Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 20
(1997)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
De Vrolijke reis van Gerrit Paape
| |
A trip to HollandBeckets A trip to HollandGa naar eind5. is een roman in twee delen in de traditie van Laurence Sternes | |
[pagina 52]
| |
Sentimental journey (1768). In grote lijnen is het een episodisch verslag van een tamelijk traditionele reis door het Hollandse landschap, zonder een duidelijke plot en met beschouwingen naar aanleiding van de opgedane indrukken. Becket was geen begenadigd auteur, maar verkeerde in gunstige omstandigheden om evenals vele anderen een graantje mee te pikken van het succes van Sternes werk. Zijn vader Thomas was uitgever van de werken van Sterne en zelf was hij redacteur van The monthly review. In het voorwoord voor het eerste van zijn uit twee delen bestaande werk komt hij daar rond voor uit en de lezer herkent in de tekst verschillende toespelingen op figuren uit de Shandy-familie. Becket coquetteert zelfs hier en daar met zijn afhankelijkheid van Sterne: ‘O! for the pen of a Sterne to describe the emotions of my heart; but it were needless to attempt it.’ (I, 152) Op dit imitatie-aspectwordt in de kritiek het meest ingegaan. Het European magazine (1787) meent dat de auteur wel over enige kwaliteiten beschikt, maar denkt dat deze beter tot hun recht waren gekomen wanneer hij maar niet zo krampachtig had getracht de lezer met een Sterne-imitatie te plezieren.Ga naar eind6. Dat de Monthly review nogal tevreden is over de navolging, waarvan ‘we do not think Shandy himself would have been ashamed to acknowledge this brat’, is gezien Beckets banden met dit tijdschrift te begrijpen.Ga naar eind7. Hoewel beide delen in 1786 uitkwamen, had Becket kennelijk gelegenheid om in het tweede deel te reageren op de kritische aanmerkingen die het eerste deel uitgelokt had. In het voorwoord voor het tweede deel tracht hij de verdenking van epigonisme te bestrijden: I had taken Sterne for a model, without meaning at all times to copy his manner, which is uniformly narrative. The present Publication, therefore, is chiefly an account of the people in general: their manners and customs. The characters of individuals have, for the most part, gone before. (II, 3-4) Het tweede deel blijkt echter zelfs minder gelukkig dan het eerste. Was er daar nog sprake van een zeker verband tussen de personages en kwamen bepaalde relaties en thema's steeds terug, deel twee heeft een veel losser verband en Beckets imitatie van Sterne vervaagt tot een oppervlakkige verre verwant. Juist hier zijn de meeste toespelingen op Shandy-figuren te vinden, maar de verzuchtingen en uitroepen zijn tekenen van louter uiterlijke familietrekjes. Overigens niet alleen in de romanstructuur is Becket cliché-matig, ook in de weergave van route en bezienswaardigheden volgt hij de door de bekende reisgidsen en -verhalen gebaande paden. | |
Launige Reise durch HollandSinds Johann Joachim Bodes vertaling in 1768 van Sternes A sentimental journey was men in het Duitse taalgebied rijp voor Yorick en de zijnen. Het enthousiasme, zowel voor de ‘sentimental novel’ als voor de ‘rational novel’ Tristram Shandy, bereikte grote hoogten. Hoewel van beide romans ook andere vertalingen verschenen, hadden die van Bode verreweg de grootste invloed en werd hij beschouwd als degene die Sterne het meest adequaat weergaf. Bode was een voorstander van het woord voor woord vertalen. Toch begint al bij hem een zekere verwijdering van het origineel door zijn pogingen om persoonlijke omgangstaal in te voeren. Bode is gemeenzamer met de lezer doordat de tekst bij die pogingen enige vergroving ondergaat en ook komischer wordt. Dit, gevoegd bij een groter aantal onderbrekingen, duistere passages en fragmentarische teksten, vormde de afwijking in stijl die waarschijnlijkjuist het grote succes van Sterne in Duitsland heeft veroorzaakt. | |
