Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 22
(1999)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdJacob Campo Weyerman en DelftGa naar eind*
| |
[pagina 29]
| |
De bastaard pruikenmaker te DelftOp 27 juli 1703 werd in de Grote Kerk van Breda de onechte zoon van Jacobus Weyerman en Catharina Snep gedoopt. Het kind groeide op bij zijn moeder in de Veemarktstraat in Breda en verhuisde later naar Delft, waar hij als pruikenmaker zijn kost zou verdienen. Catharina Snep had één broer, Nicolaes, die als beenhakker in Breda werkzaam was, maar zich rond 1707 of 1708 als vettewarier en kaarsenmaker in Delft vestigde. Maar wanneer precies? Iedere stad wilde weten welke burgers zich er vestigden of eruit vertrokken. Het admissieboek van Delft vermeldt in december 1708 dat Nicolaes Snep met vrouw en twee kinderen in deze stad zijn komen wonen. Na de dood van Maria Snep-Goyaerts, zijn moeder, liet Nicolaes het huis De Roscam met achterhuis en stalling in Breda voor f. 3005,- aan de meest biedende verkopen en het geld werd onder de erfgenamen verdeeld. Maanden later bij die verdeling op 20 september 1709 was de kaarsenmaker niet aanwezig, maar wel zijn vrouw Helena Vermeulen.Ga naar eind2. Rehm merkte in zijn artikel over Jacob Campo Weyerman en zijn familie op, dat Nicolaes Snep voor zijn neefje Jacobus gezorgd zal hebben.Ga naar eind3. Dat trek ik echter in twijfel, want het admissieboek vermeldt niets over de komst van dat vijfjarige neefje. Maar er zijn ook andere redenen om aan diens verblijf rond 1708 in Delft te twijfelen. Zo vond André Hanou in Delft de huwelijksproclamatie van Jacobus junior.Ga naar eind4. Deze proclamatie in de Oude Kerk dateert van 20 oktober 1725: ‘Jacob Weyerman, jongeman op de Oude Delft en laest gewoond hebbende te Breda met Elisabet Ruijsraet jongedochter op de Oude Delft’. Tussen twee haakjes de Oude Delft is een straat in het centrum van die stad. Na zeventien jaar vermeld je toch niet dat de huwelijkskandidaat laatstleden in Breda woonde. Waarom zou Catharina Snep niet voor haar vijfjarige zoon hebben kunnen zorgen? Zij was niet ziek en ook niet arm. Evenals haar broer Nicolaes deelde zij in 1709 in de verkoop van het huis de Roscam. Hij was door die erfenis zo rijk geworden dat hij in 1711 het huis den Harp op de westzijde van de Koornmarkt in Delft kocht. Contant betaalde Nicolaes achthonderd gulden en de rest regelde hij met een schuldbrief van 1500 gulden. Catharina Snep bepaalde in haar testament van 10 maart 1739 tot universele erfgenaam haar natuurlijke zoon Jacobus Weyerman, of bij diens dood zijn wettige kinderen.Ga naar eind5. Heeft Jacob senior ooit een dergelijk testament ten gunste van zijn junior opgesteld? Wat is er in het Delftse archief nog meer te vinden over de jonge pruikenmaker? Uit een testament van het echtpaar Weyerman - Ruijsraat van 1727 blijkt dat zij binnen deze stad wonen, en dat Elisabeth, mocht zij zonder kinderen komen te overlijden, haar vader Adolf, meester zadelmaker, en haar moeder tot mede-erfgenamen aanwijst. Jacobus doet dit niet ten aanzien van zijn vader Jacob en moeder Catharina Snep. De pruiken hebben hem tot een welvarend burger gemaakt, immers in november 1735 koopt hij een huis met erf op de Voldergracht in Delft voor 3200 gulden en dit aanzienlijke bedrag betaalt hij ineens. Uit de doopboeken van de Lutherse gemeente blijkt dat vrijwel alle kinderen uit dit huwelijk gedoopt worden in het eigen huis of dat van de dominee. Bij de doopgetuigen van deze negen kinderen is tussen 1727 en 1739 nooit iemand van de familie Snep of Weyerman aanwezig geweest, terwijl er toch bekende familienamen genoteerd worden: Catrina, misschien naar oma Snep, en Jacobus. De kwestie over de plotselinge verdwijning van de pruikenmaker houdt mij nog steeds bezig. Zowel André Hanou als ik hebben nergens kunnen vinden waar Jacob junior na 1740 naar toe is gegaan. Is hij met de noorderzon vertrokken of overleden? Het laatste | |
[pagina 30]
| |
testament van Catharina Snep dateert van 2 oktober 1744, daarin verklaart zij ‘tot hare eenige en universeele Erffgenamen te nomineeren en Institueeren, de kinderen van hare natuerlijke Zoone Jacobus Wijermans’.Ga naar eind6. In 1750 wordt Elisabeth Ruijsraat de weduwe genoemd van Jacob Weyermans, zij verzorgt dan het huishouden van haar vader. | |
