Hoofdwacht en na haar verbanning uit de stad in de buitenherberg ‘De Blomkool’. De jurist en schrijver Franciscus Lievens Kersteman was op dat tijdstip toevallig, ook als gevangene, in Breda gelegerd. Hij was als arrestant in de gelegenheid om met Maria van Antwerpen te spreken. Haar verhaal vormde de basis voor zijn biografie De Bredasche Heldinne, die in 1751 bij de gebroeders Van Thol in 's-Gravenhage verscheen.
F.L.K. (zoals er op het omslag staat) presenteert De Bredasche Heldinne aan het publiek als de autobiografie van Maria van Antwerpen. Zij vertelt hoe ze, door de nood gedreven, besluit om haar dienstmeidenrok te verwisselen voor mannenkleren. In Grave laat ze zich als Jan van Ant ronselen voor het regiment van Veltman. Zij beschrijft de vele avonturen gedurende haar diensttijd, onder andere haar huwelijk te Coevorden met Johanna Cramers. Het verhaal eindigt met de ontmaskering, toen tevens bleek dat de echtgenote niets van Maria's ware sekse wist. Kersteman geeft in het nabericht de sententie van de krijgsraad, die haar in een wijs vonnis de stad laat uitzetten.
Wat Kersteman al vermoedde, gebeurde inderdaad vele jaren later. Maria, de Heldinne, deed weer van zich spreken, toen zij in Gouda gearresteerd en verhoord werd. Zij had weer dienst genomen als soldaat en ook nog een onwettig huwelijk gesloten. De schepenbank verhoorde haar zes keer in februari 1769 en vonniste: verbanning uit de stad. Na vele omzwervingen belandde Maria in Breda, waar zij in 1781 pro deo begraven werd.
De inleiders hebben niet alleen Kerstemans De Bredasche Heldinne in dit deel Egodocumenten opgenomen, maar ook het verslag van de verhoren in Gouda en een straatlied dat honderd jaar later over deze ongewone historie nog gezongen werd. Het is een vermakelijk lied over een manhaftig Vrouwspersoon, die ‘de staeten van Holland vyf jaer en zes maenden gediend heeft, als Grenadier binne Breda’. Er gebeuren en gebeurden vreemde dingen in Breda. ‘Nu vrinden hoort zingen een lied capitael....’
De verslagen van het rechterlijk verhoor vormen boeiende leesstof voor de moderne lezer. De toevoeging van deze tekst aan Kerstemans biografie vind ik een gouden greep. Telkens kan de lezer vergelijkingen maken tussen de schelm Jan van Ant en de echte Maria van Antwerpen, die zich voor de schout en schepenen moet verdedigen. Je kunt de tekst, opgetekend door F.L.K. uit de mond van de Heldinne, vergelijken met de gegevens uit de verhoren. Wat is feit en wat is fictie? Voor mij is dat niet altijd even duidelijk geworden. Maar de belangrijke vraag in het verhoor of zij man dan wel vrouw was, beantwoordt zij met ‘in-de natuur een manspersoon, maar uiterlijk een vrouwspersoon’ (blz. 85). Tegenwoordig zouden we in dit geval spreken van een transseksuele geaardheid.
Aan de teksten gaat een korte inleiding vooraf met informatie over Maria van Antwerpen, Franciscus Lievens Kersteman, de literair-historische achtergronden van dit boek en het nieuwslied, waarmee deze uitgave besluit. De pseudo-biografie die F.L.K. opdist, volgt het model van de picareske roman, een populair genre sinds de zeventiende eeuw. Een werkje met het travistie-motief trekt ongetwijfeld een groot publiek en betekent een financieel succes voor een schrijver met permanente geldzorgen. Om het geheel nog aantrekkelijker te maken kan Kersteman op het idee zijn gekomen om in Maria's verhaal de ontmoeting met het hoertje Catootje in te voegen. Zo plakt hij het ene avontuurlijke levensverhaal tussen het andere, en daar lust 't Gemeen wel pap van! Door dit boek heeft hij naar eigen zeggen zijn Bredase schulden kunnen aflossen.
De inleiding tot deze uitgave vind ik tamelijk oppervlakkig. Na lezing en herlezing, want Maria's relaas blijft boeiend, blijf ik toch met onbeantwoorde vragen zitten. Hoe betrouwbaar is Kersteman als biograaf? Hoe groot was het verkoopsucces van zijn biografieën? Hoeveel herdrukken beleefde De Bredasche Heldinne? Op welk publiek mikt de auteur, m.a.w. wie behoorden tot 't Gemeen? Waarom werd hij geen geacht schrijver? Kwam dat door zijn avontuurlijk leven, of zijn onderwerpen, of zijn stijl? Over de stijl verneem ik niets. Jammer! Zijn lange zinnen moeten het afleggen tegen het schitterende proza van Jacob Campo Weyerman, wiens biograaf hij was, maar niet diens navolger. Een voorbeeld om