mogelijkheden. Ik heb daarom gebruik gemaakt van contemporaine tabellen. De geocentrische, zodiakale planeetposities van de door mij berekende horoscoop zijn afgeleid uit de informatie die hierover wordt verstrekt in Dirck Rembrantsz van Nierops Almanach, Op 't Jaer na de Geboorte Christi, MDC.LXXXIX (Amsterdam 1689). Hierin zijn de astronomische data gecalculeerd op de meridiaan van Amsterdam voor 12.00 uur, het tijdstip waarop de Zon in deze periode ook daadwerkelijk op haar hoogste positie aan de zuidelijke hemel was aanbeland. Alleen de Maanplaatsingen werden door Van Nierop per dag genoteerd. De andere planeten, met uitzondering van Mercurius wiens positie meestal wekelijks werd vermeld, stonden in zijn almanakken voor het begin van elke maand opgetekend. Daar de verschillende omloopsnelheden bekend zijn, kunnen hun posities in de zodiak voor het geboortemoment worden bepaald. Bij deze omrekening is rekening gehouden met de retrograde-bewegingen van de planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Bovendien zijn vooraf de planeetbewegingen tussen 1680 en 1704 met behulp van andere almanakkenGa naar eindnoot36. in kaart gebracht, waardoor (kleine) onzorgvuldigheden konden worden opgespoord en gecorrigeerd. Ludeman stelde deze nativiteit op voor 52 07' Noorderbreedte, de breedtegraad waarop zich de geboorteplaats van deze patiënt bevond, hetgeen betekent dat hij een huizenverdeling of tenminste een ascendant berekend heeft. Omdat een sterrentijdentabel die voor het raadplegen van een huizentabel noodzakelijk is voor het jaar 1689 niet beschikbaar was, kan de ascendant niet op een gewone manier vastgesteld worden. Zij dient dan ook op een wat omslachtigere indirecte wijze bepaald te worden. Daar de geboorte in dit geval slechts enkele uren na zonsopkomst heeft plaatsgevonden, kan de ascendant aan de hand van informatie over de toenmalige zodiakale tekenpositie van de Zon op het moment van zonsopkomst vrij nauwkeurig worden herleid. Hiertoe moet eerst het exacte tijdstip van zonsopkomst op 25 december 1689 worden berekend. Daarbij is gebruik gemaakt van een aantal zeventiende- en achttiende-eeuwse plaats- en tijdsbepalingsgeschriften.Ga naar eindnoot37. Na het nodige rekenwerk kan het moment van zonsopgang op 25 december 1689 voor 4 54' Oosterlengte (en 52 07' Noorderbreedte) worden vastgesteld op 08.17 uur. Hierbij is uitgegaan van een geboorteplaats die op dezelfde Noord-Zuidmeridiaan ligt als Amsterdam. Gezien het feit dat een van de plaatscoördinaten onbekend is, moet er rekening gehouden worden met een kleine marge. De afwijking is gerekend vanaf 4 54' O.L. met betrekking tot de plaatsen in Nederland op 52 07' N.B. theoretisch maximaal plus twee en een halve minuut en minus zes minuten. Dit zijn verwaarloosbare tijdsverschillen. In het slechtste geval zou dit betekenen dat de ascendant hooguit anderhalve graad verplaatst moet worden. In de tweede plaats dient de exacte zodiakale positie van de Zon op het moment van zonsopgang bepaald te worden. Deze positie is in dit geval precies te berekenen omdat de almanakken de tijdstippen waarop de seizoenen elkaar afwisselen tot op de minuut nauwkeurig vermelden. Op 21 december 1689 om 02.05 uur deed de Zon haar intrede in het teken Capricornus, waarmee de winter begon. Zij stond op dat moment dus op 0 Capricornus. Dientengevolge stond de Zon op 25 december 1689 om 08.17 uur op 4 16' Capricornus. De persoon die op deze datum en op dit tijdstip zou zijn geboren zou deze graad op zijn ascendant hebben staan. Wanneer we de gemiddelde snelheid waarmee dit rijzende punt de zodiak doorloopt als uitgangspunt nemen, dat is twee uren voor elk zodiakaal teken (één twaalfde | |
