Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 21
(1998)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |||||||||||||||
François Valentijns Oud en Nieuw Oost Indiën
| |||||||||||||||
De uitgeversJoannes van Braam werd geboren te Dordrecht in 1677. Zijn vader, die apotheker was, overleed korte tijd later en zijn moeder hertrouwde met de stadsdrukker-boekverkoper Simon Onder de Linden. Hierdoor kreeg Joannes een aantal halfbroers en -zusters, onder wie Gerard Onder de Linden, geboren in 1682. Simon Onder de Linden bepaalde in zijn testament dat zijn bedrijf door Joannes zou mogen worden voortgezet. Wanneer alle kinderen volwassen waren, zouden Joannes van Braam en Gerard Onder de Linden de opbrengsten van het stadsdrukkerschap moeten delen.Ga naar eind3. Samen begonnen zij enkele grote projecten, waaronder het Lexicon Hieroglyphicum sacro-profanum door Martinus Koning (zes delen 1722-1727), Oud en Nieuw Oost-Indien door François Valentyn (vijf delen 1724-1726), het Lexicon Latino-Belgicum novum (1725), en de Historie van het leven des heeren Huig de Groot door Caspar Brandt (1727). Het fonds van Joannes van Braam bestaat voornamelijk uit stichtelijk werk, drukwerk voor de Latijnse school en voor de stad Dordrecht, woordenboeken en een aantal historische werken. Verder drukte hij De Oprechte Dordrechtse Almanak en de zogenaamde Herenboekjes. Behalve een belangrijk boekverkoperwas hij ook een verdienstelijk gelegenheidsdichter. Joannes van Braam overleed in 1751. Zijn dochter Maria nam de zaken waar van 1751 tot 1763, waarna kleinzoon Pieter van Braam het bedrijf voortzette. Zijn dochter Clara Maria trouwde in 1768 met Pieter Blussé; een telg uit een ander belangrijk boekverkopersgeslacht in Dordrecht. Het bedrijf is onder de naam Blussé & Van Braam, tot 1928 blijven bestaan.Ga naar eind4. Gerard Onder de Linden vertrok naar Amsterdam, waar hij zijn eigen boekwinkel begon. Zijn uitgaven verschenen tussen 1705 en 1727. Hij gaf ook de Maendelijkse uittreksels of Boekzaal der geleerde Werelt uit, een maandelijks verschijnend tijdschrift met nieuws over recent uitgekomen boeken in binnen- en buitenland. Gerard Onder de Lindens fonds bestaat voornamelijk uit stichtelijk werk in het Latijn en in het Nederlands. Na zijn overlijden in 1727 werden alle ongebonden boeken geveild. Zijn weduwe | |||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||
hertrouwde met Adriaan Wor, die zowel het bedrijf als de samenwerking met Joannes van Braam voortzette.Ga naar eind5. | |||||||||||||||
De auteurFrançois Valentijn werd geboren in Dordrecht op 17 april 1666.Ga naar eind6. Zijn vader Abraham Valentijn was conrector van de Latijnse school in Dordrecht; zijn grootvader van moeders zijde was predikant. Op zevenjarige leeftijd begon François zijn opleiding aan de Latijnse school te Dordrecht. Van 1682 tot 1684 studeerde hij theologie, filosofie en oosterse talen in Utrecht en in Leiden. In 1685, negentien jaar oud, werd hij beroepen naar Oost-Indië om daar een vacature te vervullen als predikant in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Tijdens zijn verblijf in Indië maakte Valentijn verscheidene reizen naar andere eilanden en gebieden waar de VOC haar invloed deed gelden. Op deze manier maakte hij kennis met het land en zijn bewoners. Valentijn verwerkte zijn persoonlijke ervaringen en indrukken in zijn ‘grote boek’ zoals hij Oud en Nieuw Oost Indiën noemde. Met behulp van de natuurwetenschapper George Everhard Rumphius,Ga naar eind7. een koopman van de VOC op Ambon en deskundige op het gebied van flora en fauna, leerde Valentijn Maleis en Portugees spreken en schrijven. Natuurlijk vertelde Rumphius hem ook over de flora en fauna van het land. Valentijn gebruikte grote delen van Rumphius' werk, veelal voordat het in druk was verschenen, meestal zonder de bron te