bezegeld: in de steek gelaten moet zij in haar eentje opdraaien voor de kosten van de bevalling, uit arren moede te voldoen met de opbrengsten van haar diensten als callgirl. Aldus de feuilleton van Weyerman over het koffiehuisnichtje in de Echo des Weerelds (1727).
In de literatuur en de beeldende kunst zijn voorbeelden te over van taferelen die op een of andere manier te maken hebben met prostitutie. Het is dan ook terecht dat Lotte van de Pol in haar dissertatie over prostitutie, vooral in Amsterdam, in de 17e en 18e eeuw, beide kunstvormen als belangrijke bron heeft gebruikt, naast de voor historici gebruikelijke archiefbronnen. Dat maakt haar studie als historisch proefschrift uniek. Opvallende constateringen: in de 17e eeuw is het aantal titels (kluchten, liedboeken, pamfletten of anderszins populair proza) waarin hoererij of seksueel wangedrag voorkomen, beduidend groter dan in de 18e eeuw. In de 18e eeuw is verder het taalgebruik kuiser en er verschijnen naar verhouding minder scabreuze teksten. Daarentegen leunen 18e-eeuwse schrijvers in hun werk - met steeds meer beschrijvingen van bordelen en speelhuizen - dichter tegen de werkelijkheid aan dan hun voorgangers, wat dit 18e-eeuwse literaire werk meer geschikt maakt als historische bron. Verder blijken de erotische schelmenromans die in de Republiek en masse van de persen rollen, in vergelijking met bijvoorbeeld de Franse, veel minder pornografisch. Dat is een interessante conclusie, zeker wanneer dit gegeven gecombineerd zou worden met conclusies over in de Nederlanden verboden boeken en bestsellers! Opvallend vindt Van de Pol ook dat in ‘onze’ libertijnse romans de burgerlijke moraal niet ter discussie staat en dat er geen filosofische bespiegelingen plaatsvinden over de natuurlijkheid van seks. Het is erotisch proza van de koude grond, zonder politieke dimensie (kerk en vorstenhuis). De populariteit van dit werk, concludeert Van de Pol, is ook en vooral te danken aan de herkenbaarheid van de vele taferelen die worden afgeschilderd. Het gniffeleffect is alleen maar groter wanneer de lezer
beschreven hoerhuizen en speelhuizen werkelijk kent.
Ook om andere redenen is Het Amsterdams hoerdom bijzonder lezenswaardig, zeker voor degenen die subculturen in de 17e en 18e eeuw bestuderen. Uitvoerig wordt het hele prostitutiebedrijf uit de doeken gedaan. Al lezende krijg je een beeld van de kleding van de hoeren, hun sociale achtergrond en verleden, hun cliëntèle, de huizen en straten waar zij hun nering hadden, hun tarieven, hun concurrentiepositie, de straffen die zij opgelegd kregen. Alleen al de als bijlage opgenomen lijst van zich in Amsterdam bevindende ‘camernymphies’ (omstreeks 1675) is - als een soort catalogus van hoertjes met waardeclassificaties - het bestuderen waard, evenals de lijst van speelhuizen. Nuttig boek dus.
M. van Vliet