Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 13
(1990)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 84]
| |
Spelen met de dood II.
| |
De A van AansprekerDe ruzie tussen de boekverkoper en de aansprekers was meer dan een privé-oorlogje tussen twee neringdoenden in de Amsterdamse PijlsteegGa naar eind3.. Jemans' negatieve schildering van het gilde der begrafenisondernemers als een stelletje hooghartige, twistzieke dronkaards vond immers algemeen ingangGa naar eind4.. Justus van Effen had zich al in 1732 over hen boos gemaakt in zijn Hollandsche Spectator. Zijn ergernis hield verband met de kleding van de aanspreker die met zijn lange rouwmantel, steek en lamfer nauwelijks van een predikant te onderscheiden moet zijn geweest en die deze gelijkenis bewust zocht. Van Effen rept over aansprekers, dewelke bedrogen door hunne kleding die ze met onze Leeraren gemeen hebben, zig met de onverdragelykste laatdunkendheid schynen te verbeelden, dat hen geen minder ontzag en eerbied toekomt, dan aan onze treffelyke Harders. Volgens de ondervinding van myn Correspondent, verwaarlozen deze Messieurs | |
[pagina 85]
| |
niets, om over al 't oppergebied zig aan te matigen, en hunne gevoelens, en bevelen als orakelen te doen gelden. Van Effen zelf heeft herhaalde malen gezien dat verscheidene leden van die zwarte broederschap [...] de Rol van Godsgeleerden zig onderwonden te speelen, en tot de uiterste verbaastheid van hunne onkundige toehoorders, een heele predicatie van kwalyk onthoudene stukken en brokken by een gelapt, met de sotste naäping van de gewoonelyke tonen, en gebaerden van de beroemdste Leeraren dorsten voor den dag brengen; 't geen [...] hen by de aandagtige vergadering geen kleine aanzienlykheid byzette. Hij beveelt dan ook aan de aansprekers te verplichten voor op haar borst een grote A van wit lint t'zamen gestelt [...] te dragen, de welke op het zwart wonder wel afstekende hen van verre aan de voorbygangers zoude bekend maken, en hen zelven, zo dikwils zy hunne ogen zouden neerslaan, indagtig zoude maken dat ze Aansprekers, en geen Predikanten zyn.Ga naar eind5. | |
Gemantelde narrenHet literaire genre van de schertsbegrafenis dankte zijn populariteit voor een groot deel aan de slechte reputatie van de ‘gemantelde narren’. In de beschrijving van de begrafenisceremonie konden zij als vanzelfsprekend ten tonele worden gevoerd en gehekeld. Maar daarmee hield hun komische rol meestal niet op. In het kluchtspel De Uitvaert van het vryje Metzelaers Gilde (ca. 1735)Ga naar eind6. bijvoorbeeld, van de hand van Albertus Frese en Christiaen Schaef, blijken de aansprekers het ideale gereedschap om de (verboden verklaarde) vrijmetselaarsbeweging voor schut te zetten en, bovenal, van losbandigheid te beschuldigen. Daarbij gingen de schrijvers als volgt te werk. Zwartlap, Platvoet en Hartloop, de zwartrokken uit De Uitvaert, deugen niet. Ook zij zijn drankzuchtige oplichters en windbuilen. Zo prijst Zwartlap zich gelukkig de uitvaart te mogen verzorgen van de vrijmetselaren, die blijkbaar dik in het geld zitten (ze kunnen zich immers een deftige uitvaart permitteren) en zelf ook niet afkerig zijn van een glas (veelzeggend genoeg fungeert een Scheveningse herberg als sterfhuis). Aanmatigend zijn de ‘zwarte Raven’ in De Uitvaert ook. Zo geeft Platvoet tegenover zijn collega Zwartlap uiting aan zijn verontwaardiging over de oneerbiedige behandeling die hem en collega Holbol onlangs ten deel waren gevallen. Zij hadden van hun werkgevers niet eens de beschikking gekregen over de sleutels ‘Van den Berghoek der dranken, om die aen de / vrienden te schenken’ (vss. 41-42). In hun optreden belichamen en bevestigen Hartloop, Zwartlap en Platvoet hun beroerde reputatieGa naar eind7.. Maar tegelijkertijd fungeren zij als spreekbuis van Frese en Schaef. Komisch in dit verband is de klaagzang van Platvoet over de neergang van het eens zo ‘roemrugtig Batavia’. Zelf verloederd tot in het merg, uit de aanspreker zijn ongerustheid over het zedenverval in de Republiek, waarvan het fenomeen vrijmetselarij een symptoom is. Platvoet schildert de orde af als een typische uiting van de heersende decadentie. Zijn betoog (vss. 172-205) sluit naadloos aan op de teneur van menig zedentractaat of pamflet tegen de sodomie, die indertijd als zoete broodjes over de toonbank gingen. | |
[pagina 86]
| |
In De Uitvaert vervullen de aansprekers de klassieke rol van de nar. Bovendien laten zij geen kans onbenut hun verwantschap met de cliënt te benadrukken, aldus diens reputatie omlaag trekkend naar hun eigen niveau. Aan de hand van talrijke dubbelzinnige toespelingen wordt gesuggereerd dat vrijmetselaren geen haar beter zijn. Soort zoekt soort! | |