vermelden. Valentijns kennis van het Maleis maakte het hem mogelijk om voor te gaan in deze taal. Hij kreeg de inlandse talen zo goed onder de knie dat hij de Bijbel en verschillende andere religieuze werken in het maleis kon vertalen.Ga naar eind8. In oktober 1692 trouwde Valentijn met Cornelia Snaats, de weduwe van zijn vriend Hendrik Leydekker. Door zijn huwelijk werd hij een vermogend man. Zij kregen een dochter Maria; Cornelia had uit haar eerste huwelijk reeds twee zoons en twee dochters. In 1695 kwam het gezin terug naar Nederland. Zij vestigden zich in Dordrecht voor een periode van tien jaar, waarin Valentijn zich voornamelijk wijdde aan zijn verzamelingen en zijn wetenschappelijk werk, waarvoor hij in Indië veel materiaal had gevonden. Toen hij in 1705 opnieuw beroepen werd voor een post in Indië, schreven zijn uitgever Joannes van Braam en zijn collega Joannes d'Outrein een Afscheidswensch om hem de beste wensen mee te geven voor zijn nieuwe baan.Ga naar eind9. Gedurende een aantal maanden na zijn aankomst in Indië moest Valentijn als veldpredikant werken in Batavia voordat hij zijn post op Ambon kon innemen. Hij raakte verwikkeld in een persoonlijk conflict met de gouverneur van Ambon en met de gouverneur-generaal naar aanleiding van enkele opmerkingen die Valentijn had gemaakt over de gouverneurs bemoeienis met kerkelijke aangelegenheden. In 1711 werd hij naar Batavia geroepen om zich te verdedigen tegen beschuldigingen dat hij zich te veel bemoeide met het bestuur op Ambon; de beschuldigingen werden na een slepende rechtzaak uiteindelijk weerlegd.Ga naar eind10. In 1713 werd Valentijn uit zijn ambt ontslagen en teruggestuurd naar Nederland, nadat hij een predikantsplaats in Ternate (een van de eilanden der Molukken) had geweigerd, wegens zijn zeeziekte en zijn slechte gezondheid. Na een lange terugreis ging hij weer in Dordrecht wonen, waar hij al zijn tijd besteedde aan het schrijven van zijn levenswerk. In 1726 verhuisde Valentijn naar 's-Gravenhage, waar hij op 6 augustus 1727 overleed, slechts enkele maanden nadat de laatste delen van zijn boek waren verschenen. Zijn levenswerk Oud en Nieuw Oost Indiën was het enige grote werk dat Valentijn liet uitgeven. Zijn omvangrijke bibliotheek, bestaande uit 2300 titels en een belangrijke verzameling handschriften, waaronder ook een | |||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||
aantal handschriften in het Maleis, werd in 's-Gravenhage op 23 februari 1728 en volgende dagen geveild. Een exemplaar van de gedrukte veilingcatalogus wordt in de British Library bewaard.Ga naar eind11. Uit zijn bibliotheek blijkt dat Valentijn een zeer belezen man was, die de bijbel en zijn klassieken goed kende. Hij had ook een grote interesse in allerlei vormen van wetenschap, vooral die met betrekking tot Azië.Ga naar eind12. François Valentijns persoon is nog steeds een onderwerp van discussie. Voor sommigen was hij een koppige, ijdele, egoïstische, bekrompen man met een opvliegend karakter.Ga naar eind13. Zijn opvliegendheid bracht hem vaak in moeilijkheden met zijn werkgevers, hetgeen zelfs resulteerde in zijn ontslag. Voorbeelden van zijn ijdelheid zijn ook terug te vinden in zijn werk. Hoewel Valentijn zelf aangaf te schrijven voor de glorie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, van Nederland en van zijn geboorteplaats Dordrecht, was hij als auteur duidelijk aanwezig. In de algemene inleiding in het eerste deel van Oud en Nieuw Oost Indiën wil hij de lezer duidelijk maken, dat er nog nooit een boek als het zijne was uitgegeven. Zijn beschrijvingen, kaarten en tekeningen zouden in geen ander werk te vinden zijn. Hij wilde graag dat zijn boek de aandacht op de Nederlanden zou vestigen, maar hij zegt zijn boek ook geschreven te hebben om een andere reden:Ga naar eind14. om eere by de verstandige wereld in te leggen, om