| |
Adèle Nieuweboer
Een nieuwe ader Brits erts aangeboord; The Tatler revisited
In mijn observatie van januari 1983 maakte ik melding van een aantal duidelijke Tatler-bewerkingen in de Rotterdamsche Hermes (RH) en eindigde ik met de suggestie dat de relatie Weyerman-Britse voorbeelden maar eens systematisch moest worden aangepakt.Ga naar eind(1.) Nu is het laatste nog niet gebeurd; wèl zijn sommigen verder gegaan op het pad van de detailstudies.Ga naar eind(2.)
Herhaalde lezing van RH- en Tatler-passages bracht mij inmiddels op nieuwe punten van overeenkomst.
Het meest vrij bewerkte stuk is een gegeven uit de Tatler, nr. 147, weergegeven in de RH, nr. 52. Mr. Bickerstaff krijgt ‘ter beoordeling’ een proeve toegestuurd van een wijn die in de stad wordt verkocht. De keuring geschiedt buitengewoon nauwkeurig en dus langdurig en Bickerstaff wil eerst de uitwerking afwachten: ‘I slept upon it before I would give my sentence’; het oordeel valt gunstig uit. Hij herinnert zich eveneens eerdere pogingen tot corruptie van een slager, die anderhalf dozijn mergpijpen stuurde en van een visverkoper, die onder meer een zalmkop tot steekpenning promoveerde. De kwaliteit was matig, maar ‘I had the integrity to eat them [...] without speaking one word of them’, aldus Bickerstaff. De keuringen zullen voortaan met het oog op het welzijn van het publiek ernstig ter hand genomen worden.Ga naar eind(3.) Hermes krijgt in één zending via Daemon wijn, bier, vlees en vis. De wijn is van een ‘Wynkooper die zelf zyn Druivensap kleurt en brout’; het bier is van een ‘Brouwer die zich zelf de Mout ontsteelt om zyne ziel met geen zwaar Bier te bezwaren’; de mergpijpen gaan vergezeld van ‘vier Borstjes van een' Vleeshouwer, die, door oude Ooien in stê van jonge Hamelen [= gesneden rammen] uit te venten, het vrouwelyke in 't mannelyke herschept’; de vis tenslotte bestaat uit ‘een halve Zalm van eene vermaarde Visvrou, die de overtollige rypheit van de geschubde Zwemmers door wassen en plassen weet te repareeren, en jaarlyks van de Geneesheeren een pensioen trekt, nadien zy
door de consumptie van stinkenden Visch de generale ziekten doet voorteelen’.
Hermes wil er weinig aandacht aan besteden, maar heeft ‘de ongekreukt- | |
| |
heit om den Wyn uit te drinken en de eetbare spyzen te consumeeren’, en hij wil vervolgens 24 uur wachten om te ‘toetzen of die Wyn geen hooftpyn, en die spyzen geene kwade digestie zouden veroorzaken’.Ga naar eind(4.) Wederom in dit fragment ten opzichte van de Tatler directer, gecomprimeerder taalgebruik, met tegelijkertijd grotere beeldenrijkdom.
In hetzelfde nummer van de RH nog twee andere Tatler-passages. De eerste betreft de ingezonden brieven van klagers. De overeenkomende fragmenten luiden als volgt:
T
Among the various sets of correspondents who apply to me for advice, and send up their cases from all parts of Great Britain, there are none who are more importunate with me, and whom I am more inclined to answer, than the ‘complainers’. One of them dates his letter to me from the banks of a purling stream, where he used to ruminate in solitude upon the divine Clarissa, and where he is now looking about for a convenient leap, which he tells me he is resolved to take, unless I support him under the loss of that charming perjured woman. Poor Lavinia presses as much for consolation on the other side, and is reduced to such an extremity of despair by the inconstancy of Philander, that she tells me she writes her letter with her pen in one hand and her garter in the other. A gentleman of an ancient family in Norfolk is almost out of his wits upon the account of a greyhound that, after having been his inseparable companion for ten years, is at last run mad. Another, who I believe is serious, complains to me, in a very moving manner, of the loss of a wife; and another, in terms still more moving, of a purse of money that was taken from him on Bagshot Heath, and which, he tells me, would not have troubled him if he had given it to the poor. In short, there is scarce a calamity in human life that has not produced me a letter.
