Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 23
(2000)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
‘... als zodaanig in de openbaare Nieuwspapieren Geadverteerd’ I
| |
[pagina 146]
| |
optreden. Een enkele keer werd er met de advertentie ingesprongen waardoor die meer opviel: maar of dit op initiatief van de adverteerder of de zetter gebeurde, is niet duidelijk. Een advertentie moet voorts proberen die aandacht vast te houden en de belangstelling (interest) van de lezer op te wekken. Dit deed men door de titel - bij voorkeur in extenso - te vermelden, die zoals gebruikelijk in de achttiende eeuw een beschrijving van de inhoud gaf en daardoor dezelfde functie had als de flaptekst van nu. Ook werd er dikwijls korte informatie over de auteur gegeven, hetzij in de vorm van diens beroep en woon- en werkplaats, hetzij door aan de naam een predicaat toe te voegen waardoor het publiek onmiddellijk wist wat voor vlees het in de kuip had. Een andere manier om het publiek te interesseren voor de uitgave was inhaken op de actualiteit, wat vanouds de nieuwsgierigheid prikkelt.Ga naar eind2. Vervolgens dient de toekomstige klant te verlangen naar het product; er moet een wens (desire) ontstaan om het boek aan te schaffen. Een effectieve aanpak was, en is, de associatiegewijze presentatie van het product. Wanneer tegenwoordig een voor veel vrouwen aantrekkelijke acteur verleidelijk glimlachend een bonbon aanbiedt aan een jongedame, neemt dit chocolaatje automatisch het onweerstaanbare karakter van het mannelijke idool over. Althans voor vrouwen, de beoogde doelgroep. Men ging in de achttiende eeuw nog niet zo ver dat men dergelijke toneelspelers in advertenties opvoerde, maar wel werden in boektitels welluidende namen genoemd, die de lezer deden denken aan geestige vertelsels, gewaagde liedjes en wat dies meer zij. Zeker wanneer een uitgever iemand met een losbandig, of zelfs verdorven imago opvoerde, was hij verzekerd van een uitstekend debiet. De wil iets aan te schaffen werd voorts nog vergroot door advertenties waarin de nadruk gelegd werd op de exclusiviteit van het werk. Dit deed men door expliciet te vermelden dat het slechts bij een beperkt aantal boekverkopers te koop was bijvoorbeeld omdat het niet in commissie werd geleverd, dat de prijs tijdelijk in prijs was verlaagd, of dat het werk binnen afzienbare termijn uitverkocht zou zijn. De op=op waarschuwing miste ook toen haar uitwerking niet. Een dergelijke termijnbeperking gold vooral bij het verramsjen van een oude winkelvoorraad en bij intekenacties.Ga naar eind3. Overigens kreeg een werk ook die exclusiviteit wanneer de boekverkoper in zijn reclameuitingen de unique selling points ervan opsomde, variërend van prachtige prenten van een beroemd plaatsnijder tot een fraai lederen band of de leukste grappen ooit. De laatste eis die aan doeltreffende advertenties wordt gesteld, betreft de oproep aan de lezer om tot actie (action) over te gaan. In achttiende-eeuwse advertenties komen geen pay-off's als ‘Koop die krant!’ voor, maar wel informatie over de manier waarop de belangstellende tot aanschaf over kon gaan: nu eens alleen over het adres van de uitgever bij wie de geïnteresseerde in den lande terecht kon, dan weer over alle boekverkopers die het werk op voorraad hadden. Overige productinformatie behelsde het formaat, het papier en de prijs van het werk. | |