te toonen, dat ik myn tyd, terwyl nog geen vast beroep weer kreeg, neerstig waargenomen heb, en om te beantwoorden dien pligt, die op my en op alle anderen legt, te weten, om het talent, dat God my gegeven heeft, na myn uiterste vermogen tot dienst en nut van 't gemeen aan te leggen. Valentijn kreeg niet alleen maar kritiek te verduren; er waren ook mensen die hem bewonderden. Zijn uitgever Joannes van Braam kan zeker tot de bewonderaars gerekend worden. In de afscheidswens die Van Braam schreef ter ere van Valentijns terugkeer naar Indië in 1705, merkt Van Braam op dat Valentijn zeer gemist zal worden in Dordrecht om zijn preken en om zijn geschriften ‘doorgloeid van 't vier des yvers, sonder maat’.Ga naar eind15. In de gedichten in het eerste deel van Oud en Nieuw Oost Indiën prijst de uitgever Valentijns ijver, volharding en schrijftalent.Ga naar eind16. Van Braam was ook van mening dat zijn eigen bescheiden dichtwerk het schrijftalent van Valentijn geen recht zou kunnen doen, zoals uit de volgende regels blijkt:Ga naar eind17. ... Valentijn, wiens onbesproke veder,
Hier zò veel' zaaken, zò veel' wond'ren stelt ter neder,
Vergeef 't myn Zangeres indien ze U niet naar eisch,
Maar slechts in schemerlicht, kan volgen op de reis.
Hij vond ook dat Valentijn niet de erkenning kreeg die hem toekwam. Oud en Nieuw Oost Indiën zou er echter voor zorgen dat Valentijn niet vergeten zou worden. Van Braam besloot zijn gedicht dan ook met de volgende hoopvolle woorden.Ga naar eind18. Doch word op aard geen krans gevlochten om uw haaren,
Die uw verdienste en deugd naar eisch kan evenaaren,
Zò zy d'Aardsherder zelf uw schild en dierb're loon,
Die siere uw voorhoofd met d'onsterflyke eerekroon,
| |||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||
Voorbereiding en productieHet contract tussen François Valentijn en de boekhandelaar Joannes van Braam, dat op 9 maart 1705 door notaris Hugo van Dijck te Dordrecht werd opgemaakt, vormt het eerste tastbare bewijs van hun plannen.Ga naar eind19. Omdat dit contract het enige bekende contract is tussen Joannes van Braam en een van zijn auteurs, is beslist niet zeker of dit de normale gang van zaken was. Hoewel Oud en Nieuw Oost Indien door Joannes van Braam en Gerard Onder de Linden samen werd uitgegeven, werd de overeenkomst met François Valentijn alleen door Van Braam aangegaan. Mogelijk was het aanvankelijk zijn bedoeling het werk alleen uit te geven en heeft hij later, toen de investeringen toch wel erg hoog bleken, zijn halfbroer benaderd. Van Braam en Valentijn kwamen overeen dat de laatste binnen zes jaar een exacte en complete beschrijving van Ambon en de omringende gebieden, alsook een koperplaat met daarin zijn portret gegraveerd, naar zijn uitgever zou sturen. Valentijn zou de kosten voor de illustraties die in het boek werden opgenomen op zich nemen. Van Braam werd gehouden de beschrijving voor eigen rekening te drukken, zo snel mogelijk nadat hij het manuscript had ontvangen. Valentijn bepaalde tevens dat zijn boek gedrukt moest worden ‘op goet deuchdelijck papier met nette en clare letters in folio’.Ga naar eind20. De uitgever moest Valentijn bovendien zeventig exemplaren van het boek in luxe band geven en de driehonderd gulden die Valentijn had voorgeschoten, terugbetalen. In dit bedrag waren ook de kosten opgenomen die de auteur had gemaakt voor het graveren van de koperplaat met zijn portret. Het geld zou worden terugbetaald tegen een rente van vier procent per jaar. In het geval dat Valentijn niet alle zeventig exemplaren zou kunnen gebruiken, moest Van Braam de overige uitdelen aan bekenden of het restant terugkopen tegen de gangbare marktprijs. De overeenkomst zou komen te vervallen bij het overlijden van een der partijen, wanneer Valentijn de beschrijving niet in goede orde zou opsturen, of wanneer hij zou besluiten zijn