| |
| |
| |
Signaleringen
De reeks Cahiers van het Studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse letterkunde onder leiding van Jozef Smeyers dijt gestaag uit. Onlangs verschenen twee nieuwe delen, beide de Vlaamse letterkunde betreffend gedurende de laatste vijftien jaar van de achttiende eeuw. De Cahiers zijn te bestellen door het vermelde bedrag over te maken op Rabobankrekeningnummer 13.06.25.787 (Luyksgestel Nederland) (voor België: nummer 431-2017069-21), t.n.v. Cahiers xviiide Eeuw, o.v.v. ‘te zenden aan: naam en adres’. De prijs voor Cahier 12 en 13 samen is f 43,50 of 800 bef.
| |
Jozef Smeyers, Den Vlaemschen Indicateur en de literatuur. Inleiding en bloemlezing. Brussel, Facultés universitaires Saint-Louis 1995. Cahier 12 van het Studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde. Prijs f 27,- of 500 BF.
Het verzet tegen de verlichte ideeën van keizer Jozef II was in de Oostenrijkse Nederlanden groot. Men ervoer de hervormingen op bestuurlijk, rechterlijk en kerkelijk gebied als aantasting van hun eeuwenoude standprivileges. Dit leidde in 1789 tot de Brabantse Omwenteling. Het Gentse weekblad Den Vlaemschen Indicateur ofte aenwyser der Wetenschappen en Vryekonsten (1779-1787) nam in deze roerige tijden een pro-jozefistisch standpunt in, en het werd waarschijnlijk ook om die reden in december 1787 verboden.
Eén van de redacteuren was Jan Frans Vander Schueren (hij was vanaf 1782 ook de drukker), een prominent figuur in het Gentse culturele leven, die later de Gazette van Gend (1794-1804) uitgaf. Hij was verzot op experimenten met de luchtballon, als dichter was hij niet onverdienstelijk, en hij was een enorme stimulator van vernieuwingen in het toneel.
In de inleiding van de bloemlezing belicht Jozef Smeyers diverse aspecten van de Indicateur, ‘het enige echt “verlichte” weekblad in het Nederlands [in de Oostenrijkse Nederlanden]’. Het laatste woord hierover is nog lang niet gezegd, merkt de editeur op nadat hij kort ingegaan is op de onderwerpen van het blad. In vogelvlucht behandelt hij enkele toneelwerken, gedichten, reisverhalen, romantisch aandoend proza, essays en verhalen-in-briefvorm, opgenomen in de Indicateur. Enkele daarvan staan in de bloemlezing afgedrukt.
| |
Jozef Huyghebaert, Vlaamse literatuur in de Franse tijd. Aspecten en synthese. Brussel, Facultés universitaires Saint-Louis 1995. Cahier 12 van het Studiecentrum 18de-eeuwse Zuidnederlandse Letterkunde. Prijs f 19,- of 350 BF.
Stonden de Oostenrijkse Nederlanden altijd al onder zware keizerlijke en kerkelijke censuur, ook na de Franse annexatie in 1795 werd het literaire bedrijf er aan banden gelegd. De kamers van retorica werden afgeschaft omdat ze teveel riekten naar het Ancien Régime. Echter, genootschappen kwamen daarvoor in de plaats en ook vele losse toneelgezelschappen kenden na oprichting een bloeiend leven. De oude traditie van gilde-achtige toernooien bleef voortbestaan, met jaarlijkse dichten toneelwedstrijden. Juist daar worden vernieuwende tendenzen zichtbaar. Zo moesten op het podium aan het einde van de achttiende eeuw de moorden en martelingen in de zwaar aangezette koningsdrama's het afleggen tegen het burgerlijk drama, tegen moderne auteurs als Voltaire en Kotzebue.
| |
| |
Ondanks de censuur staken vele nieuwe tijdschriften de kop op. Gentse links-republikeinen begonnen hun propagandablad Den Demokraet (1795), en als reactie hierop schreef de gematigd republikeinse ras-schrijver Karel Broeckaert zijn populaire Sysse-panne ofte den Estaminé der Ouderlingen (1795-1798). Van het eerste blad is geen exemplaar overgeleverd. Dat is jammer, want Broeckaert beschuldigt in afl. 5 van de Sysse-panne zijn rivaal ervan ‘Wyermans’ woord voor woord te hebben nageschreven. Volgens Huyghebaert zit het 'm in de laster waarvan Den Demokraet vol zou staan.
De staatsgreep van het Directoire in 1797 zorgde voor een ommezwaai in de journalistieke pers. Harde maatregelen werden getroffen tegen gematigde en royalistische elementen. Den vriend van 't Vaderland (Brugge 1797) werd daardoor nauwelijks iets meer dan een vertaling van de officiële Franse pers.