[pagina 26]
| |
deel van een aarde-omwenteling), wat gelijk is aan één graad per vier minuten, dan kan de aseendant voor 10.32 uur berekend worden. De cusp of hoorn van het eerste huis valt aldus afgerond op 8 Aquarius. De overige huizen zijn op dezelfde graad afgezet, zodat een gelijke huizenverdeling in de horoscooptekening wordt geformeerd. Deze methode om de ascendant te bepalen, die door mij is afgeleid uit de astrologische theorie, is betrouwbaar mits de geboorte niet al te lang na zonsopgang heeft plaatsgevonden. Rond de dag- en nachteveningsmomenten is zij tevens voor alle geboorte-uren toepasbaar. In andere gevallen zijn meer gecompliceerde berekeningen noodzakelijk waardoor de betrouwbaarheid in principe afneemt.Ga naar eindnoot38. Wanneer de geconstrueerde voorbeeldhoroscoop met Ludemans recept vergeleken wordt, kunnen er een aantal verbanden gelegd worden. De belangrijkste horoscoopelementen zullen hieronder aan de hand van een aantal zinsnedes uit het recept kort aangeduid worden. Ludemans constatering dat hij hier te maken had met een ‘ouden Held’ die ‘zuynigh’ en ‘ordentlyk geleefd’ had - qualificaties die bij een Saturnus-natuur behoren - is overeenkomstig de belangrijke plaats die Saturnus in deze horoscoop inneemt. Saturnus is hier namelijk duidelijk de horoscoopheerser. Hij is niet alleen de heerser van het zonneteken (Capricornus) maar ook de heerser van de ascendant (Aquarius) en staat bovendien op midhemel. Deze persoon had volgens Ludeman ‘veel gewroed en gewrocht’ en was ‘in syn ambd en stand [...] gezeegent’. Deze uitspraken baseerde Ludeman respectievelijk op de specifieke tekenbezetting van Saturnus die bij deze geboorte in Scorpio stond, en op de plaatsing van deze zelfde planeet in het tiende huis, dat onder meer beroep, wereldlijke macht, sociale status en maatschappelijk aanzien representeert. De opmerkingen die hij in het tweede gedeelte aan vriendschappen wijdt, hangen waarschijnlijk samen met het drukbezette elfde huis, van welke de heerser in het eerste huis staat. In dit elfde huis, dat onder andere staat voor vrienden, verwachtingen, verlangens en het ‘groote fortuyn’ bevinden zich Mercurius, Venus en de Zon, die uitsluitend goede aspecteringen kennen. Ludeman refereert daarbij tevens aan eigenschappen als integriteit en een principiële opstelling die in de astrologische theorie gekoppeld zijn aan een goed geaspecteerde Zon in Capricornus. Naast de Zon stond volgens hem met name Venus ‘heel Gonstig’. Aan deze planeet zou het desbetreffende individu ‘zyne fortuyn’ en ‘all wat hem heeft moge diene’ te danken hebben. Ook deze vaststelling blijkt astrologisch gezien gefundeerd te zijn. Het wekt geen verbazing dat Saturnus, als heerser van de horoscoop, door Ludeman wordt aangewezen als de belangrijkste oorzaak van eventuele gezondheidsklachten. De ‘Regione Der Krankheids’ toonde dan ook miltobstructies die zich uitten in een lichte vorm van ‘Yicht’, een ontstekingsachtige zwelling van verschillende gewrichten waarbij koorts en hevige pijnen kunnen optreden. Het is niet onwaarschijnlijk dat Ludeman dit heeft afgeleid uit de quartielaspecten die zowel Saturnus als Mars met de ascendant maakten. Saturnus werd namelijk niet alleen in verband gebracht met huid- en miltproblemen, maar ook met gewrichtsaandoeningen, daar verondersteld werd dat deze planeet tevens een bijzondere relatie onderhield met het menselijke geraamte (fixatie, structuur, dichtheid). Ontstekingsverschijnselen werden daarentegen geassocieerd met de invloed van een geafflicteerde Mars. Dat er naar zijn mening in dit specifieke geval alleen sprake was van een lichte aandoening volgde wellicht uit het feit dat beide betrokken planeten verder vrij gunstig zijn geplaatst. Daarnaast was deze ‘ouden Held’ volgens Ludeman niet geheel vrij van ‘Graveel’ ofte wel blaas- of niersteentjes (niergruis). Deze kwaal, die samenhing met obstructies in de ‘Niere Regionen’ en die mede gegenereerd werd door Saturnus.Ga naar eindnoot39. werd echter gezien de gunstige plaatsing van Venus als niet al te ernstig beschouwd. Dat Ludeman op basis van | |