verhaal helemaal niet te schrijven. Door zeventig exemplaren in een luxe band te vragen bedong Valentijn een bijzonder groot honorarium voor zijn werk. Per stuk hadden deze boeken een marktwaarde van ongeveer 150 gulden; samen dus ruim tienduizend gulden. Omgerekend ontving Valentijn over de twintig jaren die hij aan het project had besteed ruim vijfhonderd gulden per jaar. Een goed salaris voor een geschoolde arbeider bedroeg rond 1700 ongeveer 350 gulden per jaar.Ga naar eind22. In haar werk over de Amsterdamse boekhandel stelt Dr van Eeghen dat de betaling van auteurs in de Republiek over het algemeen slecht was en dat de verdiensten zeker niet de aanleiding vormden om een publicatie in de Republiek te laten uitgeven. Bovendien was een groot aantal presentexemplaren voor de uitgever vaak zeer onvoordeling. De auteur gaf deze boeken vaak als geschenk aan geleerden of aan andere auteurs, die het boek anders zelf zouden hebben aangeschaft. Hierdoor werd dus ook een deel van de afzet weggenomen.Ga naar eind23. Wat er precies gebeurd is met de termijn van zes jaar die in het contract van 1705 genoemd wordt, is niet duidelijk. Er werd in ieder geval niets meer over Oud en Nieuw Oost Indiën geschreven tot in 1722 de intekening voor deze uitgave werd aangekondigd.Ga naar eind21. Was Valentijn al die tijd bezig geweest met verzamelen en schrijven of waren er andere redenen waardoor de uitgave werd opgehouden? In ieder geval bracht hij bij zijn terugkeer uit Indië in 1714 een grote kist vol papieren mee. Samuel Masson, predikant van de Engelse kerk in Dordrecht, en Jan Francken legden over de inhoud van de kist een notariële verklaring af.Ga naar eind24. Zij waren aanwezig geweest bij het openen van de kist en zij verklaarden dat de kist volgepakt was met manuscripten, kaarten, documenten en | |||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||
aantekenboeken die Valentijns onderzoek betroffen. Dit betekent dat Valentijn toen al materiaal en documenten had verzameld en aantekeningen voor zijn boek had gemaakt. Waarschijnlijk begon hij pas te schrijven vanaf 1714, na zijn terugkeer in Nederland. In de Boekzael van december 1722 kondigden Joannes van Braam en Gerard Onder de Linden aan dat de intekening voor Oud en Nieuw Oost Indiën op de eerste januari 1723 zou beginnen. Geïnteresseerdenkonden tot 30 april 1723 intekenen in hun boekwinkels en in de winkels van de meeste andere boekhandelaren in de noordelijke en in zuidelijke Nederlanden. De prijs zou dan iets meer dan 70 gulden bedragen of 94 gulden voor een uitgave op groot papier. De betaling diende plaats te vinden in drie gedeelten: een derde bij inschrijving, een derde bij aflevering van de eerste twee delen en een derde deel bij aflevering van de andere drie delen. De uitgevers schatten dat het boek uit vijf delen zou bestaan. De totale tekst werd geschat op ongeveer duizend vellen van ieder vier pagina's; daarbij kwamen nog eens duizend platen en kaarten. Oud en Nieuw Oost Indiën zou worden gedrukt op folio-formaat, zoals dat ook met eerdere landenbeschrijvingen van andere boekverkopers was gebeurd.Ga naar eind25. Voor een exemplaar op normaal papier werd de volgende berekening gemaakt: Het boek wordt geschat op vijf folianten, 1000 vel letterdruk en 950 tot 1000 prenten. Een hele bladsplaat komt op vijf stuivers, een halve bladsplaat op 2½ stuiver, een quarto of indrukplaat op 1½ stuiver, een vel letterdruk op zes duijten, dit maakt dus