[pagina 53]
| |
De vertalingen van navolgingen of van vertalingen (Frans!) van navolgingen maakten de afwijking uiteraard steeds groter.Ga naar eind8. Waarom in de titel van Launige Reise aan Yorick wordt gerefereerd is nu wel duidelijk. De lezers zijn kennelijk nog steeds enthousiast over het genre, zulks in tegenstelling tot de critici. Hoewel de recensenten toegeven dat er veel slechtere voorbeelden te vinden zijn, tonen ze zich toch niet erg met het werk, noch de vertaling ingenomen. Wat hen verder stoort is de beschreven regeringsvorm: in 1795 komt Willem V als rechtmatige erfopvolger gedateerd over, terwijl dat ten tijde van de Trip (1786) geenszins het geval was.Ga naar eind9. Zeker in het begin volgt Reichel zo getrouw mogelijk zijn voorbeeld. Voor alles is een equivalent en de woordschikking blijft grotendeels intact. Afwijkingen zijn voornamelijk te wijten aan slordigheden of kunnen anderszins gemakkelijk worden verklaard (bv. een ingevoegd citaat van Schiller waar sprake is van ‘de ware genie’). Daarnaast ontdekt men echter subtiele mutaties, die ongetwijfeld te wijten zijn aan de invloed van Bode. Diverse verkleinwoorden en gemeenzame uitdrukkingen sturen aan op een vermindering van de afstand tot de lezer, een suggestie van intimiteit. Tegelijkertijd veranderen de in de Engelse tekst mogelijk als licht erotisch gesuggereerde uitdrukkingen in plattere varianten, zoals: The lady immediately fixed her eyes upon me (I, 22) Hoe verder de tekst vordert, des te vrijer - en des te redundanter - de vertaling wordt. Toch kan worden gezegd dat het gegeven tamelijk trouw wordt gevolgd. | |
Vrolijke reis van een EngelschmanDe recensenten van de Vrolijke reis konden weliswaar vaststellen dat de vertaler eigen sporen had achtergelaten in het werk, ze hebben niet vermoed dat ze te maken hadden met ‘een vrije navolging van een Duitse roman “aus dem Englischen”’. Toch laten de titels al meer verwantschap zien tussen de Duitse en de Nederlandse tekst dan tussen de Engelse en de Nederlandse: Trip - Launige Reise - Vrolijke reis. Het bewijs kan echter pas worden vastgesteld wanneer men beide werken in handen heeft. In de Duitse tekst komt een frontispice voor van Schubert en Geijser, terwijl in de Engelse uitgaven iedere illustratie ontbreekt. Het is duidelijk dat de Duitse prent is gebruikt voor die van de Vrolijke reis. De prent verbeeldt een scène uit het werk: de reiziger wordt in het zindelijkste dorp bij uitstek (Broek in Waterland) getroffen door een onweersbui, maar krijgt wegens zijn ongetwijfeld vuile voeten geen onderdak. De Nederlandse - niet ondertekende- prent is vrij primitief: de lichaamsverhoudingen kloppen niet en de gezichten zijn slecht getekend. Ook zijn er details veranderd: de vrouwen en kinderen zijn veel agressiever tegen de Engelsman en gaan hem met bezems te lijf. Toch is er onmiskenbaar sprake van een spiegelbeeldige weergave van het origineel. Op beide prenten ziet men: de poort van een huis, de reiziger, stortregen buiten, een kerktoren, een overstromende dakgoot, een vakwerkhuis en een bezem op de grond, kortom, teveel overeenkomsten om niet te concluderen dat er sprake is van onderlinge afhankelijkheid. Bewijzen worden ook geleverd door de tekst zelf. Dat is overigens alleen voor het eerste deel goed vast te stellen, aangezien in het tweede deel de Nederlandse tekst te ver afwijkt om vergelijking mogelijk te maken. Een paar voorbeelden (met pagina-aanduiding van de respectievelijke teksten): | |
[pagina 54]
| |