[pagina 27]
| |
deze geboortehoroscoop slechts twee lichte lichamelijke ongemakken diagnostiseerde, was waarschijnlijk mede gebaseerd op de positieve invloeden van Jupiter in het eerste huis, dat onder meer uitsluitsel geeft over de lichamelijke gesteldheid. Tot slot lijkt de conclusie van Ludeman dat deze persoon niet ‘siek van Herten’ was, al leed hij bij tijd en wijle wel aan wat ‘onrust in de zenuwe’,Ga naar eindnoot40. ingegeven te zijn door de goede aspecteringen van de Zon in het teken Capricornus. Hij zag dit kennelijk als een afdoende waarborg tegen het uit de hand lopen van ‘Melancoliqe’ en ‘Hypochondriqe’ stemmingen, die volgens hem wel in potentie bij dit individu aanwezig waren. De aanleg tot melancholie volgt uit de overheersende invloed van Saturnus (heerser van het aardeteken Capricornus). Bovendien staat niet alleen de Zon maar ook Mars in een aardeteken. De hypochondrische aanleg destilleerde Ludeman uit de plaatsing van Saturnus in een waterteken. Waarschijnlijk speelde hierbij tevens de positie van het Pars Fortunae in Cancer (tegenover de Zon) een rol. Het ziet er naar uit dat Ludeman zich met betrekking tot de astrologische diagnostiek vooral liet leiden door het zonneteken, de horoscoopheerser, de ascendant en de midhemel, de belangrijkste parameters van een astrologische analyse. Omdat het waarschijnlijk is dat Ludeman niet al te specialistisch te werk ging en zich in zijn dagelijkse praktijk bediende van een vereenvoudigde methode is in het bovenstaande uitgegaan van een gelijke huizenverdeling. Uit andere door Ludeman opgestelde nativiteiten blijkt dat hij bij zijn astrologische analyses ook wel rekening hield met progressies op de geboortehoroscoop. Zo was de drieëndertigjarige Catharina Hinloope uit Hoorn volgens Ludeman een jaar eerder in ‘doodsgevaar’ geweest.Ga naar eindnoot41. Een van geboorte Rotterdamse vrouw van middelbare leeftijd had daarentegen de eerstkomende jaren weinig gevaar te duchten.Ga naar eindnoot42. Zijn voorspellingen betroffen tevens levensverwachting en te verwachten fortuin. Adriaan Vosmaer, die op 23 oktober 1720 geboren was, voorspelde hij bijvoorbeeld ‘na 35 jaaren’ grote welstand.Ga naar eindnoot43. Psychische veranderingsprocessen bij zijn patiënten hadden ook zijn interesse. Daar lichamelijke en mentale aandoeningen volgens hem in elkaars verlengde lagen, zag hij voor zichzelf ook een belangrijke rol weggelegd als geestelijk leidsman, waarbij zijn persoonlijke geloofsovertuiging vanzelfsprekend een belangrijke rol speelde. Zo maakte hij na raadpleging van ‘den loop in den astra [progressie]’ een mannelijke cliënt uit Den Haag erop attent dat deze in zijn ‘40ste jaar’ in een ‘centrale veranderingh’ was gekomen, die ‘all ten goeden’ zou zijn daar ‘Saturnus nu niet meer in hem praedomineert maar Luna met Jupiter’, waardoor hij zich ‘van dagh tot dagh subtiler van oordeel bevind als voorheen’, al maakte zijn Marsrevolutie in deze periode nog wel ‘korsele accesse’. Deze persoon was volgens Ludeman ‘van Natuur vadzigh Bot Dom’ geweest. ‘Den Heere sijnen God’ had hem echter begunstigd waardoor hij zich door ‘zulck slijm neerdruckende harssens’ had weten heen te werken (‘het door te