De bundel van Jozef Huyghebaert biedt voor wie weinig afweet van de Vlaamse literatuur tijdens de Franse bezetting, veel lezenswaardige artikelen. Naast tijdschiften en toneel- en dichtwedstrijden behandelt hij onder meer de beroemde marktzanger Jan de Busschere uit Roesselare, die in zelfgeschreven liederen de republikeinen en later de Fransen naar de mond zong, en de Kortrijkse notabel Jacob Goethals, bekend geworden om zijn almanakken en jaarboeken over en voor zijn vaderstad. De artikelen zijn reeds eerder verschenen, maar hier - aangepast aan recente onderzoeksresultaten - onder een noemer samengebracht.
M. van Vliet
| |
Agnes M. Zwaneveld, A Bookseller's Hobby-Horse, and the Rhetoric of Translation. Anthony Ernst Munnikhuisen and Bernardus Brunius, and the First Dutch Edition of ‘Tristram Shandy’ (1776-1779). Academisch Proefschrift. Z.p. [1996].
The Life and Opinions of Tristram Shandy (1760-67) is niet alleen een belangrijk, maar bovendien een leuk boek. Geen wonder dat er eind 18de eeuw in Nederland verschillende (ononderzochte) Steme-clubs bestaan, die zich taalgebruik en ironie van het werk eigen maken. Zonder Sterne geen tijdschriften als bijvoorbeeld de Janus (1787).
Agnes Zwaneveld, die eerder over Sterne en de eerste Nederlandse vertaling van Shandy door Brunius publiceerde, onderzoekt in dit werk vooral hoe de klassieke retorica (en de figuren daarvan) in het origineel en in de eerste Nederlandse vertaling functioneren. Daarnaast zijn de gegevens over de receptie van Sterne in Nederland tussen 1760 en 1785, en over uitgever Munnikhuisen (1755-?) en diens produktie waardevol.
De index dekt slechts personen, en alleen voorzover die in de hoofdtekst voorkomen. De bibliografie bestaat uit maar liefst zeven (!) secties; onhandig!
A.J. Hanou
| |
W. Bilderdijk, Kort verhaal van eene aanmerklijke Luchtreis, en nieuwe planeetontdekking. Editie P.E.L. Verkuyl. Groningen, Passage 1995. isbn 90-5452-028-0.
Op de linker pagina staan woordverklaringen en annotaties, op de rechterpagina staat de tekst van Bilderdijks Kort verhaal van eene aanmerklijke Luchtreis (1813). Het is vaak gokken of woorden/passages van Bilderdijk wel of niet op de linker pagina's worden toegelicht. Dat went. Wat ook went, is het archaïsch aandoende achttiende- en negentiende-eeuwse taalgebruik van de editeur. In complexe zinsconstructies bijvoorbeeld doet hij nauwelijks onder voor Bilderdijk zelve.
Bilderdijk noemt zijn Kort verhaal van eene aanmerklijke Luchtreis een ‘Astronomische Roman’, qua thematiek (reizen door het heelal langs enkele hemellichamen) te vergelijken met De Onderaardse reis van Claas Klim (1741) van de Deen Ludvig Holberg. Uitvoerig bespreekt Verkuyl werken die Bilderdijk mogelijk als bron hebben gediend. Ook gaat hij in op specifieke achtergronden van Bilderdijks verhaal, zoals de astronomie en de aëronautica. Helaas, de cultuurhistorische context van Bilderdijks verhaal wordt daarmee niet bepaald helderder.
De tekst zelf is aardig om te lezen. Zoals zo vaak in imaginaire reizen ontmoet ook hier de hoofdpersoon verschillende vreemde, en soms vijandige wezens. Zo heeft hij te kampen met venijnige kalkoenen. Ook maakt hij kennis met de Hyperboreïsche beschaving die ooit aan de Grieks-Romeinse vooraf ging. De taal van dit volk intrigreert hem, getuige de vele pagina's die eraan gewijd worden. Met enige inspanning weet de hoofdpersoon aan het einde met zijn luchtballon weer van de grond te geraken. De luchtreis loopt gelukkig goed af; nu is de beurt aan natuur- en sterrekundigen om de ontdekkingen aan een nader onderzoek te onderwerpen.
M. van Vliet
| |
| |
| |
Gerrit Paape, Antwerpen! Wildert, De Carbolineum Pers 1995. Prijs f 80,- (verkrijgbaar bij Boekhandel Minotaurus in Amsterdam).