Weyerman te kijk in De vermaakelyke RarekiekUit de gevonden advertenties blijkt dat Weyerman nog decennia na zijn dood doorging voor stand up comedian. Dit imago hield zeker tot eind jaren tachtig stand en zorgde ervoor dat zijn werken nog in de negentiende eeuw ‘bijkans tegen goud opwogen.’Ga naar eind4. Opmerkelijk lang want wie Weyermans oeuvre kent, weet dat zijn imago van scherp en onbesuisd satiricus vooral gevestigd werd in de eerste decennia van zijn schrijverscarrière. Hoewel Weyerman nadien zijn pen in het vitriool bleef dopen, wist hij het niveau van bijvoorbeeld De vrolyke Tuchtheer (1730) nog maar zelden te bereiken. Desondanks - of misschien wel dankzij zijn gevangenneming en overlijden negen jaar later in de Haagse Gevangenpoort - werd zijn naam gebruikt om verkoopwaar van bepaalde snit aan te prijzen. Al die jaren stond Weyer- | |
[pagina 147]
| |
mans werk garant voor ontspannen leesvermaak, al was het tij al gekeerd en werd het voormalige enfant terrible in toenemende mate beschouwd als een ordinaire schurk wiens geschriften mutatis mutandis niet door de beugel konden. Exit dus ook voor de Casanovafiguur, zoals Van Lennep Weyerman in zijn Ferdinand Huyck uitbeeldde. Echter, zolang de naam van Weyerman voor een sterk debiet zorgde, wisten boekverkopers wel raad met hem. Als zijn oeuvre zo gezocht is, zo moeten ze gedacht hebben, waarom zijn naam niet als teaser op titelpagina's en in advertenties gebruikt, en waarom geen nieuw en onbekend werk van hem op de markt gebracht? De marketingstrategie had immers haar vruchten afgeworpen. Zo had Weyermans eerste biograaf Franciscus Lievens Kersteman, die de biografie (1756) zelfs voorzag van ‘originele’ vertogen van Weyerman zelf, er destijds goed mee gescoord. Ook de Openhartige Catagismus of Belydenis der Vry Metselaaren (1760) zou van Weyerman zelf zijn en nog in 1768 verscheen er een compleet tijdschrift op naam van Weyerman: Het Oog in 't Zeil. Het maakte niet uit dat Weyerman al decennialang onder de geesten verkeerde. Ook in 1779 werd Weyerman aan het schimmenrijk ontrukt. Deze keer was het de Haagse boekverkoper Herman Hendrik van Drecht, uit de Papestraat, die hoopte dat Weyerman het publiek tot aanschaf kon verleiden. Hij plaatste in datzelfde jaar, in de Leydse Courant van 1 januari, een advertentie voor De vermaakelyke Rarekiek of de Almanach der Hypochondristen voor het Jaar 1779. Het werk, zo meldde hij, bevatte niet alleen de typische onderdelen die een almanak eigen zijn, maar tevens ‘veele koddige Historien, geestige Vertellingen, wonderlyke Droomen, vroolyke Kwinkslagen, snaaksche Invallen, aardige Loopjes, galante Minnaryen, scherpe Puntdichtjes en fraaye nieuwerwetsche Airtjes; dienende tot Uitspanning der Nieuwsgierigen en Vervrolyking der Zwaarmoedigheid.’ Ter onderscheiding van de vele vergelijkbare almanakken of geestige verhalenbundels bracht de Hagenaar bovendien naar voren dat dit diverterende onderdeel werd gevolgd door ‘twee authentique brieven en één diepzinnig raadzel van wylen J. Campo Weyerman aan den Heer B. te Rotterdam toegezonden.’ De prijs per band bedroeg zes stuivers, zo werd erbij vermeld.Ga naar eind5. Opnieuw een samenraapsel van allerhande ondeugende ontspanningslectuur dat men meende te kunnen opwaarderen door er onbekend werk van Weyerman aan toe te voegen. Opvallend én intrigerend is de vermelding van de ‘authentique brieven’. Die wijst de lezer op de mogelijkheid dat er nog altijd teksten van Weyerman zijn die nimmer zijn teruggevonden. Een lokkertje..... Er is weinig over De vermaakelyke Rarekiek bekend. De Nederlandse Centrale Catalogus noemt slechts één exemplaar, aanwezig in de Leidse Universiteitsbibliotheek. Het betreft De vermaakelyke Rarekiek of de Almanach der Hypochondristen. Behelzende veele