Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 8
(1985)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
K. Bostoen
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Syberg is niet bepaald doorzichtig. De episode uit Sybergs leven, die hier wordt verhaald, is doorspekt met allerlei stukken die veel weg hebben van documenten, precedenten en testimonia als ging het hier om een juridische redevoering. De lijnen die ik heb uitgezet - dit zal niemand verwonderen, gezien het voorgaande - liggen op het vlak van de genretheorie en van de structuuranalyse. Bij het volgen van die lijnen kwam mij allerlei merkwaardigs voor, waarvan ik hier in het kort kond doe. In de Syberg wordt een historische persoon geattaqueerd: Johann Heinrich von Syberg (1696-na 1733) staat centraal in het boek. Dit is niets bijzonders. In satires van dit type wordt steevast een - aan tijdgenoten - bekende persoon op de korrel genomen, wiens vernietiging men beoogt.Ga naar eind(5.) Prototype van dergelijke satires is de tweedelige Historie van Broer Cornelis (1569-1578), een werk waarvan de laatste druk dateert uit 1714. Dat Weyerman dit werk heeft gekend, kan men vaststellen op grond van zijn uitlatingen.Ga naar eind(6.) Syberg is evenwel niet de enige die wordt geattaqueerd; in zijn persoon wordt een veel grotere groep getroffen, namelijk: die van de malafide, hermetische geneesheren die van z.g. geheime kennis gebruik maken en met behulp van duistere, pseudo-medische praktijken hun lichtgelovige patiënten bedriegen. Uit de satirische opdracht aan hen in het eerste deel van de Leevensbyzonderheden blijkt dat Syberg functioneert als een soort pars-pro-toto: ‘Maar zo eerwaardig als een verdienstig Geneesheer is, voor zo schandelyk staat een bedrieglyk Paracelsist, een opsnydent Quakzalver, een windverkoopent Alchimist, met een woord, den zogenaamden Baron van Syberg by ons geboekt’Ga naar eind(7.) Behalve op de artsen-bedriegers is Weyermans spervuur ook nog gericht op een tweede categorie, die - wonderlijk genoeg - bestaat uit de slachtoffers van de Sybergen. In de opdracht van het tweede deel worden met evenveel verve de rijke, domme cliënten van de bedriegers aangepakt als de bedriegers zelf. De slachtoffers worden betiteld als ‘ligtgeloovige Gulde Esels en Goudgierige Houvasten’ die lijden aan een van de twee soorten hebzucht. De ene soort is namelijk de vrekkigheid die sinds Plautus met de regelmaat van de klok op het Europese theater aanschouwelijk wordt gemaakt in de Euclio's, Warenars en de Harpagons; de andere soort is wat we nu het materialisme plegen te noemen: ‘een roofzieken honger naar winst, niet zo zeer ter liefde van het geld zelve, als uyt vermaak om het aanstonds te hergieten door alle de kanaalen van wellust, en hovaardy.’Ga naar eind(8.) Bedriegers en slachtoffers; daarop is in de Syberg de aanval gericht. Deze tweeledigheid vinden we ook terug in de structuur van het boek. Het eerste deel eindigt met het relaas van de oplichterijen van de hermetische geneesheer Giuseppe Francesco Borri (1627-1695) in Nederland, terwijl het tweede deel besluit met het uitstippelen van een pad tussen wantrouwen en lichtgelovigheid voor hen die onverhoopt met een bedrieger te maken krijgen. Vooral dit laatste slotvertoog is sterk geschreven: het ‘ineetend vocht’ van Weyermans satire dient hier om toekomstige bedriegerspraktijken als van Syberg en zijn rotgezellen op te lossen in het niets. Doordat de auteur zijn ‘schipbraak, geleden’Ga naar eind(9.) met hermetische geneesheren als Syberg op schrift | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
heeft gesteld, zijn mogelijke, toekomstige slachtoffers afdoende gewaarschuwd. Behalve duidelijke structureringselementen als de twee opdrachten en de twee slotvertogen, dienen ter verdere structurering een aantal documentaire stukken die zich duidelijk van de rest van de tekst onderscheiden door hun titel. Het gaat hier om zeven stukken in het eerste deel en acht stukken in het tweede deel, waarvan de titels als volgt luiden:
Deel 1a
Deel 1b
