Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 20
(1997)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Verscheyde Byzonderheden, tot nog toe by geen schryvers aangeraakt
| |
Weyerman informatiefHoe kwam Weyerman aan zijn feiten? Ook Hanou constateert met betrekking tot de zesde samenspraak tussen Barthold Schwarz, Laurens Coster en Columbus, waarin | |
[pagina 116]
| |
tevens biografieën van Christoffel Plantijn en Aldus Manutius zijn opgenomen, dat Weyerman ruim gebruik heeft moeten maken ‘van historische bronnen, lofdichten, grafdichten, terwijl voetnoten geen zeldzaamheid zijn’. De biografieën zouden goed passen ‘in de door Weyerman in deze aflevering gehanteerde opzet duidelijke historische informatie te geven, zonder literaire onderbrekingen’.Ga naar eind3. Hetzelfde kan men opmerken over de hier aan de orde zijnde zevende samenspraak. Er zijn echter meer overeenkomsten tussen deze twee samenspraken. De meest opvallende overeenkomst is dat ze beide in de voorafgaande aflevering worden aangekondigd met een nogal uitdagende ‘Waarschouwing’, waarin de nadruk wordt gelegd op de nieuwswaarde. Achter de vijfde samenspraak belooft Weyerman dat hij ‘in die drievoudige 't Zamenspraak verscheyde Byzonderheden, tot nog toe by geen Schryvers aangeraakt, [zal] aanhaalen, en het Werk met onderscheyde hedensdaagsche Personagien vervrolyken’.Ga naar eind4. Kennelijk in reactie op gekregen kritiek meldt hij in zijn ‘Waarschouwing’ achter de zesde samenspraak, waarin hij de aflevering over Dante, Petrarca en Ronsard aankondigt: ‘Den Schryver zal Zonneklaar aantoonen, Dat zyn Zamenspraaken niet zyn opgepropt met duystere, ingewikkelde, en niet al te stichtelyke Uytdrukkingen, [...]; maar in tegendeel Byzonderheden behelzen, tot nog toe by geen Schryvers behandelt op een ordentelyke en op dezelve tyd vrolyke Schryfwyze’.Ga naar eind5. Weyerman legt hier zoveel nadruk op de originaliteit van zijn samenspraken dat zelfs een argeloze, niet in Weyerman gespecialiseerde lezer achterdochtig wordt. | |
Weyerman plundertZoals hierboven al is opgemerkt, waren de levensberichten volgens de stand van wetenschappen toentertijd redelijk correct. Wanneer men ze echter leest met de hedendaagse kennis, zijn er enkele zaken aan te wijzen die nu naar het rijk der legenden verwezen worden. Eén daarvan is de mededeling over Dante dat hij twee geliefden zou hebben gehad.Ga naar eind6. In Pierre Bayles Dictionnaire historique et critiqueGa naar eind7. vindt men dit feit vermeld onder verwijzing naar Isaac Bullarts Academie des sciences et des arts.Ga naar eind8. Deze Isaac Bullart werd in 1599 in Rotterdam geboren, maar werd na de dood van zijn vader op elfjarige leeftijd naar de jezuïeten in Bordeaux gestuurd, opdat de hervormde geest hem niet zou kunnen aanraken. Na zijn studie vestigde hij zich eerst te Brussel en later, in 1629, in Arras (Atrecht). Hij trouwde de portretschilderes Anna Francisca de Bruyns. In Arras werd hij bestuurder van de bank van lening en was hij een geacht man. Hieruit vloeide zijn benoeming voort tot rentmeester van de abdij van St. Vaast, waar Maximiliaan van Bourgondië abt was. Hij werd door koningin Anna van Oostenrijk met de ridderorde van St. Michel vereerd. Bullart verzamelde boeken met de nadruk op de levensbeschrijvingen van verdienstelijke mannen op velerlei gebied. Op basis hiervan stelde hij een biografisch werk samen, dat, tien jaar na zijn dood in 1672, door zijn zoon Jacques Ignace Bullart zou worden uitgegeven.Ga naar eind9. De zoon bewerkte het materiaal, breidde het uit en voegde nieuwe levensbeschrijvingen toe. Ook deelde hij het materiaal in verschillende afdelingen in, waarmee het werk een systematisch aanzien kreeg. | |
[pagina 117]
| |