the head of the pier * an der Schiffsbrücke * op de scheepsbrug (8; 7; 5) Verwantschap wordt behalve door tekstuele overeenkomsten verder duidelijk door het feit dat Paape een weg vervolgt die door de Duitse versie was ingeslagen, dat wil zeggen een verkleining van de afstand tot de lezer en een verdere erotisering. Men zou kunnen zeggen dat Paape ‘suggesties’ heeft opgemerkt, deze versterkt en hier en daar op zijn eigen wijze uitwerkt. Ook hiervan een voorbeeld: The lady immediately fixed her eyes upon me * Die Dame schoss einen feurigen Blick auf mich ab * Het godlijke Meisje sloeg een vuurigen blik op mij (22; 16; 12) In het licht van dergelijke bewerkingen ligt het voor de hand dat er variaties ontstaan als: Not in the least Madam * O nein, im geringsten nicht, Madam * Neen! neen! Engelin (21; 15; 12) Andere wijzigingen die Gerrit Paape aanbrengt laten vergelijking nauwelijks toe; het betreft toevoegingen, weglatingen en structurele wijzigingen die daaruit voortvloeien. Een niet te negeren gegeven is bijvoorbeeld dat hier niet een Engelsman, maar een Hollander over Holland aan het woord is. Paape heeft het al vertalend niet kunnen laten verduidelijkingen aan te brengen en sprookjes uit de wereld te helpen, zoals dat over het Amsterdamse verbod om met koetsen door de stad te rijden, omdat deze op palen zou zijn gebouwd: Veele Engelschen, die nimmer de zee overstaken, om dit schoone land te zien, vertellen elkander een hoope spreukjes, die men, gemakshalven, liever gelooft dan onderzoekt. - Een daarvan schiet mij te binnen. In Amsterdam, zegt men, mogen koetsen noch wagens rijden, om dat de stad op paalen gebouwd is! - welk een verschriklijke leugen, dagt ik, toen ik, op de Amsterdamsche straaten, mij naauwlijks voor de rijtuigen te bergen wist. (152) Dat het hoofdstuk over de Hollandse zindelijkheid is uitgebreid tot een verhaal van circa drie hoofdstukken zou eveneens kunnen voortkomen uit een grotere bekendheid met de situatie, al gaat het hier wel om een karikaturale vergroting die bijdraagt tot het humoristische karakter van de tekst. Over deze volkseigenaardigheid mag de lezer zich vrolijk maken, maar andere ongunstige opinies over de Hollander worden afgezwakt of weggelaten,Ga naar eind10. bijvoorbeeld: ‘Auch wär es ohne Zweifel verlorne Mühe, einen Holländer umzuformen. Wenn der einmahl schief räsonnirt, so geht das stets so in Eins fort’ (10-11). Was Paape - als Hollander - toch wat in zijn wiek geschoten? Hoe verder de lezer in de tekst vordert, des te meer hij deze ziet veranderen in een soort reisgids. Waar in het tweede deel van de brontekst vooral de beschrijving van | |
[pagina 55]
| |
volkseigenschappen en -gewoonten centraal staat, en waar verhoudingsgewijs de meest kritische geluiden over de Hollanders voorkomen, daar voegt Paape juist allerlei beschrijvingen van bezienswaardigheden toe, zelfs zoveel dat hij de oorspronkelijke route daarvoor geweld aandoet. Gouda, Enkhuizen, Alkmaar en de omgeving van Utrecht worden in het reisplan opgenomen. Paape past zijn verlichte ideeën niet alleen opportunistisch toe op de Hollanders. Eigenlijk getuigt de hele tekst met tussenzinnen, alinea's en zelfs hoofdstukken van zijn denkbeelden over tolerantie, eenvoud, gezond verstand, een natuurlijke godsdienst, vrijheid en gelijkheid. Om deze denkbeelden te onderstrepen rekent hij vooral af met het Hollandse predikantendom en zijn kwezelachtige kudde gelovigen. Het is echter vooral de contemporaine werkelijkheid van Paape die opvallende sporen in de tekst heeft achtergelaten. In het voorbijgaan worden steken uitgedeeld aan Pruisische soldaten en ‘gewezen adellijke vernuften’. Het verslag van een bezoek aan een parade voor de prins en aan de schouwburg waar zich de prinses onder het publiek bevindt, wordt vervangen