Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 10
(1987)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdDamt Weyerman?
| |
[pagina 62]
| |
In een hierop volgend telefonisch gesprek zei de heer Jansen, in antwoord op mijn vraag waarom enkele dampassages waarnaar in het WNT verwezen werd (o.a. bij Huygens) niet als ‘oudste’ beschouwd werden, dat die passages het niet geheel duidelijk maakten dat hier van het ons bekende dammen sprake was. Ik mocht hem verder wijzen op de passage in Weyermans Vrolyke Tuchtheer van 13 maart 1730 (en daarmee was in ieder geval Van Effen al geslagen!), p. 290 (niet in de huidige editie), waarin Campo zegt, nadat hij gewezen heeft op de opvoedende waarde van de spelen uit de Oudheid: Maar, helaas! hoe beklaaglyk zyn de spellen verslimmert zedert die aloude eeuwen; en hoe zou den vroome Palamedes opkyken, indien hy nu onze ruyters en soldaaten het hembd over het hoofd zag uytrukken om dat te waagen aan het passedix lot van drie dobbelsteenen, daar zyn deftige krygsknegten zaaten te schaaken, te dammen, of te tellen in het thans verwaarloost kaurisbort. Een speelder slagt een meysjes zot, beyden zyn zy zo verdwaast als of den eerste op amfioen, en den tweede op een salaad van pypkruyd had ontbeeten. En wat verder, p. 317, lijkt ook van dammen sprake: [...] dat dees in het hartje des winters zyn veenturf verkoopt om houtskool te moogen hebben in de hooimaand; en dat geen met het dambord die goudbeurs verliest, die hy met het schaakspel had gewonnen. Verder herinner ik me vagelijk dat in het werk van Weyerman ook verwijzingen moeten voorkomen naar ‘Pools [?] dammen’, mogelijk in combinatie met een verwijzing naar het curieus gebouwde friese Molkwerum (Molquern); of komt dat bij Willem van Swaanenburg voor?
Hierbij een oproep aan de lezers zoveel mogelijk plaatsen uit het Weyermanoeuvre waar het damspel genoemd wordt op te sturen naar de redactie, liefst uit nog vroeger teksten dan de Tuchtheer, om zodoende de geschiedenis van het damspel ten behoeve van de publicatie van de heer Jansen zo veel mogelijk body te geven. Weyerman kan óók als gewone cultuurhistorische bron niet genoeg benut worden.
PS. De heer Jansen zelf voegde aan het bovenstaande per brief medio maart '87 al het volgende toe. Willem van Swaanenburg spreekt in zijn Herboore Oudheid (1726) blz. 415 van een ‘Pools of Molquerents dammetje’. Van iets dergelijks is ook sprake in zijn Arlequin distelateur, blz. 5 (‘het Molquerentse Dambort van Vriesland’), 290 en 411. - Van dammen blijkt nu ook al sprake in De Examinator of Hollandsche Zeedenmeester (1731), blz. 99, 278, 334. En nog mooier, en dank zij de reprint van de Rotterdamsche Hermes van Weyerman, kon hij vaststellen dat Weyerman op 21 augustus 1721 al spreekt van dammen. Blz. 399: Roome. De Dominikaners, die doorgaans de Contramineurs der Jezuieten zyn, beginnen aan 't gemytert hof van St. Peter in consideratie te komen. Die Order is, volgens Onuphrius, in 't jaar 1205 zo helder opgerezen als de vlam van ontstoken | |
[pagina 63]
| |
bedstroo, en Dominiek, geboortig van 't Spaansch Dorp Callagora, heeft die tweekleurigeGa naar voetnoot* Damborden uitgekipt. De heer Jansen merkt in zijn brief onder andere op: ‘'t Fries dammen is hiermee 70 jaar ouder geworden’; de gegevens zullen - voorzover het de Frisiana betreft - al benut worden voor een artikel in een vaktijdschrift; dit zal over enkele maanden verschijnen. |
|