Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 12
(1989)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
ZielverhuizingGa naar eind*
| |
[pagina 30]
| |
dit intrigerend vers niet te bieden. Wel lijkt een scherpe tweedeling waarneembaar: het eerste viertal regels bevat een aanspreking, het tweede viertal een mededeling, vermoedelijk gericht tot de voordien aangesproken persoon, die de gestalte van een ezel heeft aangenomen, na een voorafgaand leven als aap. De Attributen van de vader - ‘narrekanp’ en ‘wapper’ - wekken bevreemding, onduidelijk blijft wat met ‘'t velt der boeren’ bedoeld kan zijn en duister is de identiteit van ‘Gy’. Het verlossend woord wordt niet door C.M. Geerars gesproken. In zijn proefschrift moet hij erkennen: ‘Ook voor het korte gedichtje Zielverhuizing kan ik geen bevredigende verklaring vinden.’Ga naar eind2. Reden genoeg om het vers eens nader te onderzoeken.
Tenminste duidelijk is dat het gedicht van Poot over een zielsverhuizing gaat. Over zielsverhuizing in het algemeen schreef Poot nadien in het driedelig Groot Natuuren Zedekundigh Werelttoneel, die belangrijke bron van het eigentijdse denken in beelden. In het lemma Filozofy of Leer der Wysheit wordt de zielsverhuizing allesbehalve serieus genomen: het is een ‘belachlyk gevoelen’ en met instemming wordt Lucianus geciteerd die Pythagoras invoert onder de gedaente eenes Haens, en hem doet zeggen, Dat hy was geweest de hoer Aspazia, de Cinische Filozoof Krates, een Koning, een arm man, een Persiaensche Landvoogt, een paert, eene kauw, een kikvorsch, en duizent andere dieren meer, eer hy dus een Haen was geworden.Ga naar eind3. De leer van de zielsverhuizing was Poot stellig nog bekend uit Vondels vertaling van Ovidius' Metamorphosen. In het vijftiende boek kwam de leer van Pythagoras aan bod, terwijl het gehéle werk een uitgebreide catalogus van ‘herscheppingen’ en ‘gestalteverwisselingen’ bood. Erg vleiend is het vers ‘Zielverhuizing’ voor de onbekende, wiens ziel de gedaante van een aap verwisselde voor die van een ezel, zeker niet. Mogelijk dat de lijst van Poots ‘bêtes noires’ uitkomst biedt bij de identificatie van de onbekende en bij de interpretatie van het vers. Daarbij liggen de papieren voor Jacob Campo Weyerman gunstiger dan die van Arnold Willis, de ‘illegale’ herdrukker. In een gedicht, dat net als ‘Zielverhuizing’ is opgenomen in de afdeling Mengeldichten van de bundel uit 1728, laat Poot zijn mening over Weyerman wat directer blijken. Het gedicht ‘Aen eenen Vrient, verraden van zyn’ verplichten Schynvrient' - vormt ‘circumstantial evidence’: in het gedicht worden de praktijken gehekeld van iemand, die zijn oude vrienden belastert. Vanwege de regels 'k Zie dorens, naeu t' ontloopen,
Aen Hermes vrederoê.
Hoe kout hy Argus oogen toe,
En Plutoos deuren oopen!
ontmaskerde Geerars de ‘Schynvrient’ als Jacob Campo Weyerman: de Hermes-Argus-controverse maakt dat aannemelijk.Ga naar eind4. Met de door Poot getrooste vriend wordt misschien Daniël van Beke bedoeld. Mogelijk is hij de ‘Boereschout’, die in de Amsterdamsche Hermes een aantal ma- | |
[pagina 31]
| |
len onvrijwillig en onvoordelig optreedt. Van Beke, vriend en beschermer van Poot, was schout van Bodegraven en had enkele jaren gastvrijheid verleend aan Weyerman en van zijn gast onderricht in het schilderen gekregen. Of ‘'t velt der boeren’ dat van Van Beke was, is onduidelijk.Ga naar eind5. Poot zelf werd evenzeer door Weyerman in geschrifte mishandeld. Toen Poot in voorredes een robbertje vocht met Willis, beschreef de Amsterdamsche Hermes de strijd en maakte Willis èn Poot belachelijk. Poot werd baatzucht verweten. Later zou Weyerman - o.a. in de Keurdichten - nog herhaaldelijk Poot aanvallen, maar een prominente plaats in Campo's pantheon van vijanden was voor Poot niet weggelegd.
