Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 13
(1990)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdEen ganzenpasteiGa naar eind*
| |
[pagina 53]
| |
gepakt heeft naar 't Oosten. De architect die Weyerman hier onder handen neemt, is John Vanbrugh (1664-1726). Niet alleen van naam, maar mogelijk ook in persoon geen onbekende van Weyerman. Vanbrughs eerste architectonische proeve was het ontwerp voor Castle Howard. Tijdens zijn reis naar Engeland maakte Weyerman volgens eigen zeggen enkele bloem- en fruitschilderijen voor de eigenaar van Castle Howard, Charles Howard 3rd Earl of Carlile (1669-1738), de hier genoemde Milord CarlileGa naar eind3.. Maar ook in de Londense society-kringen van die tijd was Vanbrugh een bekend figuur. Hij had een bliksemcarrière gemaakt als comedieschrijver, maar richtte rond 1700 zijn belangstelling op de architectuur, waarna hij, zoals later zou blijken, een der beroemdste barokarchitecten zou worden. Zijn ontwerp voor Castle Howard maakte hem zeer befaamd. Naar gewoonte van die tijd werd er een houten model van het ontwerp gemaakt, dat ook aan het hof werd getoond. Kennelijk maakte hij hiermee een zeer goede indruk, want toen de Duke van Marlborough (1650-1722) na zijn overwinning in Blenheim (1704) door Queen Anne beloond werd met een ‘Palace’, werd tevens bepaald dat John Vanbrugh de architect van dit symbool van nationale trots moest worden. De in het citaat genoemde ‘wakkere Generaal’ is de Duke van Marlborough. Overigens wordt in het algemeen aangenomen dat Queen Anne de architect benoemde en niet, zoals in het citaat wordt gesuggereerd, de Duke zelf. Tot zover kloppen Weyermans woorden. Maar bestond er een ‘geheime Raad van Bouwkonstenaars’ die erop moest toezien dat de kamers in het huis niet alleen geschikt waren voor ‘steendoggen’ (mopshonden) en kabouters? Ik heb er niets over kunnen vinden, maar het is bekend dat Vanbrugh een architect was van ‘het grote gebaar’ en niet zoveel aandacht schonk aan praktische eisen die men aan een kasteel zou kunnen stellen. De teneur van een populair liedje uit die tijd luidde dan ook dat Blenheim meer een ‘house’ was dan een ‘dwelling’Ga naar eind4., en ook van Castle Howard is bekend dat het, de oppervlakte in aanmerking genomen, over relatief weinig slaapkamers beschikte.
In het tweede deel van het citaat komt een gebouw in Londen ter sprake, het in 1698 grotendeels verbrande Whitehall.
Whitehall was oorspronkelijk de koninklijke residentie, maar King William en Queen Mary woonden in Kensington Palace en hadden na de brand geen ambitie | |
[pagina 54]
| |
op de ruïnes van Whitehall een nieuw paleis te laten bouwen, hoewel de hofarchitect, Sir Christopher Wren al verschillende ontwerpen had ingediend. Reeds twee jaar na de brand, diende Vanbrugh (ongetwijfeld gesterkt door het maatschappelijk aanzien dat hij inmiddels had opgebouwd) bij de koning een verzoek in om op de plek van het voormalige paleis een ‘lodging’ voor eigen gebruik te mogen bouwen. Christopher Wren, die in positie boven Vanbrugh stond, was weinig gecharmeerd van het idee maar kon niet verhinderen dat Vanbrugh de toestemming kreeg. Sterker nog, er werd aan de toestemming toegevoegd ‘to allow him liberty to make use of such brick and Stone out of the Rubbish as they shall have occasion for’. Ook dit bouwwerk van Vanbrugh baarde opzien en onder meer Jonathan Swift wijdde er een tweetal gedichten aan, genaamd Vanbrughs House en The history of Vanbrughs House. Beide gedichten verschenen in 1711 in druk in Miscillanies in Prose and Verse. Dit boekwerkje zat zonder twijfel in Weyermans koffers toen hij terugkeerde van zijn bezoek aan Engeland, want in het hierboven weergegeven citaat uit de Hermes komen passages uit beide gedichten voor. Alleen de stukjes over Thornhill en over milord Carlile zijn toevoegingen van Weyerman of komen elders vandaan. De meeste citaten komen uit het gedicht The History of Vanbrughs House. Vitruvius de tweede en ‘De Hartog van *** wierp hem den Neusdoek toe van gunst en hy heeft zyn heerlyk Paleis gemisordonneert. Doch die wakkere Generaal, die meêr kennis bezit om een Oorlogs-Vesting om ver te halen, dan om een Gebouw op te rechten’ is bij Swift terug te vinden in de regels 36-38 Van is become by due degrees
For building famed and justly reckoned
At court, Vitrivius the second
gevolgd in de regels 41-42 door And now the Duke has wisely taken him
To be his architect at Blenheim
en de regels 45-48 Or if His Grace were no more skill'd in
The art of battering walls than building,
We might expect to see next year,
A mouse-trap man chief engineer.
Al eerder in het gedicht was Swift ingegaan op het huis dat Vanbrugh had gebouwd op de ruïnes van Whitehall. Hij sprak daar over He built up such a monstrous pile
That no two chairmen could be found
Able to lift it from the ground. (r. 28-30)
| |
[pagina 55]
| |
hetgeen door Weyerman vertaald wordt als Een gebouw dat zo suffisant is, dat'er tot noch toe geen twee Kruijers in Engeland gevonden zyn, die het van den grond konnen optillen. De overige krenten nam Weyerman uit de pap van het gedicht Vanbrughs House. Het origineel is lang (134 regels) en geestig, en de ontleningen van Weyerman doen geen recht aan het origineel.
In het gedicht wordt, nadat in een inleiding de bouw van het huis aan de orde is gekomen, een groep collega-poëten opgevoerd, die het huis van hun ‘Brother Van’ wel eens willen zien, maar het, ondanks naarstig zoeken, niet kunnen vinden. Tot At length they in the rubbish spy
A thing resembling a goose-pie (r. 103-104).
Deze ganzenpastei sprak Weyerman aan, maar voor de hedendaagse lezer is de vergelijking niet zo duidelijk. Commentatoren menen dat de vorm van het huis (vrijwel vierkant, als een kubus) overeenkomt met de vorm van een ganzenpastei, zoals die toen werd klaargemaakt. Daarnaast zou een reden voor deze benaming kunnen liggen in het ontbreken van enige architectonische versiering, zoals ‘ornaments of pilasters’ dat bijvoorbeeld Castle Howard wel kendeGa naar eind5.. Erg duidelijk is de vergelijking niet en het is nog maar de vraag of de lezers van Weyerman indertijd de tekst helemaal begrepen hebben. Bij lezing van het origineel was de glimlach wellicht breder geweest. |
|