Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 13
(1990)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ferdinand van Kessel en Nicolaus van Milst
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||
Ferdinand (meestal ondertekent hij met Ferdinando) legateert in het testament van 4 januari 1702 bedragen aan enkele familieleden, van wie zijn broer Jan en zus Joanna in Spanje verblevenGa naar eind2.. Aan zijn blinde moeyken (tante) Christian vermaakt hij een bedrag van 250 gulden en aan Nicolaes van Milst vijftig gulden. Meteen na zijn familieleden vermeldt hij dus de pastoor van het Bredase begijnhof, vervolgens bepaalt hij dat de twee andere naaste vrienden, Abraham de Longe en Arnoldus Betincx, de curatoren worden van zijn sterfhuis. Een aardig detail uit de twee testamenten is dat Van Kessel opdracht geeft om na zijn dood voor vijftig gulden brood uit te reiken aan de arme mensen. Zoals wellicht bekend, heeft Weyerman in zijn levensbeschrijving van F. van Kessel de aandacht gevestigd op een aantal van diens schilderijen, waaronder de vier elementen en de vier werelddelen, geschilderd voor de Poolse koning. Maar boven al schilderde hy het stichtelyk leevensgedrag van Reynaert den Vos op een tamelijk groot Kabinetstuk, omcingelt met langwerpige stukjes op kopere plaaten geordonneert op dewelke men alle die schelmstukken zag gemaalt, die te leezen zijn in de geloofwaardige Kronyk van deszelfs leeven. Met dat stuk bleef hy zitten, dewijl den Koning van Polen kwam te sterven, en den Heer Molo, alhoewel het die had aanbestelt het weygerde te betaalen, waar over hy dikmaals doleerde, als die geen grooter vermaak kende als te rammelen in goude en in zilvere munten. Uitgerekend dit werk met het Oordeel van Reintje de Vos is het eerste doek dat voorkomt in de inventaris die op 11 en 12 augustus 1702 opgemaakt werd in het Suickerhuys aan de Grote Markt, nu café The PaddockGa naar eind3.. Er was niet alleen veel geld (ongeveer 650 gulden contant en 475 gulden in obligaties) in de kamer waarin hij op 29 juli 1702 overleed, maar ook bevonden zich daar beroemde schilderijen o.a. van A. Brouwer, D. Teniers, de Fluwelen Breughel, Vromans en Van Ostade. Misschien kwam Weyermans werk voor bij nummer 155 twee blompottiens van j.w.! De ongehuwde Van Kessel vermaakte al zijn goederen en schilderijen aan zijn erfgenamen en naaste vrienden: de suikerbakker A. de Longe en A. Betincx (Betinck). Zijn ongeschilderde doeken, penselen, verf en ezel liet hij na aan Joannes van den Kerckhoven, bij wiens moeder de succesvolle schilder een kamer gehuurd had. In een glazen kast stonden de tientallen boeken van de beroemde kunstenaar, die ik opsom in de volgorde van de notariële akte:
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||
Niet alleen uit zijn boekenbestand, maar ook uit zijn naaste vrienden blijkt Van Kessels katholieke overtuiging. Zeg me wat U leest en ik zeg u wie Uw vrienden zijn! In dit verband moet ik zeker wijzen op Het Duijffken in de Steenrotse, Poirters' mystieke geschrift over Jezus' lijden, 1657. Anton van Duinkerken heeft in een artikel over Van Milst gewezen op diens literaire verwantschap met Adriaan PoirtersGa naar eind4.. In De Historie des Pausdoms, I, noemt Weyerman drie Voddeboekjes der Papisten: het Geestelijk Kaartspel, 't Duyfje in de Steenrots, Het Houte Hamertje van Heer Klaas van Milst, geweeze Pastoor van 't Bredaaschs Bagynhof.
