Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 21
(1998)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
De zaak Wyermars of: de ingebeelde tolerantie in de Republiek?
| |
[pagina 2]
| |
en voortgang van hun land als de opkomst en voortgang van de hele wereld beschreven en zichzelf als oudste volk geponeerd. Zodoende moet het begin van de wereld begrepen worden als het ontstaan van de joodse cultuur en de onheilsprofetieën aan het einde van het Oude Testament als reacties op een naderend verval van deze, want zolang de ‘Joodsche staat in zijn bloey was, wiert 'er van geen vergaan des werelts gesprooken, maar doen ze begon te waggelen, hebben de Profeeten 'er van beginnen te voorzeggen [...] niet zonder verwaande gedagten als enkel om te tonen, dat de heele werelt om der Joden wil, was geschapen, en d'andere volkeren maar by hun waren in waardigheyt als uytspeeksel, en in vermoogen als een druppelke van 't dak’. De opstanding van Christus moet niet anders begrepen worden dan als ‘d'opkomst van Christi leer, en d'ondergang der Joodse staat’, dat is ‘klaar’ en ‘by de verstandige Godgeleerden buyten geschil’.Ga naar eind10. Niet alleen de joods/christelijke schepping wordt door hem afgewezen, maar ook de organische vorming van het heelal en aarde uit een toestand van chaos, zoals antieke denkers als Lucretius dit voorstonden, omdat ook dat concept strijdig is met de natuurwetten. ‘Niet alleen dat de Oude Filozofen, van een Chaos gedroomt hebben’, vervolgt Wyermars, ‘Maar ook meest alle de hedendaagse Wysgeeren zijn in de gront daar omtrent 't huis’. Ja, zo algemeen is de gedachte van de ‘ingebeelde Chaos’ dat het schijnt dat alle filozofen malkanderen hier in als blindelings nagevolgt hebben, of 't moet wesen om dat men niet durft stellen, dat de werelt eeuwig, en zonder begin is. Dit beeldense haar in dat de schepping zou vernietigen en weg nemen, daar 't nogtans gelyk wy in 't vervolg sullen sien, zulks met de verstandigst bevatting van God en de Schepping best overeen is koomende. De christenen en joden hebben hun concept van een eenmalige schepping eenvoudigweg ontleend aan de antieken, die ook meenden ‘dat God de wereld uyt den Chaos had gemaakt’Ga naar eind11., welke ontlening hij eldersGa naar eind12. de ‘Christelijken Chaos’ noemt. De filosofie heeft deze ingebeelde chaos altijd gerespecteerd, omdat ze bang was voor Godslasteraar te worden uitgemaakt.Ga naar eind13. Wyermars' opvattingen maken het hem onmogelijk grote delen van de bijbel anders dan allegorisch te begrijpen. Een kritische, allegorische lezing van de Schrift doet voor hem echter zeker niets af aan de waarde ervan: Men vind menschen die geen behoorlijke achting voor de Heylige Schrift hebbende, en hun Goddelykheyt en heylzame Zinnebeelden, en zedelessendoor een waanwijsheyt; niet ziende, alle redenen hebben poogen byeen te brengen, om de schrift van leugentaal verdacht te maken: maar gelijk dit een teken van onwetentheyt is, zo is 't van d'andere kant immers zulken onwetentheyt, en hartnekkig of bygeloof te stellen, dat men geen de minste onderzoeking, omtrent de schrift, of ze in alle deelen wel waar is, of hoe men ze op civielst zou verstaan, mag gedult wordenGa naar eind14. [...] niet om hier door de waarheyt der Schrift verdagt te maaken, gelijk sommigen hier uyt wel zoude willen doen, maar om dat wy een verstandige reden, en oplossing zoude kunnen geven aan die geene, die met al hun pooging de Schrift ons zoeken t'ontfutzelen, wiens Argumenten zomtijts listig zijn, om te verstrikken.Ga naar eind15. Zouden bijvoorbeeld dergelijke cynici vragen hoe het toch mogelijk is dat God tegen Kain, na het vermoorden van zijn broer Abel, zei dat hij nu over de aarde moest zwerven en hem een teken meegaf, opdat hij niet door iemand anders gedood kon worden. Terwijl er toch niemand anders op de aarde bestond dan zijn ouders Adam en Eva, zal men niets | |