door een beschrijving van de gang van zaken in een volkssociëteit en in de Nationale Vergadering. Paape grijpt daar zijn kans om een van zijn stokpaardjes te berijden, namelijk zijn hekel aan de algemene gehechtheid aan macht en vooral het uiterlijk vertoon daarvan, die ook patriotten - eenmaal in het zadel - niet vreemd was. Over een parade voor de president van de Nationale Vergadering laat hij zich als volgt uit: 't Is aartig [...] dat de volken, en vooral die, welke zo breed opgeeven van beschaafdheid en verlichting, zig nog derwijzen aan uitwendigheeden vergaapen, dat de verstandige zelfs, een hoope beuzelingen noodzaaklijk keuren moet. - Van de domste en wildste volken af, die een Opperhoofd of Koning hebben, tot de wijsgeerige Natien toe, die zig zelve nederig vrij, en boven de vooroordeelen verheven noemen, moeten zij, die het oppergezag in handen hebben, een teken draagen! bij deeze is het een pluim; bij die een huid van een wild dier; daar is het een riet; gindsch een muts; elders weer een kroon; een star op de borst; een roode hoed; een staf; een bos met linten; een kledij, die etlijke honderden jaaren heugt; of, zo als hier, een Sjerp! (94-95) Andere politieke elementen van ná 1786 betreffen de vlucht van vele patriotten naar Frankrijk, de Bataafse vrijheid van 1795, staatsrechtelijke noviteiten als Provisionele Representanten en de Nationale Vergadering, maar ook de eerste teleurstellingen over het nieuwe bewind. Wat betreft dat laatste is het ingevoegde verhaal over Hendrik Voorbij, slachtoffer van het woedende gemeen bij de Pruisische inval van 1787, heel bijzonder. Ten tijde van de Vrolijke reis is hij een grijsaard, die in de trekschuit van Den Haag naar Leiden de aandacht trekt. Onder de schuitreizigers blijkt zich iemand te bevinden die weet waarom deze man zo bijzonder is, op grond van het feit dat hij op hooge order, [is] aangesteld, tot onderzoek van dergelijke ongelukkigen, en derhalven best in staat, om [...] inlichting van dit barbaarsch geval te geeven. Dit egte stuk, (een papier uit zijn zak haalende,) onder een zeker Committé berustende, behelst de waare historie van deezen man. (99-100) Paape, Hitchcock van de achttiende eeuw, geeft hiermee een glimp van zichzelf. Hij kwam in de hoedanigheid van voorzitter van de ‘Commissie tot onderzoek, van het politiek en finantieel gedrag der voorgaande Regeering’, waarin hij deelnam als afgevaardigde van de | |
[pagina 56]
| |
burgers van Dordrecht, in aanraking met deze geschiedenis. Het verhaal wordt in de Vrolijke reis uitvoerig verteld (100-107) en komt vrijwel letterlijk overeen met de tekst van Verantwoording van den burger G. Paape, Lid van de geweezene Commissie tot onderzoek, [...] Aan zyne committenten de burgers van Dordrecht.Ga naar eind11. De tijdgenoot zal de politieke actualiteit in deze ‘vertaling’ zonder meer hebben herkend, voor huidige lezers behelst het verslag een dermate zotte opeenstapeling van persoonlijke ellende, dat zij nauwelijks aan het fictionele gehalte ervan zouden twijfelen. Een reden te meer om uiterst wantrouwend te zijn ten aanzien van andere ingevoegde passages, zoals sentimentele scenes met slachtoffers van de omwentelingen van 1787 en 1795, de zwaarmoedige Leidse wijsgeer Joost R.,Ga naar eind12. de ontmoeting met Doctor Schasz (alweer Hitchcock?), een verbrande puinschuit bij Amsterdam, een negentigjarige op de Domtoren te Utrecht, enzovoorts. Een ander bijzonder verschijnsel in de Vrolijke reis is Paapes omgang met de sentimentaliteit. Wat bij Sterne in de Sentimental journey een nauw verweven geheel is van verhaalgegevens en persoonlijke aandoeningen, en wat in de Trip neerkomt op een vrij oppervlakkige en rationele weergave van gevoelens, heeft in de Vrolijke reis een verdere ontnuchtering ondergaan, terwijl aan de andere kant, wellicht ter compensatie, episodegewijs bijna over-gevoelige scènes zijn ingelast die sterk aan Feith-parodieën doen denken. Dergelijke scènes, die men ongetwijfeld moet zien in het kader van Paapes lijfspreuk ‘Ridendo dicere verum’ (‘Al lachende zeg ik de waarheid’) komen ook elders in zijn werk voor en zijn dus niet specifiek voor de bewerking van een Sterniaanse tekst.Ga naar eind13. | |
