Signaleringen
In jrg. 8 van de Mededelingen (1985, blz. 57 64) wijdt André Hanou een uitvoerige bespreking aan de heruitgave van Weyermans Vermakelyk Wagen-praatje, bezorgd door Gerardine Maréchal.
Bij de lof die hij de bezorgster toezwaait, releveert Hanou de bijzondere problematiek die annotatie van Weyermanteksten aankleeft en de lacunes die dan ook onvermijdelijk het gevolg zijn.
Twee ‘zwarte gaten’ of wellicht, zoals hieronder zal blijken, slechts één lijken mij met het onderstaande opgehelderd, en misschien zelfs gedicht te worden.
Het gaat om de annotaties bij resp. ‘De Cocceaansche Venus. (vs. 2444) en ‘de Min in Salomoos Tempel. (vs. 2445), beide op blz. 109. Terecht merkt Gerardine Maréchal op dat er geen boeken met die titels te vinden zijn; het gaat hier nl. om één of twee pamfletten, opgenomen in Schimp- en Hekeldigten Uit verscheide Poëten, gevolgt na den ROOMSEN JUVENALIS En de Satirise Gezigten, den SPAANSEN QUEVEDO & c. Den Vierden Druk vermeerdert. Te Hoorn, bij Tyme van Nes, 1718. (Gebr. ex. G.B. Rotterdam (229 C 23).
Op blz. 62 77 van deze bundel staat een schimpdicht, gericht tegen de ‘Cocceanen’ en hun affectie voor ‘Venus’ in het algemeen, en tegen de coccejaanse theoloog Salomon van Til in het bijzonder, onder de titel: ‘De Cocceaanse Venus, of de Min onder de Kerkelingen’. Van Tils huwelijk met zijn ‘Agata’ is het eigenlijke mikpunt van de anonieme (misschien Jan van Hoogstraten?) dichter.
Dat is eveneens het geval in het er direct