[pagina 3]
| |
anders kunnen antwoorden dan ‘dat dit alles na de Joodse inbeelding en begrippen is beschreven. Wy mogen 't voor zo spotagtig houden als wy willen, en onze tronie zo vies en fijn trekken als wy konnen, wy zullen echter deze zaak [...] buyten dit antwoort, niet kunnen oplossen, nogh voldoen, ten minste dat van eenige kragt is’.Ga naar eind16. De bijbel ziet Wyermars als geschreven door machtbeluste joodse priesters, die eeuwenoude, heidense allegorieën annexeerden om impopulaire bestuursmaatregelendoor te drukken. Dit machts- en kennismonopolie is voortgezet door de christelijke kerk, die daarmee greep hield op de maatschappelijke moraal. Door de wetten in een bepaalde gemeenschap geheel of gedeeltelijk godsdienstig te motiveren, spiegelen de machthebbers het volk voor dat het niet alleen een gemeenschapsregel overtreedt, maar ook tegen God zondigt. Dit is volgens Wyermars echter alleen een truc, omdat het gewone volk nu eenmaal niet in staat is burgerstaat of deugd uit eigen beweging trouw te blijven. Dat de predikanten bij wijze van godsbewijs op het geweten en de kennis van Goed en Kwaad wijzen, omdat deze ons van nature aangeboren zouden zijn als vrees voor een opperste godheid, deugt voor Wyermars niet. Deze theorie impliceert namelijk het, volgens hem foutieve, beeld van een heersende en berechtende god, terwijl schoonheid, rechtvaardigheid en ordening voor Wyermars puur menselijke begrippen zijn: Maar, ô! Onopmerkelijken mensch! Wat weeten de dingen doch van schoonheyt en netheyt? Is dit wel iets anders als een aandoeninge en gesteltheyt in ons zelfs? Noemen wy dat geen enkel niet schoon, en net en in order, dat met onze voorbevatte waan overeenkomt, of dat ons vreugd aandoet en aangenaam voorkomt, of vordelijk is en dat het tegendeel, is leelijk en onordentelijk? Hij voegt nog een grapje aan zijn betoog toe over een ‘zeeker Koning van Kastilien’, die gezegd zou hebben dat hij, indien God de wereld geschapen zou hebben, deze zeker aan zijn hof zou hebben ontboden om hem een ferme berisping te geven. ‘Woorden die al vrij wat spotachtig zijn’, geeft Wyermars toe, ‘maar waar toe deezen man, buyten twijfel door yver voor de waarheyt en beuzelachtigheyt van 't gemeen, is vervallen’.Ga naar eind17. Wyermars vindt dat de wereldlijke en kerkelijke magistraten het gewone volk (‘schorry-morry’, zegt hij) niet van vooroordelen en waangeloofbevrijden, maar het daarentegen nog veel meer onwaarschijnlijkheden bijbrengen, leerstellingen die iedere logica ontberen en strijdig zijn met de natuurwetten. Door haar beklemmende greep op de samenleving frustreert de kerk het zuiver filosofisch denken. Onder de calvinistische leerstellingen, zegt Wyermars, zijn er ‘die niet alleen, niet naar waarheyd worden verklaard, maar zelfs ook in de grond geen schaduwe van waarheyd hebben’. Andere stellingen zijn in wezen wel waar, maar hun verklaring blijft ‘buyten alle waarheyt’, zoals het werkelijke bestaan van God.Ga naar eind18. Een verstandelijke verklaring is de enige wijze om deze te doorgronden en ons verstand zegt ons dat we God niet alleen als oorzaak, maar ook als het bestaan zelf en de idee van het bestaan kunnen kennen. Dit betekent echter niet dat God ook drieledig is, maar dat hij zich zo kenbaar aan ons maakt.Ga naar eind19. De oorzaak van het bestaan noemt Wyermars de Vader, het bestaan zelf de Zoon en de idee van het bestaan de Heilige Geest. Hij gebruikt dus de onderdelen van de Heilige Drie-eenheid om zijn hoofdzakelijk spinozistische leer te verduidelijken, waardoor hij de Drie-eenheid van een geloofsartikel omvormt tot een rationeel stelsel: ‘Dus is de Vader dan d'eeuwige reden, oorsaak of vermogen des uitgestrekte bestaan, de Zoon 't afschijnsel van 's Vaders heerlijkheyt, en | |
