Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 16
(1993)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
De bewooners der twaalf Zodiakx HerbergenGa naar eind*
| |
[pagina 18]
| |
schreef in 1725, bestonden voor een groot deel uit astrologische formules, berekeningen van eclipsen en opposities, en prognosticaties. Zijn houding zal niet wezenlijk anders zijn geweest dan de onze ten opzichte van huidige horoscooptrekkers. Maar er waren al enkele almanakken in omloop die Weyerman op toekomstige ontwikkelingen hadden kunnen wijzen: in 1721 verscheen bijvoorbeeld een Eeuwigduurende liefdes almanak, opgedragen aan ‘de Jonge Jufferschap’, waarin de astrologische praktijk op de hak werd genomen in bijdragen als ‘De twaelf tekenen der liefde’ (zoals wispelturigheid, mijmeren, ongerustheid) en ‘Van de eklipsen in 't jaer der liefde’. In deze almanak is de band met de sterrenkijkerij nog sterk, maar ook dat zal veranderen. Na 1740 gaat de almanak zich ontwikkelen van een astrologisch jaarboekje tot een jaarlijkse bloemlezing van praktische en amusante teksten, een populair Sinterklaas- of Nieuwjaarscadeautje voor vooral kinderen en vrouwen. De kalender blijft een vast onderdeel, wat dan ook de rechtvaardiging is om het woord ‘almanak’ in de titel te voeren. Het zijn de veranderingen en de toename in omvang van het bijwerk, het mengelwerk, die de achttiende-eeuwse almanakken een geheel ander karakter en vooral een andere functie geven dan de zeventiende-eeuwse. | |
TraditieIn de zeventiende eeuw is de almanak een gebruiksboekje voor bijvoorbeeld zeelieden en wiskundigen; voor kooplieden worden ‘comptoiralmanakken’, een combinatie van bureau-agenda en kasboek, op de markt gebracht. In de meeste almanakken treffen we een prognosticatie aan, bijvoorbeeld de Italiaensche waarzegger van Antonio Magini. Soms is er ook mengelwerk, zoals een kroniek, kluchten of liedjes. Ieder onderdeel van een almanak bestond uit één los katern, waardoor het voor de koper mogelijk was zijn eigen almanak samen te stellen. Deze formule wordt ook in de achttiende eeuw nog toegepast bij enkele almanakken, zoals die van de firma Stichter te Amsterdam, de uitgever van onder andere de bekende Enkhuizer almanak. In het mengelwerk van deze traditionele achttiende-eeuwse almanakken, steevast in het 16o-formaat, vinden we teksten die dicht bij de zeventiende-eeuwse anecdotencollecties als die van Jan Zoet over Clement Marot staan. Dit ‘conservatieve’ karakter blijkt ook uit het voorkomen van hetzelfde verhaaltje over een schoorsteenveger, zijn dochter en haar minnaar in almanakken van Stichter uit 1739, 1755 en 1788Ga naar eind2.. Het zou me niets verbazen als het ook eerder en later nog is opgenomen in een almanak. Ook ‘comptoiralmanakken’ verschijnen gedurende de hele achttiende eeuw, evenals plakalmanakken (kalenders om aan de muur te hangen) en astrologische jaaren eeuwboekjes; na 1740 worden ze echter in aantal verre overtroffen door wat ik noem de modieuze almanakjes, die gemaakt werden om aan de behoefte aan informatie van diverse bevolkingsgroepen, als kinderen, boeren, theaterliefhebbers en vrijmetselaars, tegemoet te komen en om die leesbehoefte te stimuleren. De uitgevers vonden een groot gat in de markt. | |
[pagina 19]
| |
