Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 13
(1990)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||
De neergang van een voordrachtskunstenaar. Over Arend Fokke Simonsz (1755-1812)Ga naar eind*
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||
geheim om van den nood eene deugd te maken en Het horoskoop der statistische, politieke en oeconomische wereldGa naar eind6.. Onderzoek naar Fokkes rol in Amsterdamse genootschappen geeft meer zicht op de treurige ommekeer in zijn leven. | |||||||||||||||||||||||||
Op weg naar succesArend Fokke groeide op in een artistiek milieu. Zijn vader, Simon Fokke (1712-1784), was graveur en genoot landelijke bekendheid door zijn illustraties voor letterkundige en historische boeken; zijn tante Catharina Elisabeth Fokke was een beroemd actrice en huwde met de acteur en graveur Jan PuntGa naar eind7.. Ook andere familieleden waren aan het toneel verbonden. Zijn ouders zorgden ervoor, ondanks beperkte financiële middelen, dat hij van jongs af privé-lessen kreeg, in moderne en klassieke talen en andere vakken. Van zijn vader leerde hij de grafische basisvaardighedenGa naar eind8.. Over een eventuele schoolcarrière is niets bekend. Simon Fokke had beroepshalve veel contact met uitgeversGa naar eind9.. Eén van hen was Steven van Esveldt, in wiens boekbedrijf in de Kalverstraat Arend Fokke op zijn dertiende jaar leerjongen werdGa naar eind10.. Zes jaar later vestigde Fokke zich als zelfstandig boekverkoper in Amsterdam. Hij werd op 26 september 1774 geregistreerd in het Gildeboek van het Amsterdamse boekverkopersgildeGa naar eind11.. Beslissend voor zijn loopbaan als boekhandelaar en literator was zijn toetreden tot Amsterdamse genootschappen vanaf 1782. Die gingen bij hem boeken, schrijfmaterialen en gelegenheidsdrukwerk (toegangsbiljetten) betrekken. Ook bracht hij werken op de markt van genootschapsleden, onder wie de dames Petronella Moens en Adriana van Overstraten. De verhandelingen die hij zelf vanaf december 1782 hield in de genootschappen (hij sprak over de levensfasen van de mens, gemoedsgesteldheid en zielsaandoeningen) gaf hij bijna allemaal in eigen beheer uitGa naar eind12.. Voor de Maatschappij Tot nut van 't algemeen was hij tot 1793 één van de officiële uitgevers. Samen met Hendrik Keijzer en Cornelis de Vries gaf hij vele verhandelingen, school- en liedboekjes van de Maatschappij uit. In 1793 moest hij zijn boekhandel sluiten. Ondanks de opdrachten van de genootschappen lukte het hem niet meer met winst te draaienGa naar eind13..
In de beginjaren van zijn ‘genootschapscarrière’ was hij op zoek naar een eigen stijl van voordragen. Hij wist dat hij een goed spreker was - hij kwam uit een familie van acteurs - maar hij had geen vrede met de manier waarop hij zich tot het publiek richtte. Om een wezenlijke bijdrage te leveren aan de zelfontplooiing en kennisverwerving van de leden - een van de belangrijkste doelstellingen van de laat-achttiende-eeuwse genootschappen - dacht hij meer rekening te moeten houden met de smaak van zijn publiek, of, zoals hijzelf later schreef: Een schrijver, die eenigzins zijne moeite beloond wil zien, en zijn doel, om gelezen te worden, tracht te bereiken, moet zich voegen naar den smaak des volks, voor hetwelk hij schrijft, dewijl het volk zich niet altijd naar zijn' bijzonderen smaak, waarin hij anders veel liever zou schrijven, voegen wil of kanGa naar eind14.. Omdat de genootschapsleden lering én ontspanning wildenGa naar eind15., besloot hij zijn teksten in een luchtig jasje te steken. Humor en vlotte dialogen werden de kenmerken van zijn verhandelingen-nieuwe-stijlGa naar eind16.. Zijn publiek reageerde positief op de komische vertogen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||
- men kwam van heinde en verre naar Amsterdam om hem te horenGa naar eind17. - en er bleek een breed lezerspubliek te zijn voor de uitgaven ervanGa naar eind18.. De Moderne Helicon, Een droom (1792), de Boertige reis door Europa (1794-1806) en het Ironisch-comisch woordenboek (1797-1805) behoren tot zijn bekendste werken en werden alle verschillende malen herdrukt. | |||||||||||||||||||||||||