In januari 1723 kwam de Boekzael met het bericht dat wegens de grote belangstelling een extra oplage van de prospectus gedrukt moest worden; de 2200 exemplaren van de eerste druk waren binnen een week verdeeld.Ga naar eind26. Om de intekening te bevorderen werden de intekenprijzen ook nog eens verlaagd tot respectievelijk 64 en 86 gulden. Hiermee kwam de korting voor intekenaars van vijfentwintig procent op dertig procent. Dit was niet zozeer omdat de boekverkopers ineens minder kosten dachten te maken, als wel dat zij Valentijns beschrijving van Indië onder de aandacht van zoveel mogelijk mensen wilden brengen. Een vette winst was niet hun grootste opzet, zo lieten zij weten. Omdat Joannes van Braam en Gerard Onder de Linden in de eerste plaats zakenlieden waren, kan men de reden die zij opgaven voor deze prijsverlaging zeker in twijfel trekken. Waarschijnlijk gaven zij deze nobele reden om te verhullen dat de intekening niet zo vlot verliep als ze hadden gehoopt. De prijsverlaging van Oud en Nieuw Oost Indiën kon dan ook niet ieders goedkeuring wegdragen. Men dacht dat de twee boekverkopers niet in hun product geloofden en dat Valentijns boek geen nieuws zou bevatten.Ga naar eind27. Om deze beschuldigingen tegen te gaan, verscheen in de Boekzael het bericht dat de eerste proeven van de platen vanaf maart 1723 ter inzage zouden liggen. Men kon zich dan zelf een oordeel vormen over de kwaliteit van het werk. Oud en Nieuw Oost Indiën zou alleen nieuwe en verbeterde platen bevatten, evenals een groot aantal niet eerder gebruikte documenten. Veel van de beschreven gebieden waren nog niet eerder in kaart gebracht. Dit werd nog eens beaamd door de | |||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||
auteur David van Hoogstraten. Om de sceptici te laten zien dat zij wel degelijk in staat waren een boek van deze omvang binnen negen maanden te drukken, kondigden de beide boekverkopers aan dat het derde en vierde deel van een ander druktechnisch hoogstandje, Martinus Konings Lexicon Hierogliphicum, in mei 1723 gereed zouden zijn.Ga naar eind28. Om de waarde van Oud en Nieuw Oost Indiën ook in de toekomst te garanderen beloofden de beide uitgevers slechts een klein aantal exemplaren boven het totale aantal bij intekening bestelde exemplaren te zullen drukken. Ook zegden zij toe geen herdruk te zullen uitgeven en geen exemplaren voor minder dan de intekenprijs te zullen verkopen of veilen. Als een van hen zich niet aan deze belofte zou houden, moest deze drie duizend gulden betalen aan de diakonie in zijn woonplaats. Uiteindelijk werden er 750 tot 800 exemplaren gedrukt bij een totaal van 650 via intekening bestelde exemplaren.Ga naar eind29. Deze aantallen zijn uitzonderlijk hoog voor zo'n omvangrijk en kostbaar werk. Een oplage was zelden groter dan 500 tot 1000 stuks; alleen boeken die bijzonder goed verkochten werden gedrukt in oplagen tot hooguit twee duizend exemplaren.Ga naar eind30. Bovendien was Oud en Nieuw Oost Indiën in het Nederlands geschreven, waardoor het afzetgebied beperkt bleef tot Nederlands sprekende gebieden. Van Braam en Onder de Linden moeten wel sterk in hun product geloofd hebben om er zoveel in te investeren. Bovenop al hun toezeggingen deden zij ook nog de belofte dat intekenaren hun ingelegde geld dubbel zouden terugkrijgen, als zij niet voor mei 1723 met drukken waren begonnen.Ga naar eind31. De verschijning van de eerste twee delen was gepland in mei 1724; een jaar na afloop van de intekenperiode. De drie andere delen zouden veertien maanden na de eerste twee verschijnen. Dit alles betekent dat binnen zeer korte tijd vijf dikke delen gedrukt moesten worden en dat de productie dus perfect zou moeten verlopen. In zijn studie over Valentijns persoon en werk karakteriseert Jörg Fisch de productie van Oud en Nieuw Oost Indiën als ‘...ein wohlgeplantes und auch sehr erfolgreichesverlegerischesGrossunternehmen’.Ga naar eind32. Verdeeldover hun beider bedrijven hadden Van Braam en Onder de Linden drie drukpersen beschikbaar voor deze onderneming. Daarbij ging het andere werk gewoon verder. Ook hadden zij speciaal voor dit boek een nieuwe letter laten gieten.Ga naar eind33. Op 17 mei 1724 vroegen Joannes van Braam en Gerard Onder de Linden voor