VernieuwingDe ontwikkeling van de almanak hangt nauw samen met de verandering van het lezerspubliek dankzij de toenemende alfabetiseringGa naar eind3.. Met almanakken spelen uitgevers handig in op een groeiende vraag: almanakken zijn goedkoop, omdat ze klein zijn en omdat er niet veel eisen gesteld worden aan opmaak en typografie; ze zijn gemakkelijk te lezen, bieden voor een ieder praktische informatie over markten, het sluiten van de poorten en het vertrekken van postkoetsen en trekschuiten, er is ruimte om komische verhalen en liedjes op te nemen en ze bevatten leuke plaatjes. Om al deze redenen worden ze gerekend tot de volkslectuur. Hiermee wordt niet bedoeld dat almanakken speciaal gemaakt werden voor de laagste sociale klassen - alfabetisering was niet alleen een verschijnsel onder de minder bedeelden - maar dat ze in principe voor een ieder die kon lezen geschikt waren. Er zijn voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat de populariteit van de almanakken in de achttiende eeuw juist voor een groot deel te danken is aan de beter gesitueerden. | |
[pagina 20]
| |
GebruikersOp een aantal manieren kunnen we iets over de almanakkopers en -lezers te weten komen. In de eerste plaats kunnen we vaak uit de titel, een voorwoord of het mengelwerk het beoogde publiek van een almanak afleiden. Titels als De huishoudelijke Hollandsche jufferlyke almanach of Nederlandsche dichtkundige almanak voor vrouwen spreken voor zich, evenals Almanach der boekverkoopers, drukkers en binders en Almanach der hoveniers. In die huishoudelijke almanak is vaak een waslijst te vinden die vrouwen konden gebruiken bij het laten wassen en bleken van het wasgoed. Dat ‘Meide servetten’, ‘Witte Gordijnvallen’ ‘Onderkousen’, ‘Strijklinten’ enzovoorts voorkomen, is een duidelijke aanwijzing dat de almanak niet alleen voor het bloemenmeisje op de hoek bestemd was. In de Almanach der hoveniers is een tractaatje opgenomen over het kweken van ananassen, toch ook niet iets wat de meesten op hun binnenplaatsje konden doen. Opvallend is het aantal Franstalige almanakken dat in Nederland is uitgegeven. Van de 335 achttiende-eeuwse almanaktitels die ik op dit moment ken, zijn er 50 Franstalig. Een groot deel ervan heeft een Nederlandstalige parallelversie. Naast de Almanach curieux et utile de l'etat gaf Theodore Crajenschot ook De nuttelyke en aangenaame staats-almanach uit; naast de Almanach des Francs-maçons verscheen de Vry-metzelaars-almanach; en Martinus Magérus bracht niet alleen de Almanach des héroides op de markt, maar ook de Dichtkundige almanach, of Keur van heldenbrieven. Naar uitvoering én inhoud zijn ze gelijkwaardig. Van de laatstgenoemde parallelalmanak zijn gelukkig van beide versies exemplaren bewaard gebleven voor het jaar 1777Ga naar eind4.. De gedichten en verhalen in het mengelwerk zijn gewoon vertalingen van elkaar. Het is denkbaar dat de Franstalige almanakken voor de buitenlandse markt gemaakt werden, maar de praktische gegevens in de almanakken over de Nederlandse postdiensten en dergelijke pleiten daartegen. Er is bij mijn weten nog nooit onderzoek gedaan naar de parallelalmanakken. Gegevens over oplagen en prijzen en een inhoudelijke analyse zullen de vragen naar verschil en overeenkomst van publiek moeten beantwoorden. Meer duidelijkheid is er rond de patriotse en orangistische almanakken. In tientallen almanakken worden vrijheid, gelijkheid en broederschap gepropageerd, of worden de rechten van het Oranjehuis verdedigd. Zo verschenen er de Almanach voor het volk van Nederland, de Nieuwen Republikaanschen almanach en de Almanach der Bataafsche revolutie enerzijds en de Almanak voor vorstenvrienden, de Oprechte Oranjealmanak en het Snapsters nieuwejaars-geschenk anderzijds. Deze laatste verscheen van 1787 tot 1793 als satelliet bij De politieke snapster, het prinsgezinde tijdschrift en tegenpool van de patriotse Politieke snapper. De personages die in de tijdschriften figureren, komen ook in de almanak voor. We treffen er dezelfde satire aan, bijvoorbeeld in een bijdrage als ‘Levensbeschijving van een zogenaamde Hollandsche patriot thans emigrant in Frankrijk’Ga naar eind5.. De almanak mag dan als verkooptruc van de uitgever Willem Coertse bestempeld worden, bij het onderzoek naar de periodieke pers in de achttiende eeuw mogen dergelijke almanakken niet overgeslagen worden. Ze zijn als het ware tijdschriften met een verschijningsfrequentie van één per jaar. En het lijkt me duidelijk, de kopers van de tijdschriften waren ook kopers van de almanakken. | |