[pagina 4]
| |
't uytgedrukte beeld zijner zelfstandigheyt, en de Heilige Geest of denking, de eeuwige bevatting, of bevesting van de kracht of vermogen des Vaders, door 't bestaan des Zoons’.Ga naar eind20. Wyermars geeft toe dat zijn visie op God wat controversieel is: En alhoewel ik wel weet, dat dit alles, zoo als 't van my verklaart is; juyst geen ingang zal vinden. Ja by zommige, geacht zal worden, al te oneerbiedig van de Goddelijke Majesteyt gesproken te zijn, Ik zal my dien laster niet bekreunen! Als ik maar versekert ben, dat ik met veel meerder eerbied, van de Goddelijke Majesteyt spreek. Want hoe iemant, na mijn gedagten, zuyverder van God spreekt, en gevoelt; hoe hy hem meer eerbiet aan doet, en hoe hy aan God meer beuzelachtige dingen toe-eygent. Hoe hy hem meer onteert! Laat my dan iemand lasteren, en vervolgen, 'k zal my zulks gewillig, om 't zuyvere begrip van den Drieeenigen God onderwerpen!Ga naar eind21. Publicatie van Den ingebeelde ChaosGa naar eind22. Juni 1710 levert Hendrik Wyermars het manuscript van Den Ingebeelde Chaos en gewaande Werels-wording in bij de, eveneens Amsterdamse, drukker Wybrant AlexandersGa naar eind23., die zijn bedrijf heeft in de Langebrugsteeg, hoek Rokin, waar hij ook woont (in de kelder). Het boek verschijnt op 16 juni 1710 in een oplage van tenminste 400 exemplaren. Wybrant Alexanders plaatst een advertentie voor het boek in de Haagse CourantGa naar eind24. van 16 juni 1710, maar een latere advertentie in deze krant wordt door hem teruggetrokken ‘om dat de Menschen hem sulx geraden hadden’. Wanneer hij met een boekenkraam in Zwolle staat, probeert Alexanders eveneens het boek te verkopen, maar bergt het weg wanneer een ‘seker Burgerman’, die het boek gezien heeft, hem zegt: ‘doet het weg houd het aan een kant’. Na ongeveer een week krijgt Alexanders bezoek van een predikant. Philippus van LimborchGa naar eind25. beschrijft niet lang daarna: Het is gebeurd dat Dominee SibersmaGa naar eind26. over het rokkin gaende, voor bij het winkeltje des boekverkopers, hem, ofte zijn Vrouw gewaerschouwt heeft, dat hij dat boekje niet meer zoude verkopen, dat het een schadelijk boekje was, en dat hij over 't verkopen van 't zelve lichtelijk in zwarigheit zoude kunnen geraken. Daer op heeft hij het boekje in huis genomen, en niet weder willen verkopen, schoon hem veel hooger prijs wierd geboden, dan het voor heen verkoft wierd. Ondanks het feit dat Alexanders kennelijk de verkoop van de Ingebeelde Chaos had gestaakt, stelt Sibersma de kwestie alsnog aan de orde in de ‘ordinaire vergadering’ van de gereformeerde kerkenraad van 26 juni 1710. Hier komt ter sprake dat er onlangs een ‘seker boek [...] van ene Hendrik Wyermars’ is uitgekomen, de ‘Ingebeelde Chaos, behelsende alle de grouwelijke en gods lasterlijke gevoelens van Spinosa op het alderduidlijxste en onbeschaamste voor gesteld’. Sibersma vertelt tot ‘verschooning’ van drukker Alexanders dat hij geen vermoeden heeft gehad van de schadelijkheid van het boek en dat hij er spijt van heeft het gedrukt te hebben. Er wordt besloten een commissie te formeren, die de schadelijkheid van het boek zal gaan onderzoeken. Ook zal dan een uittreksel worden gemaakt, met daarin de ‘aller aanstotelijxte en godlooste stellingen’ en dit zal worden voorgelegd aan het stadsbestuur, ‘om over so stoute en onbeschaamde uijtbrakinge van de atheisterije, op het aller Ernstigste te Clagen’. Een delegatie van de kerkenraad, erop uit gestuurd om een exemplaar van de Ingebeelde Chaos bij Wybrandt | |
