Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 8
(1985)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |||||||
len ongetwijfeld met rode oortjes geluisterd hebben naar de schokkende verhalen van Peter van Heusden, tavernier in ‘den Ossencop’ op de Grote Markt. In diens huis immers overleed de schilderende luitenant, die zijn schuldeisers betaald had met de zuur verdiende centen van het herbergiersgezin Van Heusden. De geruchten- en roddelstroom kon in de volgende week nog aanzwellen, doordat Palamedesz acht of negen dagen later pas in de Grote Kerk werd begraven. Uit de rekeningen van de Grote Kerk blijkt, dat Palmedis, luitenant, op 28 december in een eiken kist in de kerk werd begraven. Volgens de archieven van de Bredase weeskamer zou dat eerst op de negenentwintigste hebben plaatsgevonden. Wat zijn we van deze schilder-luitenant aan de weet gekomen? Is er buiten de archieven nog iets over hem te vinden? Jacob Campo Weyerman behandelt in zijn Levensbeschryvingen der Nederlandsche konst-schilders en konst-schilderessen drie Palamedeszen, namelijk de beide broers Palamedes en Antony Palamedesz. Stevers in deel twee, en Palamedes Palamedesz. Junior, een kornet, in het derde deel. Over deze laatste weidt hij behoorlijk uit; het wordt een origineel verhaal, dat noch bij Arnold Houbraken, noch bij Johan van Gool voorkomt. Weyermans levensbeschrijving van Palamedes Palamedesz. Stevers is een vrij getrouwe kopie van die uit Houbrakens De groote Schouburgh (1718), deel 1, p.303. Ter vergelijking hier twee fragmenten: Nevens deze verschynt Palamedes PALAMEDESZ. STEVERS. Deze word onder de Konstschilders van Delf getelt, alhoewel hy te Londen gebooren is. Zyn vader die een Vlaming, en konstig werkbaas, om kroezen, koppen, vazen, enz. van Jaspis, Porphier, Agaat en diergelyke kostbare gesteenten te maken, was, woonde te Delf, als hy wegens zyn koning Jakob van Schotland, wierd ontboden; en alzoo hy eenen geruimen tyd aan 't hof opgehouden wierd, kwam zyn vrouw die hy mee genomen hadde, in de kraam van dezen Palamedes, doch hy kwam met zyne ouders weder te Delf, daar hy voorts is opgevoed, en zyn leven lang is blyven wonen. Hy is genoegzaam zonder meester, meester geworden, hebbende zig alleen geoeffent met de konststukken van den vermaarden Esaias vanden Velde na te schilderen, [...]. (A. Houbraken) Bij beide biografen krijgt Antony Palamedesz. Stevers maar weinig ruimte toegemeten. Ik geef weer ter vergelijking twee fragmenten, waarbij opvalt, dat Weyerman de voornaam Antony niet vermeldt. Hij liet een ouder broeder na, Antony Palamedesz. Stevers genaamt, die ook een goed schilder was, zoo in Pourtretten, als gezelschappen. | |||||||
[pagina 55]
| |||||||
Deze kwam in 't jaar 1636 tot Delf in 't St. Lucas Gild, en was 1673 voor de laaste maal Hooftman van gemelde Gild. (Houbraken) Zeer uitvoerig beschrijft Weyerman de handel en Bredase wandel van Palamedes Junior in deel 3. In enkele regels laat hij zijn artistieke werkzaamheden aan ons oog voorbijtrekken, om daarna diens schalkse avonturen uitvoerig te becommentariëren. Deze kunstzinnige kornet was een talentvol kunstschilder, die ‘St. Lukas onbloedige konstpenceel verwisselde tegens Bellonas bloedige standaart’. In zijn jeugd zou Weyerman hem gekend hebben als kornet in het garnizoen in Breda. Dat moet dan op vijf- en zesjarige leeftijd zijn geweest. In die tijd bleken ‘noch eenige Konsttafereelen van dien Palamedes, batailles verbeeldende te berusten by deze en geene Konstbeminnaars’ in Breda. Omdat Weyerman slechts één levensbijzonderheid kan opdissen, zal hij ook al is het een staaltje van gauwdieverij, daarmee de lezer onderhouden. Het lijkt wel of de auteur zich eerst wil verontschuldigen voor de minder oorbare inhoud van zijn verhaal, waarna hij verderop met zichtbaar genoegen de wandaad van Palamedes beschrijft. Hij neemt de lezer mee naar de herberg van Peer van Heusden, waar Palamedes logeerde in Breda. Die Peer van Heusden had de beste wyn en de gevoeglykste dochters in de lengte en in de breedte van die Frontierplaats, twee zeylsteenen waar op