Valentijns Oud en Nieuw Oost Indiën een privilege aan bij de Staten van Holland. Hun grootste zorg betrof niet zozeer de tekst als wel de mogelijkheid dat de nieuwe platen door anderen zouden worden nagemaakt. Zij kregen een privilege voor de duur van vijftien jaar, tegen een boete van drieduizend gulden voor drukkers die het privilege zouden schenden.Ga naar eind34. Het privilege staat tevens vermeld op een aantal van de grotere kaarten in het boek. Hieruit kan men opmaken dat deze ook apart te koop zijn geweest. Een tweede aanwijzing hiervoor wordt gevormd door Joannes van Keulens uitgave van een verzameling kaarten die in Oud en Nieuw Oost Indiën gebruikt zijn.Ga naar eind35. In de Boekzaal van juni 1724 werden intekenaren die hun namen nog niet aan de uitgevers hadden opgegeven, opgeroepen dit voor het einde van de volgende maand alsnog te doen. Zij zouden dan nog op tijd zijn om te worden vermeld op de lijst van intekenaren die in het werk zou worden meegebonden.Ga naar eind36. Een maand later kondigden Joannes van Braam en Gerard Onder de Linden aan dat de eerste twee delen op 31 augustus 1724 gedrukt zouden zijn. Aangezien een groot aantal exemplaren eerst nog in rood leer gebonden moest worden en men daarvoor een week dacht nodig te hebben, werd de verschijningsdatum bepaald op 7 september 1724. Intekenaren konden dan op vertoon van hun betalingsbewijzen hun boeken komen ophalen. Bij het afhalen van de eerste twee | |||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||
delen moest ook de tweede termijn in zilver geld betaald worden; hiervoor kreeg men een afhaalbewijs voor de volgende delen.Ga naar eind37. Helaas diende men nog even geduld hebben, want in een volgende mededeling werd de verschijningsdatum zeven dagen uitgesteld. De reden hiervoor was dat de vroegere gouverneur van Ambon, Willem Adriaan van der Stel, de beide boekverkopers op het laatste moment nog een kaart van Ambon had geschonken die zij beslist in het boek wilden opnemen.Ga naar eind38. Op 14 september waren de eerste twee delen van Oud en Nieuw Oost Indiën eindelijk gereed.Ga naar eind39. In deze banden beschrijft Valentijn de Molukken in detail. Het eerste deel bevat het voorwerk, zoals Valentijns portret, een gegraveerde titelpagina en frontispiece, de opdracht, de tekst van het privilege en gedichten over het boek en het portret van de auteur. Dan volgen de inleiding van de auteur, gedateerd op 24 augustus 1724, en de lijst van intekenaren. Na een uitgebreide en nauwkeurige beschrijving van de invloed die de Republiek in Indië uitoefende, volgt de beschrijving van de Molukken. Deel twee bestaat uit een beschrijving van Ambon en Ambonnese zaken.Ga naar eind40. Tesamen omvatten de twee delen 388 vellen tekst en 38 vellen met platen, wat neerkomt op zo'n 1500 bladzijden.Ga naar eind41. Tussen 1724 en 1726 werd er weinig over Oud en Nieuw Oost Indiën geschreven. De delen drie, vier en vijf verschenen tenslotte in juni 1726. Zij omvatten 172½ vellen met platen en 810½ vellen tekst; samen ongeveer 3500 pagina's. Het derde deel begint met een nieuwe inleiding, gedateerd op 31 mei 1726, en behandelt de religie, de flora en fauna van Ambon en een aantal eilanden die reeds in de eerdere delen werden beschreven. Daarop volgt een beschrijving van een aantal eilanden in Oostindië, de zaken van Makassar en de handel in landen die met de Verenigde Oost-Indische Compagnie te maken hadden. Deel vier bevat beschrijvingen van Java, de stad Batavia, het stelsel van munten, maten en gewichten die hier gebruikt werden, alsmede het journaal van de reizen die de auteur van en naar Indië maakte. In het vijfde deel worden Chromandel, Perzië, Malakka, Sumatra en Malabar beschreven. Ook geeft de auteur een verhandeling over Japan, Kaap de Goede Hoop en het eiland Mauritius.Ga naar eind42. De auteur had persoonlijk