[pagina 5]
| |
Alexanders te bemachtigen, vangt bot, omdat hij dit weigert af te geven. Wanneer ze echter met een officiële verordening, een acte van condemnatie, terugkomen, komt Alexanders er niet meer onderuit. Hij weigert er echter geld voor te ontvangen. Op 3 juli wordt verslag door de commissie uitgebracht: de Ingebeelde Chaos is inderdaad lectuur van de allerschadelijkste soort. Het bevat ‘verscheijde pernicieuse Stellingen, en gevoelens, aenloopende niet alleen tegens de leere van onse kercke, maer oock genoegsaem, van meest alle verdere leeren en religien’. De commissie heeft de vreselijkste passages uit de Ingebeelde Chaos al geselecteerd en deze aan de burgemeesteren voorgelegd. Van Limborch schrijft: ‘Er is over dit boekje veel beweging geweest, zoo dat de Heeren Burgemeesteren van Amsterdam bewogen zijn geworden om den Heer Officier te recommanderen het zelve te examineeren, en verder naer bevind der zaken tegen den auteur te procederen’. Wyermars wordt op 1 oktober gearresteerd en Alexanders niet lang daarna. Bij arrestatie van de laatste worden nog maar veertig exemplaren van de Ingebeelde Chaos in zijn woning en winkel gevonden. De rest zegt Alexanders hebben verkocht, onder anderen aan Wyermars zelf, die zich had verplicht veertig stuks van Alexanders af te nemen. Zowel Alexanders als Wyermars worden uitgebreid door schout en schepen verhoord, waarbij de laatste ‘zeer stout tegen Heren schepenen’ spreekt: Als hij dan over zijn [deterministische, MG] stellingenGa naar eind27. geëxamineert wierd, zoo zeit men dat hij onder anderen gezeit zoude hebben: ‘Mijne Heeren, als gij in uw gemoed gaet, gij zult bevinden dat gij alle met mij van het zelfde gevoelen zijt: Ziende namelijk daer op, datze alle gevoelen Godts eeuwige predestinatie en besluit, volgens welke alles noodzakelijk zoo geschieden moeten den tijd, gelijk het geschied. En dat is qualijk genomen’. Dat blijkt: op 30 oktober wordt Hendrik Wyermars veroordeeld tot vijftien jaar eenzame opsluiting in het Amsterdamse Rasphuis ‘sonder Pen, Int of Papier’. Daarna volgt dan nog vijfentwintig jaar verbanning uit Holland en West-Friesland en bovendien een boete van 3000 gulden. Wybrandt Alexanders wordt aanzienlijk milder gestraft met twee jaar verbanning uit de stad. De protocollen van de Amsterdamse kerkenraad vermelden op 16 oktober 1710 het volgende over deze affaire: De vergadering ‘vint [...] goet te decerneren aan de E. Burgemeesters en haar Ed grootachtbare voor eerst door de praeses geattesteert van die selve ouderling te doen bedanken voor hunne godvruchtige iver in 't laten arresteren van den maker en drukker van het bewuste boekje genaamt “Den ingebeelden chaos etc” betoont, en dus bij die gelegentheijt den schadelijke toeleg en verderflijke gronden in dese nieuwlijk uyt ende gekomen Extracten vervat beoogt op dit aldernadrukkelijkste [...] en hunne te versoeken tot weering van dit verderflick soort van Geschriften’.Ga naar eind28. Naar analogie van het geval van collega-atheïst Adriaan Koerbagh, die al na anderhalf jaar eenzame opsluiting stierf, kan men veronderstellen dat Wyermars zijn Rasphuisstraf niet heeft overleefd. In ieder geval heb ik na 1710 geen spoor meer van hem teruggevonden.