fraaije historien, geestige vertellingen, vroolyke kwinkslagen, snaaksche invallen, aardige loopjes, galante minnaryen, scherpe puntdichtjes en fraaye nieuwerwetsche airtjes, dienende tot uitspanning der nieuwsgierigen en vervrolyking der zwaarmoedigen. Op de titelpagina van dit handpalmgrote werkje prijkt de naam van de Haagse boekverkoper Van Drecht en als jaartal: 1781. De vermaakelyke Rarekiek van 1779 blijkt nergens te vinden, noch die van 1786 en 1787.Ga naar eind6. De titelprent van het door mij geraadpleegde exemplaar is van de hand van B. Bakker uit Amsterdam, naar een tekening van H. Schoute, en toont een man en een vrouw kijkend naar een rarekiek. Een rarekiek, ook wel laterne magique genoemd, was in de achttiende eeuw een populaire kermisattractie. Er werden lichtbeelden van sensationele gebeurtenissen vertoond: nu eens uit een grijs verleden, dan weer de actualiteit betreffend. De uitbater van de rarekiek gaf er commentaar bij. Als tijdschrift bleek de formule van de rarekiek een gouden vondst, met | |
[pagina 148]
| |
name in de jaren tachtig, toen de controverse patriotten-orangisten zich naar een hoogtepunt ontwikkelde. Recente gebeurtenissen konden immers voorzien worden van politiek en propagandistisch commentaar, waarbij korte metten gemaakt werd met de tegenpartij.Ga naar eind7. In het almanakje van 1781 is daarvan echter niets te bekennen. Het is 180 bladzijden groot, waarvan de eerste 60 bladzijden in beslag genomen worden door de ‘echte’ almanakinformatie. Daarna volgen gedichtjes, anekdoten en vertelseltjes als ‘De deugdzaame liefde’, ‘De bespotte hoorndraager’, ‘De bedrogen galant’ en ‘De edelmoedige landman’. Helaas is het Leidse exemplaar onvolledig. Behalve 25 bladzijden tekst ontbreken ook de uitvouwbare prenten. Die hebben er volgens de advertenties in de Leydse Courant wel degelijk in gezeten.Ga naar eind8. Op zichzelf zijn dergelijke ‘extra fraaye uitslaande Konstplaatjes’ in almanakken zeldzaam. Van Drecht probeerde hiermee zijn uitgave klaarblijkelijk te onderscheiden van de talrijke andere almanakken die aan het einde van het jaar op de markt gebracht werden. Ook voor de almanak van 1786 bracht hij zijn clientèle de unique selling points onder de aandacht: ‘versierd met ix extra fraaije plaatjes.’ Hetzelfde deed hij voor de almanak van 1787, maar daar voegde hij een uitgebreide inhoudsbeschrijving aan toe. Om de verleiding voor de potentiële koper nog groter te maken gaf hij bovendien van iedere illustratie een korte beschrijving en plaatste hij de begrippen ‘Cupido’, ‘snakeryen’ en ‘grappige voorzeggingen’ in kapitalen. Dat het om een humoristische almanak ging, kon de lezer dus niet zijn ontgaan. De Hagenaar adverteerde wel vaker in de Leydse Courant. Hij was vanaf 1774 actief als uitgever-boekverkoper en kende waarschijnlijk de kneepjes van het verkoopvak. Zijn fonds laat zich ondanks de aanwezigheid van een aantal geneeskundige werken moeilijk karakteriseren. In 1779 ontpopte hij zich als uitgever van vlugschriften. Hij stond dan ook bekend als een vooraanstaand patriot en werd omschreven als ‘boek- en vuile Pasquilverkooper, bygenaemt de Papieren Baron, bekent onder de naam van Valler over de kist met een zak sesthalve.’ Het liep niet best met hem af. In 1788 was hij ‘in zware zinneloosheid vervallen’ en een jaar later werd het doek definitief voor hem gesloten. Zijn zaak was nog net niet failliet verklaard.Ga naar eind9. Verdere informatie ontbreekt, maar deze eerste gegevens laten reeds zien dat ook deze Haagse boekverkoper thuishoort in het milieu dat Weyerman ooit omringde. |
|