De genootschappenFokkes besluit om zijn verhandelingen met humor te doorspekken bleek een gouden greep. Als succesvol spreker heeft hij dertig jaar lang zijn Amsterdams publiek vermaakt. Al die tijd speelde hij een vooraanstaande rol in het Amsterdamse genootschapsleven. Sommige genootschappen heeft hij helpen opbouwen; voor andere was hij een steun in moeilijke tijden en garandeerde hij de voortgang van werkzaamheden. Tevens was hij actief op bestuurlijk niveau in enkele grote genootschappen. De Maatschappij der Verdiensten, beter bekend onder de spreuk Felix Meritis, was het eerste genootschap dat hem balloteerde en als lid verwelkomde: dat was op 14 oktober 1782Ga naar eind19.. Andere volgden spoedig. Voor zover bekend is hij bij minstens twaalf genootschappen betrokken geweestGa naar eind20. (tussen haakjes staan zijn jaren van lidmaatschap en de aard van zijn activiteiten):
Afgezien van Rusticatio, dat door Fokke in 1804 werd opgericht en dat in zijn achterkamer vergaderde, heeft hij zich het meeste ingezet voor de departementen van Letterkunde en Koophandel van Felix Meritis en de twee Amsterdamse afdelingen van de Maatschappij Tot nut van 't algemeenGa naar eind35.. Van beide Maatschappijen is hij meer dan 25 jaar lid geweest en voor beide heeft hij bestuurlijke taken verricht als penningmeester, secretaris of voorzitterGa naar eind36.. Hij nam zitting in commissies die de besturen van de departementen adviseerden of inzendingen op prijsvragen beoordeeldenGa naar eind37.. Bij de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||
Maatschappij Tot nut van 't algemeen profileerde hij zich op het gebied van de onderwijsvernieuwing: hij maakte enkele jaren deel uit van het schoolbestuur van de Amsterdamse Nutsschool en hielp bij het opzetten van plannen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeterenGa naar eind38.. Bij Felix Meritis en Doctrina et Amicitia, waarvan hij sinds 1800 of 1801 lid was, kreeg hij een aanstelling als lector om in te vallen op avonden dat er geen spreker was. Normaal gesproken werden spreekbeurten verdeeld onder de werkende leden van een genootschapGa naar eind39.: ieder werkend lid werd geacht zich op te geven om minstens één keer per seizoenGa naar eind40. een verhandeling te houden, maar in de praktijk traden er vaak problemen op. Leden die ingetekend hadden, meldden zich af of intekenlijsten werden slechts voor de helft ingevuld. In de Bataafse tijd waren de leden van diverse genootschappen geheel in beslag genomen door ‘de belangrijke en ontzettende gebeurtenissen’ van die tijd, en nauwelijks nog tot werkzaamheden aan te sporenGa naar eind41.. Zo niet Arend Fokke. Hij viel zo vaak in voor leden die het lieten afweten, dat de besturen van de genootschappen het niet meer dan terecht vonden dat hij een geldelijke vergoeding kreeg voor zijn inzet. Voor het gemak verstrekten Doctrina et Amicitia en het Departement van Koophandel van Felix Meritis hem enkele malen een jaargeld (meer dan honderd gulden, een keer zelfs driehonderd gulden)Ga naar eind42.. Het Departement van Letterkunde van Felix Meritis betaalde hem per lezingGa naar eind43.. Fokke staat bekend als een broodschrijver vanwege de vele vertalingen die hij heeft geleverdGa naar eind44.. Hij kan met recht ook een ‘broodspreker’ genoemd worden. Voor zijn bewezen diensten beloonden Felix Meritis en de Maatschappij Tot nut van 't algemeen hem zelfs met het erelidmaatschapGa naar eind45.. Dat hield onder andere in, dat hij geen contributie meer hoefde te betalen. Dat kwam goed uit, want Fokke verkeerde na 1805 in grote financiële moeilijkhedenGa naar eind46.. Sociaal gezien behoorde hij als lagere ambtenaar tot de bevolkingsgroep die zich een lidmaatschap met moeite kon veroorloven. De genootschappen sloten met opzet het grootste deel van de bevolking buiten door de instelling van ballotagecommissies, hoge contributiegelden en een uitgebreid boetesysteem. Het erelidmaatschap verzekerde Fokke van blijvende deelname aan activiteiten in de genootschappen en van omgang met de kooplieden, de (hogere) ambtenaren, de predikanten en andere leden uit de ‘middengroepen’Ga naar eind47.. | |||||||||||||||||||||||||