Het is een hele verrassing om in het tweede deel van dit werk in de afdelingen vier, vijf en zes in precies dezelfde volgorde acht van de negen hoofdpersonen uit de zesde, zevende en achtste samenspraak van Weyerman tegen te komen. Alleen het laatste personage, Godfried Kneller (1646-1723) ontbreekt om een voor de hand liggende reden: hij leefde te laat. Afdeling vier van Bullarts Academie bevat biografieën van ‘Inventeurs des Arts’ en ‘Illustres dans la Navigation, la Geographie, Cosmographie & Mathematique’.Ga naar eind10. De eerste biografie is van Barthold Schwartz, de derde van Laurens Coster en de zevende van Christoffel Columbus. Bij vergelijking met de levensbeschrijvingen van deze personen bij Weyerman is vanaf de eerste alinea duidelijk dat Weyerman hier Bullaerts tekst, op een aantal grotere en kleinere uitweidingen na, getrouw heeft vertaald. En niet alleen deze drie biografieën. Ook Bullarts tweede biografie, van Gutenberg, wordt door Weyerman ondergebracht in de samenspraak tussen Schwartz en Coster. Wanneer Columbus na zijn levensverhaal de biografie geeft van Vespucci, is dit de vertaling van Bullarts achtste biografie in dezelfde afdeling. De toegiften van Weyerman, de levensbeschrijvingen van Plantijn en Manutius, behelzen een vertaling van Bullarts vierde en vijfde biografie. In de zesde afdeling van het tweede deel van de Academie worden de ‘Peintres illustres du Pays-Bas, & autres de deça les Monts’ behandeld.Ga naar eind11. Als nummer 37 is dit Rubens, als nummer 38 Van Dyck. Afgezien van de eerste zin en een aantal kleine passages in de biografie van Rubens, heeft Weyerman geen gebruik gemaakt van Bullarts Academie. Hij gaf kennelijk de voorkeur aan andere bronnen en door hemzelf in het schilderscircuit opgevangen wetenswaardigheden. Op dit terrein is hij Bullart de baas en heeft hij hem niet nodig als informant. Dat lag echter geheel anders bij de zevende samenspraak tussen Dante, Petrarca en Ronsard, het uitgangspunt van dit artikel. Deze levensbeschrijvingen werden door Weyerman, inclusief lofdichten en grafschriften, grotendeels uit Bullarts Academie overgeschreven. | |
Ridiculisering van RonsardEvenals in de zesde samenspraak, waar Columbus later op het toneel verschijnt, komt de derde persoon, Pierre de Ronsard, pas in het verhaal voor vlak voordat Petrarca aan zijn levensbeschrijving begint. Petrarca was nog maar nauwelijks klaar met zijn zedekundige verhandeling over de verachting des doods, of hij roept uit: ‘Maar wie komt gins aanwaaren bekranst met Lauwerieren, en zo vrolyk zingende als een zorgeloos Reyziger die zyn Wissels trekt op de Barmhartigheyt der Stedelingen, en op de Medelydzaamheyt des Boeren?’ Dante herkent hem onmiddellijk: Wie, Petrarca, Ha! den Prins der Fransche Dichters. Een Poeet die de Stelling eens onbekende Wysgeers heeft opgemaakt, Dat de Beschaafdheyt des Geests bestaat in eerlyke en in delikaate Vindingen te bedenken. Hy schynt vrolyk te zyn, en na ik hooren kan is hy bezig om een Klinkdicht van zyn Maaksel, en aldus onbetaalt, op te snyden. Ronsard wordt door Dante uitgenodigd zich bij hen te voegen op voorwaarde dat ook hij, na Petrarca, zijn levensverhaal zal vertellen. Ronsard heeft hier wel oren naar: | |
[pagina 118]
| |
O met alle Vermaak des Weerelds zal ik uw daar mee poogen te verpligten, want gelyk als blykt uyt de veelvoudige Fransche Memoires; Men steelt de Ziel van een Gaulois wanneer men hem verzoekt om te moogen Papegaayen over zyn Leevensgevallen.Ga naar eind12. De wijze waarop Weyerman hier Ronsard introduceert en hem ook later in diens biografie zal behandelen, staat in tegenstelling tot de manier waarop hij met Dante en Petrarca omgaat. De Toscaanse dichters worden neutraal ten tonele gevoerd en hun biografie wordt keurig uit het Frans van Bullart vertaald, vooral in de biografie van Dante onderbroken door uitweidingen waarin Weyerman enkele stokpaardjes berijdt, of bij Bullart onvermeld gebleven feiten toevoegt. Deze ingrepen zijn niet, zoals wel het geval is bij Ronsard, tegen Dante of Petrarca gericht, maar duidelijk bedoeld om de weinig spannende levensbeschrijvingen van Bullart te verlevendigen. Ook reeds door Dantes vertoog over de eigenliefde, waarmee de samenspraak wordt geopend, zijn beide dichters eigenlijk al gewaarschuwd: opsnijden over hun daden kan nauwelijks aan de orde zijn. Ronsard is dan nog in geen velden of wegen te bekennen. Uit de manier waarop Weyerman zijn Franse bron vertaalt en interrumpeert, zijn een paar bedoelingen op te maken die hij met deze samenspraak heeft gehad. Een groot aantal van zijn uitweidingen is òf anti-paaps, òf anti-frans, òf anti-adel. Een onheilspellend uitgangspunt voor Ronsard, die zowel goed katholiek, Fransman, als edelman was. | |