In het werk van Weyerman komt het motief van de zielsverhuizing veelvuldig voor. In nummer 10 van de Rotterdamsche Hermes van 15 oktober 1720 werd in een gezelschap - met in het luidruchtig midden een dom heer, ‘geboren te Delf’ - ‘de zielsverhuizing van Pythagoras gedebatteert: Onze Delvenaar, om de Dames te vermaken, zeide: Mejuffers, daar is niets zekerder dan die stelling, want het heugt my noch, dat ik over eenige eeuwen het gulde Kalf was. Dan ben je zeer zuinig geweest (repliceerde eene Dame) want t'zedert al dien tyt is 'er niet meer afgesleten dan 't vergultsel. Weyerman spotte en speelde graag met de leer van Pythagoras. In het een na laatste nummer van de Rotterdamsche Hermes, nummer 58 van 28 augustus 1721, heet het: Indien het Hermes geoorloft was om, volgens de Zielsverhuizing van Pythgoras, in de gepluimde machine van eenig gevogelt te verhuizen, verkoos hy liever die van een' Arent dan van een' Kerkuil. Moest zyn keuze vallen op een viervoetig Dier, dan kroop hy liever in de vacht van een' genereuzen Leeu dan in die van een Filozoofs Zwyn: en indien hy delogeeren moest in eenig bloedeloos diertje, zou hy de geëmalieerde wiekjes der Surinaamsche Vlinders den voorrang geven boven de dorre en zwarte Schallebyters.Ga naar eind6. Dat laatste citaat wijst op de mogelijkheid de zielsverhuizing als metafoor te gebruiken voor de overgang van 's schrijvers ziel van het ene in een jaargang voltooide weekblad in een ander weekblad. De metafoor ligt voor de hand. Of Poot het beeld aan het werk van Weyerman ontleende of niet, hij kende het wekelijks werk van Weyerman zeker wel. Via Boitet - bijna altijd present in de stok van Weyermans weekbladen - zal Poot onwillekeurig kennis hebben gemaakt. De aanvallen van Weyerman zal hij zéker gelezen hebben. Op die aanvallen is ‘Zielverhuizing’ geen antwoord. In grove trekken geschetst behandelt de inhoud van ‘Zielverhuizing’ het verschijnen van een nieuw weekblad van Weyerman, terwijl een vorig blad heeft opgehouden te bestaan. Of Poot in zijn vers de maskeradestijl van Weyerman - en het bij Weyerman aangetroffen motief van de zielsverhuizing - bewust heeft gebruikt om daarmee het mikpunt van zijn spot extra te treffen, is onzeker. Het is immers ook mogelijk dat een dergelijke maskerade bij het polemisch hekeldicht paste. Nu wat preciezer over ‘Zielverhuizing’. ‘Narrekap’ en ‘wapper’ (geselriem) ver- | |
[pagina 32]
| |
wijzen naar de attributen van Hermes: Muts en Slangenstaf. In de eerste regel spreekt Poot de Hermes van de Amsterdamsche Hermes aan, terwijl de vader de Hermes van de zojuist geëindigde Rotterdamsche Hermes is. Waar ‘'t velt der boeren’ betrekking op heeft? ‘'t Velt der boeren’ is de waarnemer van de zielsverhuizing, van de overdracht van de Hermetische attributen. Of het naar de Rotterdammer ommelanden, waar de dichter-boer Poot thuis was, verwijst of een cryptische verwijzing naar Campo (Velt) Weyerman is, kan hier niet beslist worden. Het tweede viertal regels van het vers werkt de gedachte van het eerste viertal uit: de ziel vond gemakkelijk een verblijfplaats in de gestalte van aap en later van ezel. De overgang van Rotterdamsche Hermes naar Amsterdamsche Hermes is naar het oordeel van Poot de metamorfose van aap in ezel. Deze karakteristiek is niet erg vleiend of aanmoedigend. Het beeld van de aap lijkt niet toevallig gekozen. In het emblematische naslagwerk van Poot vinden we onder het lemma Akademie: By de Akademi ziet men een' aep tusschen de boeken zitten, omdat dit dier by de Egiptenaers voor een beelt van de kunsten gehouden, en om die reden aen Merkurius, den eersten vinder van letteren en wetenschappen toegeheiligt wiert, naer 't zeggen van Piërius.Ga naar eind7. Mercurius alias Hermes werd vergezeld door een aap. De aap was ook als ‘zinnebeelt van onbeschaemtheit’ bekend. De verhuizing van Hermes' ziel van aap naar ezel toont recidive: van verbetering geen sprake. De titelprent van de Rotterdamsche Hermes bevat enkele elementen, die in ‘Zielverhuizing’ voorkomen en daarmee de interpretatie steunen. Hermes, narrekap, wapper, aap, ezel - de twee laatste als keerzijde van menselijke ondeugden: ‘Traegheit, geestelyke apery, en andre menschlyke euveldaden’, zoals de ‘Verklaring’ van de titelprint wil. Op grond van de tamelijk gematigde toon van het gedicht en de tijd waarin de verhuizing van Hermes plaats vond, zou ik de ontstaansperiode willen stellen ongeveer tussen oktober 1721 en mei 1722, hoe dan ook eerder dan het felle ‘Aen eenen Vrient’. Hopelijk wordt met het bovenstaande een bevredigende verklaring ‘voor het korte gedichtje Zielverhuizing’ gegeven. |
|