Gerrit Paape als vertalerDat Gerrit Paape een bijzondere opvatting had van het métier van vertaler blijkt zonder meer uit zijn eigen woorden. In zijn eerste autobiografie in brieven Mijne vrolijke wijsgeerte in mijne ballingschap (1792) neemt hij een wonderlijke dialoog op die zich zou hebben afgespeeld tussen Wybo Fijnje en hemzelf: En, zei mijn beste Vriend: Gij schildert nog? Alleen een beetje Frans dus beweerde Paape te kennen. Uit het vervolg, een bijna karikaturale beschrijving van de geboorte van een vertaler, blijkt dat hij er Duits bijleerde. Vermoedelijk is het daarbij gebleven en heeft Paape nimmer het Engels beheerst. Hij schetste mij daarop alle de voordeelen, aan deeze edele bezigheid vast; ontdekte er mij den gewoonen handel, (betreklijk de Heeren Boekverkoopers,) van, - en, bezorgde mij al aanstonds een hoogduitsch Werk, om het, tegen het gewoone honorarium, in het nederduitsch te brengen. | |
[pagina 57]
| |
Dat zijn leraar verbijsterd was, is niet verwonderlijk; ‘een der beste hoogduitsche Schrijvers’ was C.M. Wieland, van wie Paape meteen maar Die Abderiten onder handen nam, om de vertaling in 1786 te publiceren. Veel tijd om zich theoretisch op het vertalen te bezinnen was er dus niet en dat blijkt ook uit de geringe hoeveelheid opmerkingen die Paape in zijn voorwoorden aan het vertalen besteedt. De enige die erin voorkomen hebben betrekking op de vrijheid die hij als bewerker neemt om de lezer met toevoegingen of aanpassingen van nut te zijn. In het voorbericht van Het leven van een' lichtmis (1789-1791) zegt hij bijvoorbeeld: De Schrijver [C.F. Bretzner, die de waarheid ‘een kleed heeft aangetrokken’] heeft gelijk, en het is in navolging van hem, dat wij de vrijheid gebruikt hebben, om even gelijk hij zijne lezers ten nutte wil zijn, wij het de onzen willen weezen, en zie daar de reden, dat dit werk op veele plaatsen vrij vertaald, en meer toepasselijk op de Nederlanden gemaakt is. (IV) Mogelijk kwam een dergelijke argumentatie Paape wel goed van pas om te verbergen dat zijn kennis van de vreemde taal niet al te diepgaand was. Johann Gottwerth Müller ontmaskerde hem in het vierde deel van zijn Duitse vertaling van de Sara Burgerhart met betrekking tot Paapes bewerking van zijn Siegfried van Lindenberg als volgt: solche Ungezogenheiten als dieser zündige Dragoman (der überhaupt nicht Deutsch genug verstand, um den Siegfried übersetzen zu können,) sich zu Schulden gebracht had, erträgt doch auch der feinere Holländer nicht.Ga naar eind15. Aan Paape zelf hebben we voor zijn bibliografie van vertalingen veel te danken. In de Vrolijke wijsgeerte neemt hij na de beschrijving van zijn heroïsche poging het vertalen onder de knie te krijgen een lijst van door hem vertaalde werken op. Ook verder in het werk vermeldt hij er nog een paar (zeker of vermoedelijk vertaald) als afkomstig uit zijn ballingschapsperiode. Daarnaast zijn er enkele titels bekend uit Kronenberg, Buisman of een bibliotheekcatalogus.Ga naar eind16. Aan de volgende opmerking van Paape in de Vrolijke wijsgeerte kunnen helaas geen titels worden verbonden: | |
[pagina 58]
| |