DanteDe helft van de biografie van Dante bestaat uit een vertaling van Bullarts Academie. De vertaling is vrij letterlijk met hier en daar een verfraaiing van de tekst. Als voorbeeld moge dienen een passage die op het eerste gezicht erg Weyermanniaans lijkt, maar toch overgenomen blijkt te zijn uit zijn Franse bron. Na de feitelijke levensbeschrijving schetst Bullart kort karakter en uiterlijk, en geeft een opsomming van de werken die Dante naast La divina commedia nog meer heeft geschreven. Ce grand Poëte estoit d'un temperament melancholique: il parloit peu à l'exemple des anciens Philosophes; mais ses discours faisoient des puissantes impressions sur les esprits; quoy qu'ils fussent un peu trop libres pour plaire aux oreilles delicates des Princes. Il avoit la taille mediocre; la face longue; le nez aquilin; la levre d'en bas grosse, & poussant en dehors; les cheveux noirs, & crespus. [...]. Il composa encore deux livres de l'Eloquence vulgaire; un autre intitulé la Monarchie, où il s'efforce de prouver que le Pape n'est point au dessus de l'Empereur, & n'a aucun droit sur l'Empire, directement contre la Clementine Pastorale; qui pretend l'un & l'autre [...].Ga naar eind13. Weyerman vertaalt als volgt: Ik was van een droefgeestige Ziels en Licghaams Gesteltenis; ik sprak weynig in navolging der oude Wysgeeren, maar myn Diskoersen deeden kragtige Indrukken op de Geesten, alhoewel die Discoersen wat te los en te openhartig waaren om te behaagen aan het delikaat Gehoor der Vorsten. Ik had een middelmaatig Postuur, een lang Aangezigt, een Arends Neus, een dikke Onderlip, en een wat voor uytsteekende, met zwart en gekroest Haair. [...] Nog schreef ik twee Boeken over de gemeene | |
[pagina 119]
| |
Welspreekendheyt, het Eerste was getytelt de Monarchy, waar in ik Hemel en Aarde bewoog om te bewyzen, dat den Paus niet is verheven boven den Keyzer, en het minste Recht niet heeft over het Keyzerryk, vlak tegens aan den Klementynsche Herderlyken Brief; [...].Ga naar eind14. | |
PetrarcaPetrarca's levensbeschrijving is, op een kleine passage en twee lange uitweidingen na, geheel vertaald uit de Academie. De eerste uitgebreide invoeging betreft Petrarca's drie vloeksonnetten tegen de paus in Avignon. Deze drie sonnetten waren sinds het eind van de zestiende eeuw tot ver in de zeventiende eeuw gretig vertaald in de protestantse Nederlanden.Ga naar eind15. Petrarca citeert ze op verzoek van Ronsard.Ga naar eind16. Weyerman geeft in een voetnoot zijn vindplaats van de door hem gebruikte vertaling, namelijk Boom der kennisse van de predikant Hubertus van der Meer.Ga naar eind17. Bullarts tekst wordt ook in Petrarca's levensgeschiedenis weer letterlijk vertaald, op een enkele emulatie in woordkeus, een enigszins vrije vertaling, of een kleine ingreep ten behoeve van een natuurlijk verloop van de samenspraak na. Ter illustratie kan de volgende passage dienen, die alle drie de elementen in meerdere of mindere mate in zich heeft. Ook dit citaat heeft weer betrekking op het karakter van de beschreven persoon. Bullart: La propension qu'il avoit à la vertu, & à la science éclatoit tellement sur son visage, qu'estant un jour à la Cour de Galeas Vicomte de Milan parmy plusieurs personnes de qualité, & Galeas ayant commendé à son fils de luy montrer le plus sage de la Compagnie; l'enfant aprés avoir tourné les yeux de tous les costes alla prendre Petrarque par la main, & l'amena à son pere au grand étonnement des assistans.Ga naar eind18. Weyerman maakt van de gelegenheid gebruik om Dante te laten vragen: Staat het my vry om uw terloops te vraagen, dierbaare Petrarcha, of dat Waarheyt of Leugen is, dat men uw geneygdheyd tot de Deugd kon zien doorstraalen in uw Weezen? Petrarca antwoordt in alle bescheidenheid: Schoon dat eenigszins aan myn Zeedigheyt verveelt, iets diergelykx toe te stemmen, echter zal ik die thans vergeest ben uw dat Voorval verhaalen. Mochten hier al sneren worden uitgedeeld aan het adellijk gezelschap, dan treffen deze niet Petrarca. | |