BergafwaartsHet pakte anders uit. In 1807 was hij enkele maanden ernstig ziekGa naar eind48. en hij moest enkele geplande spreekbeurten afgelastenGa naar eind49.. Op 7 december was hij weer in staat in Doctrina et Amicitia het spreekgestoelte te betreden, maar zijn voordracht was ‘aan geenen zijner hoorderen bevallen’Ga naar eind50.. In maart van het volgende jaar hield hij de verhandeling die hem, zoals aan het begin vermeld, het lidmaatschap van deze vereniging kostte. Op 16 april 1810 veroorzaakte hij opnieuw opschudding, tijdens een bijeenkomst van het Eerste Amsterdamse Departement van de Maatschappij Tot nut van 't algemeen. Nadat hij het spreekwoord ‘Elk meent zijn uil een valk te zijn’ ‘zoologiesch, ironiesch komiesch en ekonomiesch’ had verklaard, kwam het bestuur van het Departement in een extra vergadering bij elkaar. Ze wilden elkaar raadplegen ‘over zekere onvoegzame en tegen de wet strijdende uitdrukkingen, voorkomende in de Verhandeling van de Heer Arend Fokke, Simz. en doelende op de politieke gebeurtenissen van ons land’Ga naar eind51.. Politiek was evenals godsdienst in de meeste genootschappen een regelrecht | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||
taboeGa naar eind52.. In de Wetten werd expliciet gesteld dat politieke en religieuze onderwerpen niet aangesneden mochten worden in verhandelingen. Fokke was verrast door de reacties op zijn lezing en bood zijn verontschuldigingen aan. Hij deelde mee dat het niet zijn bedoeling was geweest het ‘gouvernement’ te beledigen en beloofde de tekst te zuiveren van aanstootgevende passages alvorens hem te publicerenGa naar eind53.. Helaas heeft hij woord gehouden. Het valt niet meer te achterhalen, noch in de gedrukte versie, noch in de notulen van het departement, welke uitlatingen hij heeft gedaan over het Franse gezag. Ondanks zijn excuses en toezeggingen zag het bestuur hem liever gaan dan komen. Hij heeft na deze slechte beurt geen voordrachten meer gehouden in de departementen van de Maatschappij. Alleen Felix Meritis duldde hem nog met enige regelmaat op het spreekgestoelte.
Niet alleen in de genootschappen ging het bergafwaarts met hem. Hij tobde steeds vaker met zijn gezondheid en had, gedeeltelijk ten gevolge van zijn ziektes, weinig inkomsten. Sinds 1804 woonden hij en zijn vrouw, Catharina Brinkman, in een buitenwoning, aan het Noordelijk Zaagpad (tegenwoordig de Albert Cuypstraat). In 1810 kon hij het financieel niet meer opbrengen daar te blijven wonen en zocht een woning in de buurt van het Stadhuis, waar hij werkte. Hij verhuisde naar ‘eene ellendige woning, in eene zeer onaanzienlijke buurt van Amsterdam’, de Prinsengracht, nabij de Leidsegracht en het AalmoezeniersweeshuisGa naar eind54.. In oktober 1811 bracht Napoleon Bonaparte een bezoek aan Amsterdam. Als voorzorgsmaatregel werden verdachte burgers door de Franse politie opgepakt en enkele weken opgesloten of uit de stad verbannenGa naar eind55.. Arend Fokke, inmiddels 56 jaar, behoorde, tot veler verbazing, tot de eerste groep. Hij werd twee weken gevangen gezet in het Verbeterhuis aan de Weteringschans. Fokke heeft nooit rechtstreeks felle kritiek geuit op de Fransen of Napoleon in zijn publikatiesGa naar eind56.. Het was zijn gedrag in de genootschappen dat hem bij de Franse politie verdacht maakte: met name het voorval in de Maatschappij Tot nut van 't algemeen had hem in het kleine wereldje van de Amsterdamse ambtenaren een anti-Franse reputatie bezorgd. Zijn uitgevers waren terughoudend geworden en brachten geen werk meer van hem op de markt. Zijn zwakke gestel belette hem regelmatig te werken. Ziek en arm is hij op 15 november 1812 gestorven. De grote genootschappen waar hij zich al die jaren voor had ingespannen ondernamen niets om hem na zijn dood te eren. Het is opmerkelijk dat zijn begrafenis, op 21 november in de Zuiderkerk, werd verzorgd door een genootschap (Tot nut en beschaving) waarvan hij amper een jaar lid was en een genootschap (V.W.) waarvan hij nooit lid was geweestGa naar eind57.. | |||||||||||||||||||||||||
Plat, ongenietbaar en vulgairFokkes teksten genoten, ondanks de kritiek uit de genootschappen, en ondanks het feit dat hij in zijn laatste levensjaren geen uitgever kon vinden, tot lang na zijn dood grote populariteit. A.B. Saakes en, later, J.C. van Kesteren namen bij herdrukken en uitgaven van niet eerder gepubliceerde teksten voorberichten op om hem in ere te herstellen. De laatste gaf van 1830 tot 1835 in twaalf delen de Verzameling der werken van Arend Fokke Simonsz uit. Vanaf 1850 werden de herdrukken schaars en zijn oeuvre werd onderwerp van bijtende kritiek. De ironisch-komische toon in de werken was de critici onwelgevallig | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||
geworden. Wie er nu een letterkundig handboek op naslaat, vindt Fokkes verhandelingen omschreven als plat, ongenietbaar en vulgairGa naar eind58.. |
|