Atheïsme in de Republiek rond 1700 Hoe hard Wyermars' bestraffing ook moge overkomen, zij staat zeker niet op zichzelf. De overheid van de Republiek greep, anders dan wel gesuggereerd isGa naar eind29., incidenteel zeer krachtig in bij verdenking van atheïsme. Vooral rond 1700 lijkt er een tendens naar een feller offensief tegen ‘ongodisme’ waarneembaar. Redenen daarvoor zijn niet met | |
[pagina 6]
| |
zekerheid te geven. Misschien speelden de interne spanningen binnen de gereformeerde kerk een rol, misschien had Spinoza een ideologische panieksituatie doen ontstaan of moet men het eerder duiden als noodgreep van de kerk om haar dan al verslappende greep op de maatschappij te herwinnen. In ieder geval heeft de beweging van de Nadere Reformatie, onder leiding van de Leidse hoogleraar Voetius, een conservatieve invloed op het Nederlandse geloofsleven uitgeoefend door consequent iedere nieuwe filosofie als atheïstisch af te wijzen. Voetius' tegenhanger, de Utrechtse professor Coccejus, toonde meer interesse voor de filosofie en gebruikte Descartes' leer zelfs om zijn persoonlijke opvattingen over bijbelexegese te ondersteunen. Hij en zijn volgelingen (waaronder Sibersma), de coccejanen, toonden echter zo mogelijk nog meer dan de voetianen afschuw voor filosofen als Spinoza en Hobbes, waarschijnlijk omdat deze, anders dan Descartes, definitief afstand namen van het traditioneel bijbels denken. Deze breuk met de traditie sloeg in de Republiek wél aan bij een groep Nederlandse denkers, die met name Spinoza's ideeën gebruikte om hun eigen visie op de werkelijkheid te formuleren. Men denkt dan meestal aan min of meer religieus geïnspireerde schrijvers als Jarig Jelles, Pieter Balling, Johannes Bredenburg, Willem Deurhoff, Fredericus van Leenhoff en Pontiaan van Hattem. Wyermars lijkt echter meer thuis te horen in een alternatieve beweging, die geassocieerd kan worden met Lodewijk Meyer, mensen als Adriaan KoerbaghGa naar eind30., Adriaan BeverlandGa naar eind31., Johannes DuijkeriusGa naar eind32., Antony van DalenGa naar eind33., Erik van WaltenGa naar eind34. en Dirk SantvoortGa naar eind35.. Hoewel het niet mogelijk is een allesomvattend verband van de bewuste denkers te formuleren, zijn er wel duidelijk gemeenschappelijkekenmerken: ze schreven overwegend in het Nederlands, behoorden vooral tot de zogenaamde middenstand en woonden in een grote stad. Een duidelijk verschil met eerstgenoemde groep vrijdenkers is hun fellere toon, hun meedogenloze spot en ergernis ten aanzien van de kerk, in een uiterst offensieve, compromisloze stijl. Er spreekt uit hun publicaties een sterk idealisme, een behoefte de wereld definitief van het waangeloof en illusies te bevrijden en de werkelijkheid nog uitsluitend in het licht van de Rede te bezien. Het begrip Verlichting heeft voor deze mensen al een centrale en overheersende plaats in hun bestaan en ze plaatsen het, sterker dan vrijwel alle filosofen van hun tijd, in contrapositie met de Openbaring. Deze mensen waren naar de normen van hun tijd werkelijk atheïstisch, omdat ze een definitieve breuk met de traditionele kerkleer voorstonden en bewust de grenzen van de toelaatbaarheid overschreden, door de ideologische steunpilaren van de joods/christelijke religie te ondermijnen. Het ging hun namelijk niet slechts om het ‘bijstellen van de geloofsleer op rationele gronden, maar om het verwerpen daarvan om plaats te maken voor een volledig “filosofisch” geloof’.Ga naar eind36. Wie aandachtig de protocollen doorleest van de kerkenraden, de classes en de synoden, komt hun namen dan ook bij voortduring tegen (nog vaker zelfs dan Spinoza), waarbij de woorden ‘atheïstisch’, ‘godloos’, ‘vuil’, ‘lasterlijk’ en ‘spinozistisch’ het meest overheersen. Ook de wereldlijke overheid reageerde, ondanks haar fameuze vrijgezindheid, juist op déze mensen uitzonderlijk hard en allen hebben op de een of andere manier te maken gekregen met verbod van hun werk of (vaak zeer harde) vervolging van hun persoon. Dat ze daarbij, op Beverland na, allen in de volkstaal schreven, zal de angst voor bedreiging van de geestelijke volksgezondheid zeker versterkt hebben. | |
[pagina 7]
| |
Dat iemand als Jacob Campo Weyerman, ondanks zijn beruchte reputatie, niet met Wyermars geassocieerd wenst te worden, is wellicht opmerkelijk maar niet onbegrijpelijk in een samenleving die nog zo door het geloof bepaald werd, dat radicale atheïsten als Hendrik Wyermars in de ogen van het kerkelijk én wereldlijk gezag niet slechts tegen God zondigden, maar als een regelrecht gevaar voor de samenleving werden beschouwd. |
|