Labore’), waarmee de weg was ingeslagen om ‘alle astralisze influencen’ te boven te komen. Ludeman refereerde hiermee overduidelijk aan de eerste fase van zijn mystieke systeem.Ga naar eindnoot44. Een andere, bijna achtendertigjarige, patiënt gaf hij op basis van een geboortehoroscoopanalyse de raad zich meer op God te richten omdat diens ‘gemoed’ dreigde te verstikken door een al te materialistische levenshouding. ‘Uytwendige medicyn’ had deze persoon volgens Ludeman ‘niet van nooden’: om ‘Te geneese is voor ue geen beeter raat dat ue God leerd aenroepe om den Vasten Geest. Jage saturnus met mercuur uyt ue heen wegh, dan sal ue herd en gemoed ligd worden als een feer opvliegende Tot God, ue Herd en gemoed sal dan niet syn als een Lood Clomp neersackende Tot de aarde, Den Heere uwen God sal dan uwe Gesondhyd doen verrysen als een Son, en ue van alle uwe plagen geneese’.Ga naar eindnoot45. Ludeman, die deze patiënten opriep zich onder de ‘Genade’ en de ‘Zeegheningh des allerhoogste’ verder te laten corrigeren, | |
[pagina 28]
| |
trachtte in zijn medische praktijk zijn door de wedergeboorte verkregen mystieke inzichten dus over te dragen op zijn cliënten. Hoe zijn patiënten over hem dachten is moeilijk te achterhalen. Wel is duidelijk dat zij een groot vertrouwen in zijn kundigheid hadden, anders zou hij nooit zo succesvol zijn geweest. Zelf bleef Ludeman zijn leven lang overtuigd van de validiteit van zijn goddelijke gaven. Ook in zijn iatromathematische praktijk beschouwde hij zichzelf als een dienaar Gods. Aan de resultaten die hij boekte kon men volgens Ludeman zien dat ‘God Almachtig’ met hem was. De legitimiteit van de astrologie was voor Ludeman geen punt van discussie. Het astrologische betekenissysteem stond dan ook aan de basis van zowel zijn mystieke als zijn medische denkbeelden. De koppeling die Ludeman aanbracht tussen de spirituele ‘ware Wysbegeerte’, de astrologie en de geneeskunde, een combinatie waar veel andere geneeskundigen met ‘hunne benevelde oogen’ aan voorbijgingen,Ga naar eindnoot46. bleek op de achttiende-eeuwse medische markt een sterke aanzuigende werking te hebben. Deze gecombineerde aanpak voorzag duidelijk in een nog steeds bestaande behoefte en bracht deze gewezen schoenmaker tot grote welstand. De Republiek kon daarmee eindelijk bogen op een astroloog van formaat. | |
ConclusieHet oude astrologische concept van de reis door de planetenwerelden stelde Ludeman voor als een persoonlijk transformatieproces dat niet alleen makrokosmisch maar ook microkosmisch betekenis had. De afdaling in de eigen mikrokosmos correspondeerde met een macrokosmische ‘reis’ door de ‘zeven gestaltens der Natuur’. De ontwikkeling naar geestelijke zuiverheid liep in zijn symbolische conceptie dan ook parallel aan wat wij nu zouden kunnen noemen een lichamelijk ‘reinigingsproces’. Ludeman was een gnosticus. Hij projecteerde een spiritueel louteringsproces op de kosmische werkelijkheid. In de mystieke queeste, die hij vooral als een geestelijke strijd beschouwde (de ‘strijdende wedergeboorte’), diende de mens zich te ontworstelen aan de machten van het kwaad die werden verbeeld door de planeten. De planeten staan wat dit betreft eigenlijk voor psychische hindernissen, die door middel van zelfinkeer en overgave aan God. ‘doorgelaboreert’ moesten worden, waarbij de krachten van goed en kwaad, die in een onwedergeboren, dat wil zeggen onbewuste, natuur nog verweven waren, met behulp van de Heilige Geest tot hun gemeenschappelijke kern konden worden teruggebracht, waarna uiteindelijk de kwintessens van het leven, gesymboliseerd in de persoon van Christus, ervaren kon worden. In de eigenlijke