alle delen van zijn werk gecorrigeerd.Ga naar eind43. Uiteindelijk was Oud en Nieuw Oost Indiën veel uitgebreider geworden dan men voor het begin van het project had berekend. De vijf delen telden tweehonderd vellen letterdruk en 85 platen extra. De reden hiervoor was dat Valentijn steeds maar weer nieuwe documenten bleef ontvangen, waarvan hij vond dat ze nog in zijn boek moesten worden opgenomen. Veel van deze documenten zijn ons alleen bekend doordat Valentijn ze in zijn boek verwerkte. Doordat de delen drie, vier en vijf zo dik geworden waren, moesten ze ieder in twee stukken gesplitst worden. Het boek bestaat dus uit vijf delen in acht banden. Door deze uitbreiding was Oud en Nieuw Oost Indiën natuurlijk wel veel duurder geworden en na de veel becritiseerde prijsverlaging van januari 1723, waren de uitgevers genoodzaakt nu opeens met een prijsverhoging komen. De intekenaren moesten ongeveer een kwart meer betalen bovenop de 64 of 86 gulden die zij reeds hadden betaald.Ga naar eind44. De nieuwe prijs voor een exemplaar op normaal papier was 90 gulden, een exemplaar op groot papier kostte 117 gulden. Hiervan was ongeveer de helft al betaald bij inschrijving en bij het afhalen van de eerste twee delen. Voor de laatste drie delen moest de intekenaar dus nogmaals dat bedrag betalen. Voor klanten die niet hadden ingetekend was de prijs zelfs nog hoger; 116 gulden en voor een exemplaar op groot papier 150 gulden.Ga naar eind45. De ‘Generaale uitrekening en schikking der kaarten en prentverbeeldingen’ in het laatste deel geeft de uiteindelijke berekening voor een exemplaar op normaal papier. | |||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
KritiekDoordat Oud en Nieuw Oost Indiën via intekening werd uitgegeven en doordat de uitgevers een dubbele restitutie beloofden als het drukwerk niet op tijd begonnen was, moest al het materiaal zo snel mogelijk nadat zij het ontvangen hadden, gedrukt worden. Mede hierdoor bestaat het boek uit een groot aantal aparte stukken, ieder met een eigen paginanummering en katernsignatuur. Vooral bij de laatste delen komt een nieuwe nummering veelvuldig voor. Valentijn bleef ook nieuwe documenten aan het boek toevoegen. Soms was een onderwerp al in een eerder hoofdstuk behandeld wanneer hij nieuwe informatie ontving. Deze extra informatie werd dan afzonderlijk in een nog te verschijnen deel afgedrukt. Zelfs Van Braam en Onder de Linden wisten niet altijd wat zij konden verwachten, zoals uit de volgende uitspraak, gedaan bij het verschijnen van het eerste stuk van het derde deel, blijkt. ‘In de toekomende maent zullen wij zien wat stoffen het tweede stuk van dit derde deel begrijpt.’Ga naar eind46. Aan de andere kant kon Valentijn natuurlijk niet oneindig blijven toevoegen, omdat het boek dan nog veel dikker en bijna onbetaalbaar zou worden. Bovendien waren er aan de intekenaars reeds toezeggingen gedaan over omvang en prijzen. Zij zouden zeker niet gelukkig zijn met een boek dat steeds maar duurder werd door allerlei toevoegingen. De voornaamste kritiek over Oud en Nieuw Oost Indiën is dan ook dat er geen logisch verband bestaat tussen de verschillende onderdelen en de volgorde waarin ze behandeld worden. Daarnaast zei men dat Valentijn slechts een droge opsomming van feiten en cijfers geeft en dat hij niet interpreteert of verbindt. Dit verleidde een aantal van zijn critici tot de suggestie dat de auteur zijn stof niet beheerste.Ga naar eind47. Bovendien vonden zij dat het aantal woorden dat de auteur gebruikt om zijn onderwerp te bespreken aan willekeur onderhevig lijkt te zijn. China wordt bijvoorbeeld in slechts een paar bladzijden beschreven, terwijl de Molukken tot in detail worden beschreven in ruim twee delen. Anderen waren van mening dat Valentijn het talent ontbeerde om van Oud en Nieuw Oost Indiën de wetenschappelijke studie te maken