Via de boekenkast belanden we bij Nicolaus van Milst (1645-1706), die vanaf 1674 tot zijn dood belast was met de zielzorg voor de begijntjes. Deze, evenals Van Kessel uit Antwerpen afkomstige priester-dichter heeft nauwe banden gehad met de succesvolle schilder, met A. de Longe en A. Betincx. Deze laatste legateerde in zijn testament van 1693 honderd gulden aan Van Milst en eenzelfde bedrag aan Ferdinando van Kessel. Bovendien waren Betincx en De Longe de opdrachtgevers tot het opmaken van een inventaris van Van Kessels goederen, en zij waren ook getuigen bij het inventariseren van de nagelaten bezittingen van pastoor Van Milst. Vrienden tot in de dood. Literair hebben de bundels van de begijnhofpastoor ons weinig te bieden: stichtelijke meditaties en rijmpjes met volkse diepzinnigheid. Aangezien er drie uitgaven bekend zijn van Christelycke Beweegh-redenen tot een salige vreese, moet dit werk bij het vrome publiek wel succes gehad hebben. Onder het motto: ‘Soeckt uw vreught - in de deught’ heeft men zeven bundels van hem kunnen opsporen. Uit zijn laatste devote boek Het Houte Sleutelken tot openinge van het Menschen Hert citeer ik een gedicht dat hoort bij de feestdag van St.-Begga (7 juli), de stichtster van de begijnhoven. Die Sint Begga hebt verkoren
Tot uw' Moeder, als een Kindt;
Siet, dat gy, nu soo herboren,
Dêes uw' Moeder eert, en mindt.
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||
Aan het eind van deze meditatiebundel volgt een gedichtje dat is opgedragen aan Mejuffrouw Elisabeth van Godewyck. Daarin heeft de dichter een raadseltje verwerkt op haar naam: Het is in Godewijck, niet in Elisabeth,
't Is in hun beider bors, niet in hun geldt geset,
Die vat, dat ick hier meyn, en is noch niet soo bot,
Hoe-wel het heeft gevat den alder-meesten sot.
En zo laat de populaire volksdichter de lezer nog zes regels zoeken naar de O, waarna hij ogenblikkelijk de grap met de O verklapt. Oplettende lezers van Weyermans poëzie herinneren zich ook zo'n flauw raadseltje met de letter R. De priester-dichter is een fraai slachtoffer geworden van Weyermans spotlust. Zo lijkt de auteur van De Historie des Pausdoms hem in de eerste regel te prijzen om hem daarna genadeloos onderuit te halen. De Pastoor van het Bagynhof der Abderieten was niet misgedeelt in Ervaarendheyt, in Voorzichtigheyt, en in Oordeel, en by gevolg een waardig Rechter in den Biegtstoel der Klappeyen. Hy was zo ervaaren in de Omstandigheden der Begynen, dat hy altoos op een koppel weeken onder of boven wist te zeggen, wanneer dat de Noot uyt de Bolster zou rollen; hy was zo voorzichtig dat hy altoos de Tongen der Karpers at om dat hy geen Graaten in de Keel zou krygen; en zyn Oordeel was zo gezont, dat hy zig nooit in een 't Zamenspraak over de Godsdienst wou inlaaten met de Ketters, dewyl hy niet Schriftuur-vast was, geen Taalen verstont, nog geen Oudvaders of Verschil Schryvers had doorbladertGa naar eind5.. Daarna verwijt Weyerman hem onmatigheid: drinken van 's morgens tot 's avonds, van Wacgholder beyen (jenever) tot Citterne wijn. Hiermee meent hij Paap van Meels Karakter voldoende geschetst te hebben: ‘Een heerlyk voorbeelt der pastoraale maatigheyt!’. Uit de inventaris van de nagelaten goederen van de pastoor blijkt dat er van zijn boeken een aparte catalogus gemaakt zou worden, maar die heb ik helaas niet kunnen vinden. Wel vond ik in de archiefstukken dat hij tussen negen en tien uur 's morgens is overleden en dat zijn dode lichaam naar Antwerpen is gebracht. Het begijntje dat hem 33 jaren gediend heeft, verklaarde dat de pastoor nog boeken had liggen in het sterfhuis, geschatte waarde 173 gulden en 11 stuivers. Voor zijn boek Het Houte Sleutelken moet er nog dertig gulden betaald worden aan Frans van Gaesbeeck in Antwerpen voor het ‘begost drucken’. Er is nog een openstaande rekening van zes gulden en 10 stuivers en wel van de beeldhouwer Joannes Claudius de Cock voor geleverde tekeningenGa naar eind6.. In Het Houte Sleutelken staat inderdaad een prent van De Cock, waarvan Petrus Boutats een ets gemaakt heeft. Kennelijk was Van Milst in 1706 niet aan de drank, maar flink in de weer met druk- en tekenwerk voor zijn laatste bundel. |