Het tuinhuis aan het Geldeloose padHet is bij de Campisten bekend dat Jacob Campo Weyerman zijn artistieke oog had laten vallen op een tuinhuis in Delft. Twee notariële akten maakten daarvan melding en jaren geleden brachten twee leden die feiten aan het licht. In 1982 vond Willem Hendrikx in het archief van Breda een koopcontract van kunstschilder Weijermans, deze zou een tuin met speelhuis gekocht hebben aan het Gelderloose pad buiten Delft.Ga naar eind7. Een paar maanden later kon Barbara Sierman ons meedelen dat deze koop niet was doorgegaan. Zij had in Delft een archiefstuk gevonden dat aantoonde dat de bewuste lusthof niet aan Weyerman was verkocht, maar op 10 augustus 1712 in handen kwam van meestersmid Hendrik de Vroom.Ga naar eind8. Nog wat recent snuffelwerk in archieven leverde de volgende de feiten op: er handelen minstens zes akten over deze tuin met een speelhuis. Ik zal kort en in chronologische volgorde de inhoud ervan weergeven. Bernardus Tigurinus werd op 28 juni 1710 voor de lieve som van twaalfhonderd gulden eigenaar van een perceel met tuinhuis erop. ‘Een tuijn ende Erve met een Woon ofte Speelhuijs daar inne staande ende gelegen voor aan int Geldeloose pad buijten de Waterslootse poort deser Stad.’ Kennelijk was hij niet goed bij kas, want hij betaalde vierhonderd gulden contant en tekende voor de verkoopster Sophia Liefting een schuldbrief van achthonderd gulden.Ga naar eind9. Bij notaris Knaeps in Breda meldde zich op 27 juli 1712 Tigurinus om Hendrick de Vroom te machtigen om namens hem de tuin aan het Gelderloose pad buiten Delft te verkopen. Het streefbedrag was 2400 gulden, maar de eerzame smid Hendrick stond het vrij om naar eigen goeddunken te handelen. De gemachtigde kon het ‘uijtter hant’ verkopen, of in het openbaar ‘doen opveijlen’. Als getuige ondertekende Sr. Johan Thomas van Kessel deze akte.Ga naar eind10. Heeft J.T. van Kessel (1677-1741), een neef en leerling van de beroemde kunstschilder Ferdinand van Kessel, de geplande verkoop van een tuinhuis doorgebriefd aan zijn kunstbroeder J.C. Weyerman? In zo'n klein stadje zullen ze elkaar zeker regelmatig gezien en gesproken hebben. In ieder geval is het een feit dat enkele dagen later beide kunstenaars zich in Princenhage, een dorp vlakbij Breda, bevonden en dat toen Mr. Bernardus Tigurinus tegenover notaris Knaeps verklaarde dat hij opdracht had gegeven om tuin en ‘huijsinge, en alle de meubilen die daer jnne sijn, als bij hem heere constituant op huijden dato deser aen gemelte heere Wijermans’ te verkopen. Deze akte, die door de vele doorhalingen moeilijk te ontcijferen is, ondertekenden op 30 juli Tigurinus en Van Kessel.Ga naar eind11. Nog diezelfde dag verkocht Tigurinus in Princenhage bij notaris Knaeps aan Jacobus Weijermans dit tuinhuis voor 1600 gulden. Dat had een winstgevende transactie kunnen worden, als er geen mits was geweest. De verkoper beloofde zowel tuin als speelhuis aan de koper over te geven ‘mits noghtans dat hij boven de voorseide geloofde cooppenningen, sonder eenigh corten sal moeten betaelen alle de oncosten die op desen coop totte veste incluijs, sal comen te reijsen’.Ga naar eind12. Weyerman zal zijn aard niet verloochenen: hij betaalt niet, wat hij heeft beloofd. Toen de beloofde penningen kennelijk niet overhandigd werden, besloot de Delftse advocaat samen met Mr. Nicolaes Knaeps op | |
[pagina 31]
| |
Cornelis van Bommel, openbaar notaris in Breda, af te stappen. Hij deelde hem mee dat hij Mr. Knaeps machtigde om namens hem in Delft van de eerzame Hendrik de Vroom, smid aldaar, te ontvangen ‘alsucke penningen als deselve aen den Here comparant’ verschuldigd was voor de koop van zijn tuin met het gemeubileerde tuinhuis.Ga naar eind13. Op 10 augustus blijkt deze smid de eigenaar van het bewuste perceel in Delft en wel voor een bedrag van vierhonderd gulden contant en met overname van de schuldbekentenis van achthonderd gulden aan Sophia Liefting.Ga naar eind14. Er verandert maar weinig: het bedrag is hetzelfde als in 1710 en de koper blijkt de gevolmachtigde van twee weken geleden. Met Barbara Sierman ben ik dan ook van mening dat Weyerman te weinig geld had voor de koop van een tuinhuis. Met recht heette het een geldeloos pad! Toch komt Weyerman nog een keer op de tuin van Mr. Tigurinus terug en wel in de Sleutel van de Hollandsche Zindelykheid [1727]. Hij maakt dan eigenaren van tuinen met ‘Onkruyd, wild Gebloemt, [...] en raare Plantgewassen’ belachelijk. En wie mag onder de afkorting Tiguri** komen opdraven? Inderdaad Mr. Bemardus Tigurinus! Aldaar oogt den Schryver op een Meester der beyde Rechten gedoopt Tiguri**, die een Tuyn aanley, in order brogt, en korts daar aan verkocht, dewyl den Noot niet aan den Man noch aan den Advokaat kwam, (want hy was noch het een noch het ander,) maar dewyl een zeker Apotheekers Jongen hem naliep met zyn Suster, die voorgaf de Provisie te hebbben genooten van de Rechtsgeleerdheyt, en gevolglyk doelde op een goed Huuwelyk. Doch dewyl dat geval buyten het bereyk der Plantgewassen is, zal ik maar alleenlyk zeggen, dat dien Advokaat de leelykste Verzameling van Onkruyden, onder de specieuse Benaaming van zeldzaame Plantgewassen, aanteelde, die 'er ooit te zien was op een Boeren-misthoop, en toen ik hem op een vrolyke Namiddag eens vroeg; Hoe dat hy Aarde, Arbeyd, en Plaats kon besteeden aan zulke nietwaardige Prullen? zweeg hy stokstil, en in die Stilzwygendheyt bestond veelstyds zyn Verdediging.Ga naar eind15. |
|