die de lezers verwachtten. Zijn schrijfkunst was ook niet wat het boek gewild maakte; het dankte zijn populariteit aan het feit dat een vergelijkbare, algemene beschouwing over Indië nog niet eerder was geschreven. Helaas begon in de achttiende eeuw de belangstelling voor de koloniën af te nemen en niemand voelde de behoefte Valentijns werk aan te passen of te verbeteren, zoals dat met beschrijvingen van andere auteurs vaak wel gebeurde.Ga naar eind48. Valentijn werd ook wel verweten dat hij bekrompen en langdradig was, maar sommige delen van zijn enorme werk, zoals de beschrijvingen van personen en plaatsen, van de kolonisatie en uitbreiding van Nederlands invloed, laten zien dat Valentijn wel degelijk in staat was goed proza te schrijven. Vooral in de verslagen van zijn reizen varieert de stijl van bijna bombastisch tot aangenaam leesbaar. Deze reisverslagen werden in 1882 opnieuw uitgegeven en van commentaar voorzien.Ga naar eind49. | |||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||
Ondanks alle kritiek werd Valentijns Oud en Nieuw Oost Indiën nog jaren nadat het verschenen was, beschouwd als het standaardwerk over Indië. Het grote aantal gegevens, feiten en cijfers, de vele unieke documenten en materialen die erin gebruikt zijn en de eigen observaties van de auteur maken dat het boek nog steeds een dankbare bron is voor wetenschappers en geïnteresseerden. Tegenwoordig wordt Valentijns boek meer gewaardeerd om zijn uitvoerigheid en unieke gegevens. De auteur wordt geprezen om zijn rechtsdrang, zijn enorme werkdrift, scherpzinnigheid en doorzettingsvermogen.Ga naar eind50. | |||||||||||||||
Een succesvol projectHet zal duidelijk zijn dat Oud en Nieuw Oost Indiën een bijzonder prijzig boek was en dat alleen de allerrijksten zich konden veroorloven de acht banden aan te schaffen. Gezien het grote aantal intekenaren werd het boek toch goed verkocht. Het lijkt er zelfs op dat het boek in 1753 geheel was uitverkocht. In 1744 moet er nog een aantal katernen of gebonden boeken in voorraad zijn geweest, want Valentijns werk stond toen nog vermeld in de catalogus die werd meegebonden in boeken die rond 1744 werden gedrukt. Tussen 1744 en 1753 moeten alle exemplaren zijn verkocht, want Oud en Nieuw Oost Indiën werd niet meer opgenomen in de catalogus van Joannes van Braams winkelvoorraad die vanaf 4 juni 1753 werd geveild.Ga naar eind51. Wel werd in de boedelscheiding melding gemaakt van de verkoop van platen en kaarten die in Valentijns werk waren gebruikt. Deze werden voor 748 gulden verkocht aan Louis Boddens in Amsterdam.Ga naar eind52. Hoeveel de beide uitgevers aan het project verdienden is moeilijk te bepalen, omdat er geen gegevens over de kosten voor drukken, binden, letters of arbeidskrachten voor handen zijn. Een schatting van de totale omzet komt uit op ongeveer 75.000 gulden. Er namelijk 800 boeken gedrukt, waarvan er 650 bij intekening zijn verkocht voor een gemiddelde prijs van honderd gulden. Zeventig exemplaren zijn aan Valentijn gegeven. Dus bleven er tachtig exemplaren over, die tussen 1724 en 1753 zijn verkocht voor een gemiddelde prijs van 130 gulden. Van de totale omzet moeten dan nog de kosten worden afgetrokken. De helft van deze uitkomst is het inkomen dat iedere uitgever aan het project overhield. Oud en Nieuw Oost Indiën werd slechts eenmaal in zijn geheel uitgegeven. Dit had natuurlijk vooral te maken met de bijzonder hoge investeringen die eventuele uitgevers zouden moeten doen, maar ook met de toezeggingen die Joannes van Braam en Gerard Onder de Linden hun klanten hadden gedaan. Een tweede sterk verkorte editie van drie deeltjes in octavo, zonder platen en kaarten, verscheen tussen 1856 en 1858.Ga naar eind53. Enkele delen van het boek, over Ceylon en over Kaap de Goede Hoop, werden in het Engels vertaald en apart gepubliceerd.Ga naar eind54. |
|