Boekbesprekingen
Elly Groenenboom-Draai: De Rotterdamse Woelreus. De Rotterdamsche Hermes (1720-'21) van Jacob Campo Weyerman: Cultuurhistorische verkenningen in een achttiende-eeuwse periodiek. Amsterdam/Atlanta GA: Rodopi 1994. (Atlantis 8) [12], 628 p. III. ISBN 90-5183-380-6 Hfl. 90,-.
Enige tijd geleden promoveerde Elly Groenenboom-Draai op Weyermans eerste periodiek: De Rotterdamsche Hermes. Voor de lezer van de Mededelingen zal het niet nodig zijn hier Weyerman en zijn tijdschrift te introduceren alvorens tot bespreking van het proefschrift over te gaan. Temeer omdat het boek tegelijkertijd een compilatie is van al het meer of minder grondige werk dat in het kader van de Mededelingen van de Stichting ooit op gestencilde blaadjes, en later meer in de vorm van een gevestigd tijdschrift is bijeengebracht.
Aanvankelijk was het de bedoeling om de RH - sinds 1980 in reprint gemakkelijk toegankelijk - van verklarende noten en commentaar te voorzien. Dit bleek, zoals de Weyermankenners zullen begrijpen, een klus die niet in het voor een promotie wenselijke tijdsbestek te klaren was. Vele moeilijk te doorgronden toespelingen in de tekst worden met het voortschrijden der tijd steeds duisterder en blijken daardoor onoplosbaar. Daarbij heeft de auteur er bij nader inzien voor gekozen om de lezer een wat meer samenhangend beeld van de inhoud van het tijdschrift voor te schotelen door haar inhoudelijke ontrafeling van de Weyermanniaanse knopen in thematische hoofdstukken aan te bieden. Enig houvast bij het doorgronden van Weyermans tijdschriftteksten is - vooral voor de beginnende Weyermanlezer - zeer welkom, en daarom alleen al is de gekozen opzet toe te juichen.
Het eerste hoofdstuk wordt besteed aan Rotterdam, Rotterdammers en het Rotterdamse leven, een terechte keuze voor een tijdschrift dat Rotterdam als bakermat heeft. Naast de Hermes-geografie, waarbij het kroegleven vanzelfsprekend niet ontbreekt, treft men de bekende quakerkringen aan, evenals de Latijnse en Illustere school. Weyermans biografie komt aan de orde bij de Rotterdamse families, niet in de laatste plaats vanwege zijn minnares Adriana Simons-de Visscher. Dat de windhandel in Rotterdam hier ook wordt beschreven is begrijpelijk, maar daarmee wordt een probleem van het boek zichtbaar, doch daarover later meer.
In het tweede hoofdstuk wordt nader ingegaan op de letterkundige en boekhistorische omgeving van de RH. De titel van het hoofdstuk (‘De Rotterdamsche Hermes en de boekhandel’) is wat misleidend: het herbergt niet alleen bijzonderheden omtrent het periodiek, zijn uitgevers en ook de erin genoemde drukkers, maar tevens de vete met Argus als aanleiding tot het tijdschrift, Weyermans literaire opvattingen, Britse inspiratiebronnen, (geleerden)tijdschriften en censuur.
Hoofdstuk drie houdt zich bezig met kunst en vermaak. Hier zijn de (voornamelijk Rotterdamse) dichters ondergebracht, met hun aandeel in de poëtenstrijd. Kunstschilders en kunsthandelaren ontbreken evenmin en daarnaast nemen toneel, kermis en muziek een flinke plaats in. Onder het opschrift ‘vermaak’ vallen onder meer dansmeesters en waarzeggers.
Hoofdstuk vier gaat over filosofie en wetenschap. Onder het subhoofdje ‘geestelijkheid’ gaan vrijwel alleen paapse verschijnselen schuil. De overige besproken stromingen bewegen zich bijna allemaal in het grensgebied van religie en filosofie. Tenslotte richt de aandacht zich op de medische stand en alle bekende achttiende-eeuwse uitwassen daarvan.
Hoofdstuk vijf onderscheidt zich inhoudelijk door in te gaan op Hermes' relatie met de buurlanden. Engeland, Frankrijk en Duitsland worden - in deze volgorde van belangrijkheid - besproken. Duitsland geeft echter zo weinig aanleiding tot enige serieuze beschouwing, dat dit land ook wel achterwege had kunnen blijven. Met hetzelfde recht had anders ook wel Polen of Spanje voor het voetlicht kunnen komen.
Tot zover heeft Groenenboom-Draai ervoor gekozen om een brede cultuur-historische achtergrond van Hermes zichtbaar te maken in enkele grote thema's. Dat sluit qua doelstelling goed aan bij de keuze die de redactie van de Mededelingen enige jaren geleden heeft gemaakt voor een inhoudelijke oriëntering op een ruimere omgeving van Weyerman, om hem zo beter te kunnen plaatsen en begrijpen. Toch valt er nog wel wat op te merken ten aanzien van de mate waarin deze aanpak is geslaagd. Je zou als lezer wensen dat je met een krachtige pennestreek en een duidelijke, visionaire blik (laten we zeggen bijvoorbeeld à la Huizinga) werd geleid in je pogingen om het werkelijke portret van Hermes/Weyerman op je netvlies te krijgen. De aanvankelijke opzet van de dissertatie heeft de auteur naar mijn indruk toch nog parten