verlichtingservaring kwamen volgens Ludeman de rechtvaardigheid van de Vader (de ‘bovenste waag’) en de universele liefde van de Zoon (de ‘onderste waag’) in een conjunctie samen, waardoor een nieuwe hemel en een nieuwe aarde in de ‘kamper’ werden geformeerd. In elke fase van zijn systeem behandelde hij een centrale bipolariteit die doorgrond diende te worden. In de vuurwereld (de negende fase), die hij situeerde in de beenderen en het merg, waren bijvoorbeeld de ‘essentien en tincturen’ van zowel de valse profeet als die van de heilige Jezus aanwezig. De duisternis van de valse profeet moest eerst ervaren en overwonnen worden voordat Christus uit zijn gevangenis in het Os Sacro kon worden verlost. Net als Böhme beschouwde Ludeman het Kwaad, dat door Adams zondeval in de mens was gekomen - Ludeman onderscheidde drie ‘slangenprincipien’- als een transformerende kracht, waarmee God zich aan de mens kon openbaren. De valse profeet had in dit verband, als laatste gevangenisbewaarder, de belangrijkste functie daar hij de openbaring van de ‘Wederbrenger aller verlorenen’ mogelijk maakte. Het door Ludeman geschetste geestelijke ontwikkelingsproces kan met de nodige reser- | |
[pagina 29]
| |
ve vergeleken worden met het individuatieproces van Jung, die zich met name liet inspireren door het werk van spirituele alchemisten. Jung systematiseerde de exploratie van het onbewuste en vatte dit ontwikkelingsproces samen met het begrip individuatie. Het oplossen van de bestaande dualiteit, het kwaad als transformerende kracht en de ontmoeting van het goddelijke in de mens (het Zelf), zijn in Jungs systeem de centrale elementen. Dat wat Ludeman verstond onder de begrippen ‘Microcosmische en Macrocosmische Chaos’ komt wel enigermate overeen met dat wat in de Jungiaanse psychologie van de twintigste eeuw wordt bedoeld met de termen persoonlijk en collectief onbewuste. Deze concepten zijn evenwel niet inwisselbaar daar zij in verschillende culturele tradities zijn geformuleerd. Ludemans mystieke systeem blijkt na onderzoek inhoudelijk consistent. Hij sloot zich aan bij een al lang bestaande religieuze onderstroom in het christendom en bouwde vooral voort op gnostische denkbeelden. Zijn systeem is welbeschouwd een verrijking van de Nederlandse christelijke mystieke traditie. Uit Ludemans Sleutel blijkt overduidelijk dat hij wist waar hij het over had. Veel van wat hij hierin heeft beschreven moet door hem zelf zijn doorgemaakt. Het is zeer waarschijnlijk dat Ludeman in de eerste helft van zijn leven mystieke ervaringen heeft gehad, een gegeven waar zijn biografen geheel aan zijn voorbijgegaan. Toch moet vastgesteld worden dat er zich ongeveer halverwege de jaren twintig van de achttiende eeuw een veranderingsproces bij Ludeman voltrok, een omslag die in zijn tijd al door Willem van Swaanenburg (1679-1728), zijn grootste criticus, werd gesignaleerd. Ludeman ging zich toen steeds meer toeleggen op zijn medische carrière om zich te onttrekken aan de sociaal-economische beperkingen die inherent waren aan een bestaan als schoenmaker. Of hij in zijn geestelijke transformatie werkelijk zover gekomen is als hij heeft gepretendeerd, valt dus te betwijfelen. Als de verlichtingservaring waaraan hij meende te hebben deelgehad echt bij hem heeft plaatsgevonden, dan raakte hij deze ervaring in ieder geval na enige tijd weer kwijt, wat op zich overigens niet bepaald uitzonderlijk is. Niettegenstaande de in onze ogen inhoudelijk nogal tegenstrijdige combinatie van mystieke aspiraties en carrièredrang bleef Ludeman zelf overtuigd van zijn goddelijke roeping en van zijn eigen nieuwgeboorte. Ook zijn strijdlust in het verdedigen van zijn