[pagina 120]
| |
RonsardHiervoor werd reeds de ontvangst van Ronsard door Dante en Petrarca geschetst, waarin de dialoog tussen beide laatsten niet zonder ironie was. Ronsard valt, een sonnet declamerend, midden in hun gesprek. Vervolgens is uitgerekend hij degene die naar Petrarca's vloeksonnetten vraagt. Wanneer hij uiteindelijk zijn levensgeschiedenis begint te vertellen, valt meteen een verschil in toon op. Na een korte uiteenzetting over de in cultureel opzicht barbaarse tijden in Frankrijk, waaraan een einde gemaakt werd door een aantal personen, een uiteenzetting die men ook uit de mond van Dante ten aanzien van Italië had vernomen, presenteert Bullart Ronsard: ‘Pierre de Ronsard paroist au premier rang de ces illustres Restaurateurs, avec ce titre glorieux de Prince des Poëtes François’.Ga naar eind20. Weyerman zet Ronsard als volgt neer: Ik Pieter de Ronsard kom nu op het Tonneel voor den Oppergonsteling dier Maagden of Zanggodinnen, als die scheep kom met een adelyke Geboorte, (dat gebeurt aan weynig Dichters) en met een verheve Kennis, (dat is maar zo nu als dan het Lot der Edelluyden) en die beyde Voorrechten zal ik bepleyten.Ga naar eind21. Op een enkele snerende passage na vertaalt Weyerman vervolgens weer vrij netjes, ook al is de woordkeus hier en daar wat baldadig. In een passage waarin Weyerman Bullart niet volgt, worden Ronsards latere liefdesgedichten belachelijk gemaakt: Maar, lacgh niet Heeren Mededichters, ik verliefde op die tyd, (dat is, in myn yskouden Ouderdom, en toen ik al ommers zo zeer gepynigt wiert door dat Duy**ls Flerecyn als Campos Vriend den Zoons Zoon van den Grooten Armyn) op een schoone jonge Juffer, [...].Ga naar eind22. Vlak voor de beschrijving van Ronsards dood deelt Bullart mee: Il fit son Testament cinq jours avant sa mort; donna une partie de ses biens à l'Eglise, une autre aux Pauvres, le reste à ses parens & serviteurs: [...].Ga naar eind23. Weyerman geeft hier een malicieuze draai aan door de toebedeelde gelden te specificeren: Vyf Dagen voor myn Dood maakte ik myn laatste Wil; ik gaf een Gedeelte van myn Middelen aan de Kerk, een minder Gedeelte schonk ik den Armen, en met het Overige beloonde ik myn Vrienden, Bloedvrienden, en Huysbedienden.Ga naar eind24. Wanneer Ronsard zijn verhaal heeft beëindigd, gaat hij nog voort met het declameren van twee van zijn sonnetten, die hij ieder van een inleidinkje voorziet, waarin hij de aanleiding tot het schrijven van deze gedichten geeft. Deze uitweiding komt geheel uit Weyermans pen. Het karakter hiervan is puur satirisch. Het sonnet dat door Ronsard voor zijn geliefde Cassandre werd geschreven, laat Weyerman slaan op Maria Stuart.Ga naar eind25. Hiermee forceert hij een overgang naar het curieuze einde van de samenspraak, waarin hij naar aanleiding van het droeve lot van Maria Stuart, die door toedoen van koningin Elizabeth van Engeland om haar | |
[pagina 121]
| |
katholieke geloof op het schavot eindigde, een kleine zedekundige verhandeling houdt. Voorafgaand aan zijn eigen tekst vertaalt hij, keurig met een verwijzing naar zijn bron, een klein gedeelte uit de lofrede van Brantome op Maria Stuart.Ga naar eind26.
Wat beoogde Weyerman met deze samenspraak? Het komt mij voor dat hij aan zijn verplichtingen om een aantal samenspraken te publiceren op een vrij eenvoudige wijze kon voldoen, door twee van de afleveringen voor een fors gedeelte te baseren op Bullarts Academie. Tevens zal het voor hem een oefening zijn geweest in het schrijven van biografieën. De keuze van juist deze drie dichters, die in die tijd nog wel naam hebben, maar niet meer zo populair waren, zal ingegeven zijn door het feit dat deze drie biografieën bij Bullart voor Weyerman de smakelijkste verhalen opleveren. Ook waren de meeste dichters die Bullart behandelt, in Weyermans periode vrijwel allemaal in vergetelheid geraakt. Ook Bullart was toentertijd kennelijk onbekend, gezien het feit dat Weyerman hem kon plunderen zonder zelfs een voetnoot aan hem te wijden. |
|