belangrijkste woordvoerder van het anti-patriottenfront, Rijklof Michael van Goens, niet aan het woord gelaten wordt.
Vervolgens komen teksten, geschreven in de maanden voor de geslaagde revolutie van 1795, aan bod. De strijd tussen de Oranjeaanhangers en de patriotten laaide weer op, en werd in het voordeel van de laatsten beslist door de vlucht en daarmee de val van Willem V. In deze periode was er echter nog een derde factor: de gebeurtenissen in Frankrijk werden door velen met huiver gevolgd en bekritiseerd, of juist toegejuicht.
In de laatste reeks fragmenten wordt er niet meer zo zeer naar een directe tegenstander uitgehaald, maar becommentariëren de auteurs de ontwikkelingen in Europa en in Nederland. De situatie was immers revolutionair veranderd, en men was benieuwd in hoeverre de aantrekkelijke leuzen in daden omgezet werden. Aandacht voor de ‘Gelijkheid’ betekende aandacht voor de positie van diverse groepen in de samenleving, zoals joden en vrouwen. Ondanks het streven naar ‘Broederschap’ konden ook de patriotten het niet nalaten anderen te bespotten. Door afstand te nemen van de ‘ouderwetse’ patriotten wilden de nieuwe idealisten hun image hoog houden. Naarmate de tijd vorderde en men de kans kreeg de gebeurtenissen van 1795 en de roes die er op volgde te relativeren, werden die fanatiekelingen zelf ook weer onderwerp van spot, zoals in ‘De historie van Japik de Boer’ door Gerrit Paape. Hanou zegt over deze tekst: ‘Paape schetst in dit werk verschillende “typen” patriot: de baantjesjager, de stommeling die achter nieuwe politieke modes aanloopt en nooit echt iets begrepen heeft, de armoedzaaier, de fanatiekeling, en zo verder. In die beschrijvingen toont hij toch steeds een zeker begrip en mededogen’ (p. 127). Er worden geen individuen meer beklad, maar ‘representanten van een bepaald psychologisch gedrag’. Voor liefhebbers van satirische geschriften is hier genoeg te genieten.
Revolutie in woorden is verschenen als Griffioen. Dit heeft vergaande consequenties wat betreft de presentatie van de teksten: de fragmenten zijn niet alleen herspeld en ingekort, maar ook gemoderniseerd en soms zelfs herschreven. Hier volgen twee voorbeelden van de wijze waarop Hanou de oude teksten voor een breed publiek toegankelijk heeft gemaakt:
‘Dan in stede van dit, kreeg ik scheldwoorden; jou ouwe schop, zie jij dat je t'huis komt;’ (J. le Francq van Berkhey, De Bataafsche Menschlykheid, 1804, p. 236)
‘Maar in plaats van bescherming kreeg ik scheldwoorden: jij oranje-ss'er, zie maar dat je thuiskomt. (R.i.w. p. 38)
Er is ook al questie om die patienten, welke door Kina noch Rhabarber kunnen gered worden, door middel van de Luchten, die men dagelijks ontdekt, te kureeren’ ([P. de Wakker van Zon], Jan Perfect, 1816, deel 1, p. 31)
‘En er is sprake van dat men mensen die niet met een aspirientje te genezen zijn naar de zee of de bergen moet sturen om te kureren.’(R.i.w. p.98)
Ondanks de bezwaren die men kan opperen tegen het vergaande ingrijpen in de oorspronkelijke teksten, moet toegegeven worden dat Hanou erin is geslaagd de teksten heel levendig te maken voor een modern publiek. Hij heeft een interessante bijdrage geleverd aan het blootleggen van de 18de-eeuwse mentaliteit, door teksten die twee eeuwen lang genegeerd zijn, op een zeer aantrekkelijke manier te presenteren.
Marco de Niet
Christiaan Huygens. Cosmotheoros / de Wereldbeschouwer. Vertaling Pieter Rabus. Voorzien van een inleiding door H.A.M. Snelders. Utrecht, Epsilon Uitgaven, 1989. f 35,-.
Wat was het eerste natuurwetenschappelijke werk dat in de Russische taal verscheen? Een in 1717 in opdracht van Peter de Grote verschenen vertaling van Huygens' basistekst, de (Latijnse) Cosmotheoros uit 1698. Opmerkelijk detail: ‘de direkteur van de drukkerij was diep geschokt door de inhoud van het boek dat hij atheïstisch en godslasterlijk vond. Hij liet er daarom maar een paar exemplaren van drukken’ (p. 12). Gelukkig gebood de tsaar in 1727 een tweede druk.
De Russen waren niet zó laat. Deze Europese seller werd in 1698 in het Engels vertaald; in 1702 in het Frans; in 1703 in het Duits. De NRC van 30 mei 1989 rapporteerde zelfs een vertaling in het Zweeds, uit 1774. En Nederland? De vertegenwoordiger van de vroege Verlichting, de Rotterdammer Pieter Rabus, produceerde zijn vertaling in 1699. De taal is een koel en kristalhelder Nederlands. Herdrukken volgden in 1717 en 1754. Naar deze laatste uitgave is het werk nu gereprint, met een korte uitleiding van de editeur (waarom nu juist naar de 1754-druk, wordt nergens toegelicht; een omissie).
Waarom was deze Wereldbeschouwer zo populair? Wij worden hier speciaal niet over