September 1787: de patriotse revolutie wordt met harde hand neergeslagen door Pruisische troepen. De opstandelingen vluchten en masse. Zo ook Gerrit Paape; hij vindt een veilig onderkomen in Antwerpen. Verbijsterd slaat hij het reilen en zeilen in die stad gade. ‘Zijt gij niet wel eens, in uw droom, uit een Paleis in een varkenskot gevallen?’, vraagt hij zich bij aankomst vertwijfeld af. Morsige huizen als varkenskotten, een ondraaglijke stank, een naargeestige sfeer, domme en lompe deernen, heren die dagelijks vele pottekes bier naar binnen zwelgen, door ratten aangevreten bibliotheken, jouwend canaille dat protestanten hun kerkgang onmogelijk maakt: hij heeft geen goed woord over voor de Brabantse stad en haar inwoners. Snel neemt hij de benen richting Brussel.
Paapes relaas over Antwerpen is opgenomen in De Hollandse wijsgeer in Braband (Antwerpen 1788) en nu, afzonderlijk, voor de tweede maal in druk verschenen, in een bibliofiele uitgave.
M. van Vliet
| |
Pieter van Wissing [ed.], Janus. Amsterdam: AD&L 1996. Adres uitgever: Amstel 130c, 1017 AD Amsterdam.
Onlangs verscheen in herdruk de 27ste aflevering van de Janus, gedateerd 27 juni 1787, uitgeleid door Pieter van Wissing. Niet zonder reden heeft hij voor deze aflevering gekozen: duidelijk is de grote variatie in literaire vormen waarmee auteurs als Jan Kinker en Petrus de Wacker van Zon door middel van satire greep probeerden te krijgen op de escalerende controverse tussen patriotten en stadhouderlijken. Zij verzetten zich tegen het ondemocratische stadhouderlijk stelsel, maar tegelijkertijd ontzagen zij noch de weinig daadkrachtige patriotten, noch de voortdurend paraderende vrijkorpsen. In deze aflevering bieden bovendien de korte berichten uit Govaertsburg (Delft), Keijenland (Amersfoort) en Babel (Utrecht), de ingezonden brieven met redactioneel antwoord, en de advertenties een treffend beeld van wat zich in die revolutionaire tijd afspeelde.
Het beknopte naschrift in deze editie schetst een kader waarbinnen het politieke weekblad geschreven is. Storend dat de uitgever veel afbreekstreepjes in de tekst heeft laten staan.
M. van Vliet
| |
Han Brouwer, Lezen en schrijven in de provincie, De boeken van Zwolse boekverkopers 1777-1849. Leiden: Primavera pers, 1995. ISBN 90-74310-20-6. f 59,00.
Op 3 maart 1995 promoveerde Han Brouwer aan de Universiteit van Utrecht op zijn onderzoek naar klantenboeken van enkele Zwolse boekverkopers uit de late achttiende en vroege negentiende eeuw. In boekhistorische kringen werd reikhalzend uitgekeken naar het proefschrift - waarvan de handelseditie overigens pas in het najaar van 1995 is verschenen - omdat het programmatisch zou zijn voor onderzoek naar leescultuur. Door de snelle groei van de boekhistorische discipline kwam er steeds meer behoefte aan degelijke theoretische funderingen. Welnu, alleen al de inleiding en de epiloog van Brouwers studie zijn voldoende om een ieder die zich met leescultuur bezig gaat houden, op het juiste spoor helpen. Met veel inzicht beschrijft Brouwer de problemen die er kleven aan onderzoek naar historische lezers, met uiteraard speciale aandacht voor de waarde én onwaarde van klantenboeken als bron.
De hoofdtekst van de dissertatie bestaat uit twee delen: in het eerste beschrijft hij de aanschaf van boeken vanuit het perspectief van de Zwolse boekverkopers, in het tweede vanuit dat van de kopers/lezers. Als uit een bijna lege fles ketchup perst hij uit de klantenboeken zoveel mogelijk statistische gegevens, die hij weergeeft in talloze tabellen en ‘figuren’. Al vragenstellend analyseert hij de inhoud van de klantenboeken: hoeveel werd er in een jaar omgezet in de boekhandel van Martinus Tijl? Wat was het aandeel van particuliere klanten, wat van genootschappen? Hoeveel besteedde een gemiddelde klant? enzovoorts. Dat Brouwer de heraut is van het lezersonderzoek, heeft ook nadelige gevolgen. Zijn hele boek door moet hij met zijn provinciale boekhoudcijfers schermen tegen algemene (voor)oordelen over het al dan niet bestaan van een lezersrevolutie in de achttiende eeuw, en het (vermeende) aandeel daarin van de burgerij in het algemeen en de vrouwelijke sexe in het bijzonder. Hoewel veel van zijn redeneringen hout snijden, is hij niet in staat hierover het laatste woord te geven. Daarvoor zijn zijn bronnen, hoe bijzonder ook, toch te marginaal.
Marco de Niet
|
|