de yzere Officiers gewilliglyk afstuyven, zynde het druyvenat en de vrouwen de huysgoden en de heyligdommen, voor dewelken zy hun leeven en zaligheyt te grabbel gooien aan de voeten hunner vyanden en vrienden. In dat wynhuys, gedoopt het Paradys der Narren, kompareerden dagelyks de heeren Militaairen, de borgerheeren, en de gequalificeerste borgers van Breda, de sommigen om hunne zorgen vier vingeren breed onder den wyn te zetten; anderen om hunne op de pof verrooverde mooye kleeders ten toon te stellen; deezen om te zwetsen over de verborge qualiteyten hunner paarden en maitressen; en geenen om hun vyanden te slachten in volle vree als zo veele muggen of vliegen, en met noch minder moeite als de Bredaagsche slagers die vleeschbedervande insekten verpletteren met hunne leere Vliegelappen. De Borgerheeren en de Borgers waaren vry zeediger van gedrag, die kakelden wat lekker huysbrouwersbier zy herbergden in hunne kelders, wat voor Godvruchtige werken zy deeden by de behoeftige ingezetenen, en wat voor schoone vrouwen zaaten achter hunne toonbanken, dikmaals zo veyl als hunne verleege lakens en stoffen. (p.397) | |||||||
[pagina 56]
| |||||||
hoovaardig en arm, en zat doorgaans zo lang als den laatste man, welke zitdagen hy niet kon goedmaaken op zyn Kornets traktement, zo dat hy met 'er haast een galg vol aantekeningen overwon op de schuldley des kasteleyns: doch hy ondervond de waarheyd des ouden spreekwoords, dat de voorzienigheyt de bittere wateren des noods veeltyds tot aan, maar zeer zelden tot boven de lippen laat komen. Daar wordt Antony onderzocht van top tot teen, maar de sleutel kan men niet vinden. Voor de kornet breekt nu een gulden tijd aan: hij betaalt met goud en zilver ‘uyt die Hesperische kas’ zijn schulden en laat nieuwe kleren maken. Zelfs kan hij een beursje overhouden als ‘een appeltje voor den dorst, om zich daar van te bedienen in zyn bedevaarden na de Zwaan in het dorp van 's Prinsenhague, na het vliegent Hert tot Ginneken, na het Speelhuys buyten de 's Hartogenbosche poort, en naar alzulke wynkapellen, in dewelken hy nu het hoogste woord voerde, dewyl hy aldaar dikmaals boete deed en offerde voor de overtreedingen zyner medeofficieren. Die leevenswyze duurde en bleef duuren, waar uyt de Officieren en de Borgerheeren beslooten dat hy den steen der Filosoofen, of de konst van yzere hoefyzers in goude dukaten te konnen her- | |||||||
[pagina 57]
| |||||||
vormen, had uytgevonden’. Het geluk is niet bestendig en Palamedes wordt even arm als tevoren als de kasteleinsvrouw hem een ander slaapvertrek toewijst, zodat hij niet meer bij zijn goudbron kan komen. Daardoor wordt hij zo ernstig ziek, dat hij, als hij zijn eind voelt naderen de waard, diens vrouw, zoon en dochters in zijn kamer laat komen, ‘naar alle waarschynlykheyt met een voornemen om het schelmstuk zuyver op te biegten, het welk hy echter op zyn gemoed niet kon verkrygen, alleenlyk verzogt hy vergiffenis van 't geene waar in hy hun mogt hebben verongelykt in generaale termen, en onder die betuygingen bloes hy zyn leevenslamp uyt, en Palamedes voer ter zielen. Zo dra was hy niet op het stroo gelegt om te verzygen gelyk als een oliekoek, of zyn nalaatenschap wiert geinventarizeert, en den sleutel in zyn broekzak gevonden, op wiens kruysvinding de Helena des kasteleyns in katzwyn viel, en den kasteleyn zulk een verwoede wapenkreet opstak als of de Keyzerlyke hongaaren te vuur en te zwaard in zyn Karavansera waaren gevallen’. (p.402) | |||||||
Besluit:Jacob Campo Weyerman heeft meer dan veertig jaar na deze gebeurtenis uit zijn geheugen dit verhaal opgediept. Zijn moeder, Elisabeth Sommerell, heeft een tijdlang (van 1701-1704) de herberg waar uithangt den ossecop, in dit verhaal het Paradijs der Narren genaamd, gehuurd voor f200 per jaar. Is er in die periode nog eens gesproken over de ongelukkige kornet Palamedes Palamedesz.? Welke elementen uit Weyermans verhaal zijn controleerbaar en door mij gecontroleerd?
Conclusie: Weyerman blijkt betrouwbare levensbeschrijvingen te schrijven, die eeuwen later nog amusant en leesbaar blijven. |
|