waarheid tegen ‘Geloofsvyanden’ bleef ongebroken: ‘ik ben en blyve een geestelijk Krygsman, geoeffend zynde met het swaerd des Geestes der waarheid, met het welke ik in de gemeenschap aller Heiligen in Christo alle valsche Herders zal leiden en slaan en van nu af tot in alle eeuwigheid der eeuwigheden’.Ga naar eindnoot47. Zijn verworven metafysische inzichten probeerde hij dienstbaar te maken in zijn praktijk als genezer, waarbij hij tevens trachtte een rol als geestelijk leidsman te vervullen. Een koppeling tussen geneeskunde en spirituele ‘ware Wysbegeerte’, die zowel in de astrologie als in de alchemie zo'n belangrijke rol spelen, lag daarmee voor de hand. Met zijn geneeskundige denkbeelden sloot hij zowel aan bij het Hippocratisch-Galenisch als bij het Paracelsiaanse medische systeem. Hij was daarmee een typische eclecticus. Beide systemen behoren tot de iatromathematische traditie. Hierbij stond de interdependentie en wederzijdse beïnvloeding van de macro- en de microkosmos voorop. Het mobiliseren en inzetten van de bovennatuurlijke krachten werd in beide stelsels voor het genezingsproces van doorslaggevende betekenis geacht. Ook Ludeman legde de nadruk op zijn ‘bovennatuurlijke’ manier van genezen. Omdat hij als doctor medicinae vooral vertrouwde op de effecten van zijn ‘wysgerig en stookkundig’ toebereide medicamenten is het vrij onwaarschijnlijk dat hij zich, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Paracelsus, heeft beziggehouden met chirurgie. Zo op het eerste gezicht lijken Ludemans medische opvattingen onlogisch, inconsistent en ‘charlatanesque’. Wanneer de iatromathematica inhoudelijk wordt uitgediept en inzichte- | |
[pagina 30]
| |
lijk wordt gemaakt, blijken deze denkbeelden als geheel genomen echter wel degelijk coherent te zijn en op een aloude geneeskundige traditie te berusten, die tot in de zeventiende eeuw een wetenschappelijke status bezat.Ga naar eindnoot48. Dit geldt ook voor Ludemans diagnostiek. Hierbij stonden de geboortehoroscopen van zijn patiënten centraal. Bij zijn astrologische analyses betrok hij echter ook de progressieve zodiakale planeetposities en hun aspecteringen. Op basis van de door mij uitgevoerde reconstructie kan vastgesteld worden dat Ludeman goed op de hoogte was van een aantal astrologische horoscooptechnieken en -methoden, en dat hij het ‘planeetlezen’ onder de knie had. Bovendien is gebleken dat ook zijn medische denkbeelden astrologisch gezien legitiem zijn. Dit geldt tevens voor de planeetbetekenissen in zijn mystieke systeem. De astrologie fungeerde bij hem dus niet als verkoopbevorderende franje, maar was goed gefundeerd. Geconcludeerd mag worden dat de beeldvorming rond de persoon van Ludeman aan herziening toe is. Hij was niet waarvoor hij wordt versleten: de toverdokter, kwakzalver of charlatan met inhoudsloze pretenties die misbruik maakte van de vermeende ‘bijgelovigheid’ van goedwillende lieden door deze nietsontziend geld uit de zak te kloppen. Zijn persoonlijke overtuiging stoelde op een stevig en legitiem fundament van mystieke, astrologische en (traditionele) medische kennis, waarbij het astrologische betekenissysteem zorg droeg voor de onderlinge samenhang. Johann Christoph Ludeman was veeleer een serieuze iatromathematicus die zijn eigen koers volgde. Zijn succes als arts ging ten koste van zijn mystieke aspiraties. Indien hij had volhard in zijn religieuze streven had hij wellicht uit kunnen groeien tot een Hollandse Böhme. Hij was echter wat al te voorbarig met zijn veronderstelling dat hij het ‘armzaalige Padt’ van Christus tot het bittere einde had nagevolgd en bleef daardoor als groot mysticus steken in de dop. |
|