Schijten op de doodkistVan belang in dit verband is de vraag of de aansprekers, net als de vrijmetselaren zelf - naast drankzucht, hebzucht, onbetrouwbaarheid en domme hooghartigheid - ook met de ‘Beruchte Gruuwelzonden van Sodomie’ werden geassocieerd. De faecalische humor waarmee zij in de literatuur worden omgeven, wijst in ieder geval duidelijk in de richting van seksuele losbandigheid. In Het Leven der hedendaagse Aansprekers van Dirk Jemans bevuilen de personages zichzelf bij dronken val- en vechtpartijen, waarom een ander dan weer zo moet lachen dat hij zichzelf ‘haast bescheit’Ga naar eind8.. Als we Jemans moeten geloven - zie het hierboven geciteerde gedicht - maakten de aansprekers zich ook werkelijk schuldig aan dergelijk gedrag. Zwartlap, een van de aansprekers die de uitvaart van het vrijmetselaarsgilde verzorgen, geeft - in overeenstemming met zijn collega's die in Het Leven figureren - blijk van een dergelijke faecalische gepreoccupeerdheid, waar hij zegt zichzelf in staat te achten uit wraak te schijten, als het moet op de doodkist, mochten zijn verdiensten tegenvallen (vss. 92-93). Het veelvuldig gebruikte ‘schyten’ wordt overigens ook in overdrachtelijke zin gebezigd. In Het Leven schijt een van de aansprekers ‘in de Meid haar wolle feil of vulles vaten’Ga naar eind9., een ander ‘in me Wyf’, waarmee ongetwijfeld op losbandige seksuele praktijken wordt gedoeldGa naar eind10.. Mogelijke toespelingen op de ‘Schanddaad van Sodomie’ moeten gezocht worden in de talrijke scheldnamen voor de aanspreker. Naast ‘gemantelde narren’ en ‘zwarte Raven’ deden de benamingen ‘holbolge Caesars’ en ‘Achillessen’Ga naar eind11. de ronde. De benaming ‘Achilles’ wordt in contemporaine bronnen op verschillende manieren geduid. Le Franc van Berkhey schrijft haar toe aan zijn veeleer stijve en trotse houdingGa naar eind12., terwijl volgens andere bronnen zijn opvallend snelle pas wordt geridiculiseerd in de vergelijking met de snelvoetige Griekse heldGa naar eind13., een fenomeen waaraan ook in De Uitvaert wordt gerefereerd in namen als Platvoet en Hartloop, en in Het Leven staat onomwonden dat ‘hoe meer ze lopen, hoe ze meer geld kunnen winnen’. In Het Leven wordt ook nog een andere betekenis voor de naam Achilles gesuggereerd. Windbuil, een van de kroeglopers in het stuk, verklaart dat hij door de aansprekers zelf is uitgekozen en met trots wordt gedragen omwille van Achilles' wraakzucht en spreekwoordelijke bloeddorstigheidGa naar eind14.. Zij doen daarin niet voor de Griek onder. In De Uitvaert heet Achilles de schutspatroon van het aansprekersgilde te zijn. De aansprekers zouden hun speciale privileges ontleend hebben uit ‘Achilles tyd’ (vss. 35 en 21). Wijst het anderszins al zo geprononceerde losbandige karakter van de aansprekers al in de richting van sodomie - in de achttiende eeuw immers beschouwd als een gevorderde graad van wellust - zo doet dat ook een vierde duiding van de bijnaam Achilles. Achilles' liefde voor zijn boezemvriend Patroclus moet in een tijd van sodomietenver- | |
[pagina 87]
| |
volgingen bedenkelijk zijn geweest, terwijl zijn vermomming als vrouw onder de dochters van Lykomedes als een teken van zijn verwekelijkte karakter kan zijn beschouwdGa naar eind15.. | |
SchandjongensOok met de naam ‘holbolge Caesar’Ga naar eind16. kan op sodomie zijn gezinspeeld. In een ‘Korte en Oordeelkundige Verhandeling over Sodomie’ in de Europische Mercurius van 1730, het jaar waarin de eerste grote sodomietenvervolging in de Republiek losbarstte, wordt speciaal melding gemaakt van keizer Caesar als een van de beruchtste sodomieten uit de geschiedenis. Hij zou zich, toen hij verbleef bij Nicomedes, koning van Bithynië, ‘als deszelfs byzit gedraagen’ hebben, aldus de schrijver van de verhandeling. De Romeinen zouden, evenals de Grieken, overigens ‘nooit schande daar in gesteld [hebben] dat men zich met schandjongens vermaakte’Ga naar eind17.. Eenmaal onderkend of vermeend lijkt het sodomiethema de aansprekers wel degelijk te aankleven. In Jemans' Vervolg van het Leeven der Aanspreekers bevindt zich onder de genodigden voor de uitvaart van een Amsterdamse aanspreker een ‘Nicolaas Naaugat, Narrige Nagtwerker in de Nagtmerry, in de Negerstraat, tot Naarden’. Nachtwerkers, overigens ook present bij de begrafenis van de vrijmetselaarsorde, waren een soort van putjesscheppers die 's nachts de beerputten ruimden, maar golden in de achttiende eeuw mogelijkerwijs tevens als benaming voor sodomieten. Jemans houdt de beeldspraak in faecalische trant consequent aan. ‘Naaugat’ verkeert met lieden als ‘Eenbil’, ‘Jeukgat’, ‘Keutel’ en ‘Mankebil’, woonachtig in straten als ‘'t Agterom’ en werkzaam als ‘Baggerman’Ga naar eind18.. Treffende namen die alle naar sodomie zouden kunnen verwijzen. Voor beoefenaren van het genre van de schertsbegrafenis vormde de samenstelling van de uitvaartstoet in satirisch opzicht een ware goudmijn. In een volgende aflevering stel ik de deelnemers aan de uitvaart van het vrijmetselaarsgilde nader aan u voor. Frese en Schaef geven een uitgebreide beschrijving van de begrafenisstoet. In ieder detail ligt een schimpscheut tegen de vrijmetselaarsorde en haar idealen besloten. |
|