[pagina 21]
| |
Een tweede manier om informatie over het lezerspubliek te vinden is het zoeken naar provenancegegevens. Is dat bij gewone boeken zoeken naar een speld in een hooiberg, almanakken bieden tamelijk veel aanknopingspunten. Almanakken werden in de loop van oktober en november op de markt gebracht. Er werd uitgebreid geadverteerd met het oog op de feestdagen. Met name in de jaren tachtig en negentig, na de komst van de uitgeversbandjesGa naar eind6., deden boekverkopers hun best om van de boekjes fraaie cadeautjes te makenGa naar voetnoot7: ze lieten bandjes maken van rood marokijn, Turks leer of satijn en er werd zelfs geadverteerd voor Schildpaddenbandjes en geborduurde bandjes van goud en zilver. De gemiddelde almanak kostte 10 stuivers; voor zo'n speciale uitvoering moest de klant soms meer dan het tienvoudige betalen. Wie een dergelijk verzorgd boekje cadeau deed, liet het vaak vergezeld gaan van een persoonlijke opdracht, geschreven op het schutblad. Aandoenlijk zijn de krabbeltjes van kinderen die een almanak gekregen hebben en de naam van de gulle gever voorin noemen. Belangrijker zijn de notities die in het kalendergedeelte gemaakt werden. Enkele voorbeelden: een persoon die zijn naam niet voorin geschreven heeft, maar vermoedelijk een diplomaat was, heeft in 1706 een comptoir-almanak, nu aanwezig in de KBGa naar voetnoot8, gebruikt als agenda op reis door Engeland. Hij heeft de data, de plaatsen en zijn reisgenoten genoteerd. Het exemplaar van de Oprechte Nederlandsche almanach uit 1790 in de UB LeidenGa naar voetnoot9 bevat notities van huishoudelijke aard van mevrouw Courtain née Jerriere uit Edam. Interessanter is natuurlijk het exemplaar in de UB Amsterdam van de Almanac genealogique van 1788, waarin enkele aantekeningen staan van Betje Wolff, gemaakt tijdens haar reis naar MaconGa naar voetnoot10. Ook hier wijzen de gegevens op een lezerspubliek van goede komaf, maar toch mogen we niet te snel conclusies trekken over het gebruik van almanakken in het algemeen. Almanakken verschenen in grote oplagen, vaak duizenden exemplaren. Via kramers en netwerken van boekhandelaren werden ze over het hele land verspreidGa naar voetnoot11. Een bibliografische vuistregel luidt: hoe meer er waren, des te kleiner is de kans dat er exemplaren bewaard zijn geblevenGa naar voetnoot12. Die regel gaat zeker op voor almanakken, die ook nog eens bij het ingaan van een nieuw jaar een deel van hun functie verloren. Als er al een exemplaar van een jaargang bewaard is gebleven, dan is de kans groot dat het in het bezit is geweest van een persoon die met zorg zijn boeken bewaarde. We zullen meer te weten moeten komen over het koop- en verzamelgedrag van particulieren voor we iets kunnen zeggen over de representativiteit van de provenancegegevens in exemplaren die zich nu in openbare collecties bevinden. | |
MakersNiet alleen de lezers laten ons met vraagtekens zitten. Er is ook nog weinig bekend over de auteurs van de almanakken. Slechts enkele almanakken werden geheel door één auteur vervaardigd. Het bekendste voorbeeld is De Lantaarn van Hekim Baschi Amurath-effendi, oftewel Pieter van Woensel. Gerrit Brender à Brandis maakte een Almanach tot nut van 't algemeen namens de Maatschappij met dezelfde naam en van de hand van Gerrit Paape is de Almanach voor burgers en burgeressenGa naar voetnoot13. Maar | |