Uit dit overzicht blijkt dat in deel la de onderdelen 3 en 4 op elkaar aansluiten zoals dit ook het geval is met de onderdelen 3 t/m 5 in deel 1b, zodat we eigenlijk kunnen spreken van twee delen met elk zes documentaire onderdelen. Deze documentaire onderdelen worden door de auteur met verbindende tekst aan elkaar gekoppeld. Dit alles geeft een indruk van grote verscheidenheid die chaotisch aandoet, maar dit chaotische is schijn en kenmerkend voor het schouwspel dat in satires wordt vertoond, naar het woord van Alvin Kernan: ‘Pick up any major satiric work and open it at random and the immediate effect is one of disorderly profusion’.Ga naar eind(10.) Op grond van een onderzoek waarin theorievorming van eeuwen (te beginnen met de humanisten) over de satire werd betrokken, slaagde Brummack erin om drie constanten binnen die theorievorming te localiseren. In hetgeen men een satire noemt attaqueert de auteur iets of iemand; bij die aanval wordt zichtbaar wat de auteur precies tegenstaat en wat hij vóór staat; de uitspraken van de auteur worden zo aantrekkelijk verpakt dat de lezer blijft doorgaan met lezen, hoewel de feitelijke boodschap van de auteur vrij spoedig geen geheimen meer voor de lezer heeft.Ga naar eind(11.) In nog eenvoudiger bewoordingen gesteld, luidt dit: de satire is een scheldkanonnade, waarvan de redenen op een geestige en onderhoudende wijze uit de doeken worden gedaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Met deze drie satirische constanten als uitgangspunt valt goed te werken, wat betreft de analyse van Weyermans Syberg. De documentaire onderdelen kunnen stuk voor stuk worden beschouwd als punten waartegen Weyermans agressie zich zal keren. Vandaar dat hij die punten eerst aan de orde stelt, zodat de lezer de ontlading van die agressie kan begrijpen. Wanneer de agressie zich ontlaadt, dan gebeurt dit evenmin willekeurig, maar volgens een min of meer vast patroon. Dit patroon houdt in dat Weyerman na het documentaire onderdeel met zijn ongunstige commentaar op de proppen komt, waarin het punt dat aan de orde was, op de korrel wordt genomen. Hierbij slechts één voorbeeld van een dergelijke commentaar: ‘Aldaar maakte den Baron van Syberg een eynde van zyn Roman, en daar uyt trok ik innerlyk dit besluyt, Dat het ruym zo zeker is te gelooven aan het visioen van een met opsteygingen behebde Non, aan de droomvertellingen van een mangraage Kindermeyd, en aan de getrouwheyds beloften van een jonge snol gevloekt met een grys Mainteneur; als aan de nietwaardige diamantsprookjes van een Hermetisch Baron’.Ga naar eind(12.) Nadat Weyerman heeft laten zien wat hem tegenstaat, geeft hij meestal weer wat hem tot zijn agressie heeft gebracht. Natuurlijk doet hij dit op een geestige en enigszins verhulde wijze. Om bij mijn laatste voorbeeld aan te knopen, nadat de baron aan Campo een hooggestemd staaltje van het idealisme van zijn leermeester op het gebied van de Rozenkruiserij heeft verhaald, haakt Campo hierop in door te vragen of de Rozenkruisers zich ook onzichtbaar kunnen maken. Natuurlijk beantwoordt de baron dit bevestigend, waarop Campo mijmert over de Rozenkruisers in het algemeen, die als enige verdwijntechniek slechts die beheersen van het onzichtbaar worden voor hun schuldeisers. Tegenover Sybergs presentatie van het idealisme van de Rozenkruisers stelt hij dus hier de platvloerse oplichterspraktijk. In het werk van satirici wordt meestal sneller duidelijk wat hen tegenstaat en waarom, dan wat zij voorstaan. Weyerman maakt op deze algemene regel meestal geen uitzondering; in de Syberg evenwel is er duidelijk sprake van een positieve norm. Dit is een reden om hier even bij stil te staan. De positieve norm vinden we in de tweede opdracht aan de ‘Gulde Esels’: hard werken,Ga naar eind(13.) onthechtingGa naar eind(14.) en soberheidGa naar eind(15.) zijn de deugden die Campo blijkt voor te staan. Dat hij zich trouwens bewust is van zijn rol als moralist, een rol die hij meteen weer relativeert, blijkt uit: ‘Maar ik heb ongelyk, van zeedelessen voor te schryven aan de gulde esels, ofte de roozen van een heylzaame vermaning voor te strooyen aan de blinkende torren, en aan de veelkleurige ruspen des menschdoms.’Ga naar eind(16.) Van een geheel ander gehalte zijn daarentegen de morele lessen die onze satiricus zijn lezers geeft aan het slot van zijn boek. Naar mijn gevoel behoren Eenige Zeedekundige Aanmerkingen Over Het Wantrouwen en de Ligtgeloovigheyt, tot het besluyt van 't Werk tot de beste bladzijden uit dit werk. Wie proefondervindelijk heeft vastgesteld dat hij met een bedrieger te maken heeft, kan bouwen op vaste grond, luidt hierin de empirische les. De tweede les, die een religieuze strekking heeft, overschaduwt evenwel de eerste: wie het schort aan de Vreze des Heren, tekent voor een ‘rampzalig eynde’. Een dergelijk einde is voor Syberg weggelegd. De baron zondigt immers | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zowel tegen het eerste als tegen het tweede gebod, wanneer hij beweert drinkbaar goud te kunnen maken zonder ‘ineetend vocht’. Weyerman zondigt noch tegen de Heer, noch tegen de regels der kunst wanneer hij naar het beeld van de werkelijke Von Syberg zijn Syberg schept met behulp van het ‘ineetend vocht’ van de satire. Tot besluit stellen we hier dat Campo in zijn rol van satirische Schepper een duivels genoegen moet hebben geschept. |
|