Boekbespreking
Jacob Campo Weyerman, Den Amsterdamschen Hermes I (1722) no. 1-8. Ed. Riet Hoogma en Mandy Ruthenkolk. Leiden 1996. Astraea - Duivelshoekreeks 6. 238 p. ISBN 90-75179-08-1, f 39,95.
Het satirische tijdschrift Den Amsterdamschen Hermes van Jacob Campo Weyerman verscheen wekelijks gedurende de jaren 1721 tot en met 1723 en wordt door de editeurs beschouwd als een vervolg op De Rotterdamsche Hermes (1720-1721), Weyermans eerste weekblad. Waarom Weyerman de succesvolle Rotterdamsche Hermes verving, wordt niet duidelijk gemaakt. Wel voeren Hoogma en Ruthenkolk argumenten aan, die aannemelijk maken, dat Den Amsterdamschen Hermes een voortzetting is van De Rotterdamsche Hermes.
Den Amsterdamschen Hermes is echter meer dan alleen een verandering in de titel. De Rotterdamsche Hermes had als hoofddoel, de Amsterdamsche Argus van Hermanus van den Burg te bekritiseren en te corrigeren. Den Amsterdamschen Hermes heeft, hoewel Argus er nog steeds van langs krijgt, een ander doel. Weyerman wil ‘iets nieuws en onverwachts te berde brengen’ en commentaar leveren op de krant. Behalve dat heeft Den Amsterdamschen Hermes een duidelijkere vormgeving, waarbij zichtbaar onderscheid wordt gemaakt tussen bericht en commentaar.
Den Amsterdamschen Hermes werd aan het eind van de eerste jaargang gebundeld op de markt gebracht en gaat vooraf door Het papiere voorhangsel, Weyermans eerste voorrede. De gebonden uitgave van De Rotterdamsche Hermes had ook een voorrede maar deze was niet van Weyermans hand. Het papiere voorhangsel heeft als eerste voorrede dan ook een enigszins programmatisch karakter. In het eerste deel van Het voorhangsel beschrijft Weyerman de oorsprong van de satire, waarbij hij zich vermoedelijk baseert op een essay van Dacier. Weyerman plaatst zichzelf in de traditie van de klassieke en de moderne satire. Hij distantieert zich daarbij nadrukkelijk van tijdgenoten, die ook satirische weekbladen schreven. In het tweede deel formuleert Weyerman zijn ‘poëticale’ intenties. Duidelijk wordt dat Weyerman zich afzet tegen het classicisme. Hij staat een ongebonden en gevarieerde stijl voor en stelt, dat een werk aan kwaliteit inboet door te veel corrigeren. Bij het lezen van de Den Amsterdamschen Hermes zal deze ‘losse’ en levendige stijl direct herkenbaar zijn.
Bij de heruitgave van de eerste acht afleveringen en Het papiere voorhangsel van Weyermans tweede weekblad Den Amsterdamschen Hermes is gekozen voor een zeer uitgebreide annotatie. De uitgebreide annotatie doet vermoeden, hoewel dit nergens expliciet wordt vermeld, dat de editeurs de bedoeling hebben gehad Weyermans vaak moeilijk te interpreteren proza voor een grotere groep lezers toegankelijk te maken. De Latijnse citaten zijn in noten vertaald, wat het leesgemak verhoogt. Aan het papiere voorhangsel is veel aandacht besteed. Naast de annotatie die bij de tekst zelf wordt gegeven, is er ook een hoofdstuk in de inleiding gewijd aan Het voorhangsel. Verder is er veel zakencommentaar, waarbij soms misschien te veel is uitgegaan van de lezer, die onbekend is met de 18e eeuw. De woordverklaringen zijn soms wat overdreven. Zo wordt bijvoorbeeld in aflevering 6 ‘na’ maar liefst vier maal verklaard in ‘naar’.
Voor de inleiding is minder rekening gehouden met de toegankelijkheid. Bij de lezer wordt een zekere kennis verondersteld van onder meer de persoon Weyerman. De enigszins met Weyerman