[pagina 22]
| |
verreweg de meeste almanakken verschenen anoniem, om de simpele reden dat er niet één auteur was. In de meeste gevallen was de uitgever verantwoordelijk voor de samenstelling van de almanak. Via kranten en de almanak zelf vroeg hij betrokkenen om hem tegen betaling betrouwbare gegevens over markten en dergelijke toe te sturenGa naar voetnoot14. Voor het mengelwerk kon hij soms putten uit eigen fonds. De geografische bijdragen in de Historische, geographische, konst en reis almanach bijvoorbeeld, van 1760 tot 1776 uitgegeven door Steven van Esveldt te Amsterdam, zijn woordelijk overgenomen uit de Nieuwe geographie of aardryksbeschryving van A.F. Büsching. In 1761 hadden Van Esveldt en enkele collega's dit meerdelige werk op de markt gebracht. Voor de letterkundige bijdragen konden de uitgevers gebruik maken van de klassieken uit de historische Nederlandse letterkunde: Vondel, Huygens, Poot, Bellamy, ze komen allemaal in de jaarlijkse bloemlezingen voor. Ook van Weyerman is er al een almanakbijdrage bekend. In de Oprechten nieuwen Utrechtschen almanak voor 1777 werd zonder bronvermelding een komische sollicitatiebrief van een schoolmeester opgenomen. J.Z. Kannegieter ontdekte dat deze brief was overgenomen uit Den Ontleeder der gebreeken van 3 januari 1724 (Kannegieter geeft abusievelijk 1723)Ga naar voetnoot15. Aan het einde van de eeuw werd het mengelwerk steeds vaker samengesteld aan de hand van ingezonden bijdragen, bijvoorbeeld in de letterkundige almanakken. De initialen van de schrijvers werden dan onder hun bijdrage(n) geplaatst. Sommigen zijn gemakkelijk te herkennen: J.E.d.W. jr is natuurlijk Jacob Eduard de Witte juniorGa naar voetnoot16 en A.L.Pz. is Adriaan Loosjes PieterszGa naar voetnoot17. Gelukkig was het voor veel achttiende-eeuwse vrouwen nog vanzelfsprekend de naam van hun echtgenoot aan hun meisjesnaam te koppelen. De initialenreeksen die zo ontstonden, bieden genoeg houvast voor identificatie: M.P.E.g.W. is Maria Petronella Elter geboren WoesthovenGa naar voetnoot18 en A.K. geb.O. is Anthoinette Kleyn geboren OckerseGa naar voetnoot19. Uit onderzoek is gebleken dat menige initialenreeks op te lossen is met behulp van contemporaine gedichtenbundels en alba amicorum. Een belangrijke conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat veel almanakbijdragen afkomstig zijn uit het letterkundige circuit en dus niet zozeer van toevallige inzenders. Even belangrijk is de constatering dat vrouwelijke auteurs een grote bijdrage leverden. Het oplossen van niet eenduidige initialen wordt dan eenvoudiger: als in een almanak de initialen P.M. en A.V.O. naast elkaar voorkomen, zoals in de Almanak van vernuft en smaak, kunnen niemand anders dan de dames Petronella Moens en Adriana van Overstraten bedoeld zijn en de bijdragen van E.M.P. in de Almanak voor jonge heeren en juffers voor 1790 zijn natuurlijk van de hand van Elisabeth Maria Post. Een heel nieuwe functie van de almanakken komt zo aan het licht, namelijk het sterk groeiende aantal vrouwelijke auteurs de gelegenheid bieden hun pennevruchten te publiceren.
Door hun slechte ontsluiting, zowel bibliografisch als inhoudelijk, worden almanakken vrijwel geheel verwaarloosd in het historisch letterkundig onderzoek. Veel oorspronkelijk werk van bekende achttiende-eeuwers wacht nog op ontdekking; en het lijkt me | |
[pagina 23]
| |
niet uitgesloten dat er nog meer mengelwerk van Weyerman gevonden wordt, al dan niet ondertekend met ons acroniem. |
|