Er zijn nog eenige kleine vertaalingen van stukken, welken in andere Werken, of ingelascht zijn, of ingelascht zullen worden, hier mede echter zal ik uw geduld niet vermoeijen. (82) Een schrijver om den brode kon niet al te scrupuleus zijn. Hij diende eigen ervaringen op meerdere plaatsen nuttig te gebruiken en zo nodig ook werk van anderen tot eigen profijt aan te wenden.Ga naar eind17. Paape wordt weliswaar weinig besproken in studies over vertaaltheorieën, maar hij staat wel degelijk in een traditie. Uiteraard betreft het dan een traditie van de praktijk; zo'n drie kwart eeuw eerder vindt hij bijvoorbeeld in Jacob Campo Weyerman een voorganger.Ga naar eind18. | |
Waardering voor de Vrolijke reis als vertalingBij vergelijking van tekst en legger blijkt al gauw dat Paape weinig consistent is. Alleen van de eerste zeven bladzijden kan worden gezegd dat hij zijn ‘Vorlage’ op de voet volgt, dat wil zeggen dat hij voor zover het taaleigen dat toelaat zijn voorbeeld woord voor woord weergeeft. Daarna wordt de vertaling al gauw vrijer. Opmerkingen worden ingevlochten, de tekst wordt minder wijdlopig. Te beginnen bij pagina 16-17 worden zelfs hele alinea's en scenes tussengeschoven. Tenslotte worden ingrijpende veranderingen in de structuur doorgevoerd die een gevolg zijn van eerdere wijzigingen; deze laatste houden op hun beurt vaak verband met een bepaalde politieke actualiteit. Vanaf de beschrijving van een militaire parade gaan de teksten echt uit elkaar lopen, en dat is niet verwonderlijk. Bij de parade arriveert (in de Engelse en Duitse tekst) de Prins van Oranje, die door de Engelsman zeer wordt gewaardeerd. Lavaters fysiognomische theorieën worden zelfs te hulp geroepen om Oranjes vriendschap voor het volk te bewijzen. De Nederlandse tekst moet daar uiteraard iets anders voor in de plaats stellen: een beschrijving van Den Haag, Haagse gewoonten, de veranderde situatie na het vertrek van het hof en de invoering van de Nationale Vergadering. Vanaf dat moment zijn er nog wel stukken tekst die overeenkomen, maar het betreft dan meer een parallel in betekenis dan een parallel in woorden of zinnen. Halverwege de roman tenslotte, gaat het verhaal een geheel eigen weg. Hier en daar bespeurt men nog een herkenbaar overeenkomstig gegeven, maar zelfs dat wordt dan op een afwijkende manier behandeld. Het is moeilijk om uit te maken of het werk als geheel beschouwd wel als een vertaling moet worden aangemerkt. Dat maakt het er niet gemakkelijker op om de tekst als vertaling met behulp van de contemporaine vertaaltheorieën te evalueren. De beschouwingen over het vertalen bewegen zich op een lijn tussen twee uitersten: de verdediging van het zo nauwkeurig mogelijk, woord voor woord vertalen en de verdediging van de vrije vertaling met handhaving van de betekenis.Ga naar eind19. De meeste vertalers, voor zover ze zich daarover in hun voorwoorden uitlaten, nemen een pragmatisch standpunt in. Ze zijn er minder op gericht de tekst recht te doen dan om de lezer van nuttige, aangename en voor hem begrijpelijke lectuur te voorzien. Dat sluit aardig aan bij de weinige opmerkingen die Paape in zijn voorwoorden maakt. Ze getuigen alle van een meer op het Nederlandse publiek toegespitste tekst. En daarmee bedoelt Paape zeker ook dat hij verder gaat dan de meest lezergerichte vertaler van zijn tijd door zijn patriottische propaganda een woordje te laten meespreken. Hij stelt zich steeds onafhankelijker op ten opzichte van zijn voorbeeld. Misschien kwam hem dat bovendien wel handig uit door gebrekkige kennis van de vreemde taal of door een om den brode noodzakelijke ‘overproduktie’, maar who cares? Hij heeft de lezer voorzien van buitengewoon amusante teksten, waarvan zelfs een pseudo- | |
[pagina 59]
| |
vertaling, Het leven en sterven van een hedendaagsch aristocraat (1798), een van de hoogtepunten genoemd mag worden.Ga naar eind20. |
|