It is indeed wonderful to consider how men are able to raise affliction to themselves out of everything. Lands and houses, sheep and oxen, can convey happiness and misery into the hearts of reasonable creatures. Nay, I have known a muff, a scarf, or a tippet become a solid blessing or misfortune. A lap-dog has broke the hearts of thousands. Flavia, who had buried five children and two husbands, was never able to get over the loss of her parrot. How often has a divine creature been thrown into a fit by a neglect at a Ball or an Assembly! Mopsa has kept her chamber ever since the last masquerade, and is in greater danger of her life upon being left out of it, than Clarinda from the violent cold she caught at it. (nr. 146, p. 172-3)
RH
De meeste Correspondenten onderhouden Hermes met eene herhaling van klagten. Gisteren ontfing hy een' brief, gedateert op de hoogste verdieping van eene Buitenplaats, uitkomende aan de Maas, waarin een Heer solemneelyk dreigt, uit het dakvenster een' doodelyken sprong nederwaarts te doen, ten zy d'Oude Man een middel uitvind om zyne myneedige Maitres te verdedigen. Aan den anderen kant schryft Dione een' bedroefden Zendbrief wegens de ongestadigheit van Filander; en zy zweert dat ze die melankolike missive opstelt met de pen in d'eene en haren koussebant in d'andere hant: en een Ezauaatsche Jonker, geboren op den oever van
| |
| |
‘Isaac Bickerstaff, de “Hermes” van de Tatler’
‘Eerste blad van de Tatler’
| |
| |
de Godesse Rotha, is onzinnig over 't verlies van een' snelloopenden Jagthont, die ruim zeven jaren zyn Tentkameraat is geweest. Dees beweent het verlies van zyne Huisvrou (doch welke tranen borgtogt zyn onderworpen) en geene beklaagt het lang leven van de zyne; 't geen 'er beter naar gelykt. Een Aktionist beschreit de doot van een wigtige goutbeurs, die meer dan anderhalve eeu in de krakende geltkist van zyne gierige familie heeft geschuilt, terwyl Damon zyn gechambreerd kleet en kante hembden, die onder de sauvegarde van de Bank latiteeren, bejammert. O wat baart het eene verwondering aan den Ouden, wanneer hy een redelyk Schepzel Ellende en Gelukzaligheit ziet putten uit geringe voorwerpen! De ziel van den mensch wort door Lant en Huizen, Ossen en Koeijen, Schapen en Paerden, met geluk of ramp opgevult. Ja het heugt Hermes noch dat eene Veerenmof, een Sluijer of een bonte Palatyn, in een' vloek of zegen is verkeert. Duizende harten der Juffers zyn verbroken door de doot van een klein Spiljoentje of Boulonees Schoothontje. Flavia, die vyf kinders en drie mannen heeft begraven, kon noit het verlies vergeten van een' blauwen Papegaai. Silvia krygt de stuipen wanneer Mama haar het Bal verbiet; en Fyllis is aan eene opstyging van chagrinante expressien onderhevig, als Papa den Schouburg in den ban slaat. Hoe menig deftig Schryver vergaat in stof en assche op de literale miskraam van een blad papiers! en hoe dikmaals is onze vrint Argus in gevaar van het schrale overschot zyner Uitbreidingen over de Kourant te verliezen, wanneer een ieder op zyne verschyning in het Koffihuis niet aanstonts uitgalmt: Dat is de Man!
Koridon plaatst zyne gelukzaligheit in een' Hartdraver; Strephon in eene goude Snuifdoos; Hylas in een' fynen Rotting met een' Ambersteenen Knop; Dametas in eene vergulde Charret, en Menalkas in een bed primo Bagetten. (nr. 52, p. 353-354)
Behalve de situering aan de Maas en kleine wijzigingen in de namen, treffen ook enkele typische Weyerman-streken, als bijvoorbeeld de kritische noot bij de tranen om een overleden echtgenote en de toevoeging van geween om het lange leven van een andere huisvrouw. Een simpele klacht om een verloren beurs wordt onmiddellijk benut om naar de windhandel uit te halen; en tenslotte kon ook een sneer naar Argus niet ontbreken.
De laatste bewerkte passage in RH nr. 52 betreft een stukje over de huwelijkse staat:
T
It is very commonly observed that the most smart pangs which we meet with are in the beginning of wedlock, which proceed from ignorance of each other's humour, and want of prudence to make allowances for a change from the most careful respect to the most unbounded familiarity. Hence it arises that trifles are commonly occasions of the greatest anxiety; for contradiction being a thing wholly unusual between a new-married couple, the smallest instance of it is taken for the highest injury; and it very seldom happens that the man is slow enough in assuming the character of a husband, or the woman quick enough in condescending to that of a wife. It immediately follows that they think they have all the time of their courtship been talking in masks to each other, and
| |
| |
therefore begin to act like disappointed people. Philander finds Delia illnatured and impertinent; and Delia, Philander surly and inconstant. I have known a fond couple quarrel in the very honeymoon about cutting up a tart. Nay, I could name two, who, after having had seven children, fell out and parted beds upon the boiling of a leg of mutton. My very next neighbours have not spoke to one another these three days, because they differed in their opinions whether the clock should stand by the window or over the chimney. It may seem strange to you, who are not a married man, when I tell you how the least trifle can strike a woman dumb for a week together. But if you ever enter into this state, you will find that the soft sex as often express their anger by an obstinate silence as by an ungovernable clamour. (nr. 150, p. 175-176)
RH
De voornaamste contradictie-vodderytjes in het Huwelyks-Novitiaat ontstaan uit eene wederzydsche onwetenheit van elkanders humeur. Sinjeur is al te loom om eenige trappen Verdraagzaamheit op, en Mejuffer is te traag om eenige treden van Toegeventheit af te klimmen. Die in de Vryagie-maskerade vermomt waren, zyn nu moedernaakt. Kloris bevint nu dat Roosje impertinent is, en Delia schelt Damon voor een' Lompert. Niet verre van de ..... markt woont een koppel Jonggetrouden, dat in het midden van de Honigmaant over het opsnyden van eene Sukadetaart duëlleerde; ja Hermes weet noch een Man en Vrou, dewelke, na eene winst van zeven kinderen, van Bed en Tafel scheidden, en zulks slechts over het braden van een Lamskwartier. Op de ..... straat is een paar woonachtig, dat t'zedert drie dagen sprakeloos is geweest over de notabele Filosofische qustie [sic], of een Stel vergult Japansch Porcelein zou worden geplaatst boven den Schoorsteenmantel, of op een ingeleit Kabinet. Het schynt een wonder, dat een Vrou over een bagatelle stom wort; maar het is niets ongemeens een' Man over een Niet te zien razen als eene wekelyksche byeenkomst van Lappedieven; te hooren brommen als eene nieuwe Battery van achtienponders, en te doen rammelen als de bellen van eene hollende Narresleede. (nr. 52, p. 356-257)
Weer weet Weyerman het in minder woorden krachtiger te zeggen; vergelijk bijv. ‘Sinjeur [...] klimmen’ met ‘Hence it arises [...] to that of a wife’. Uit een oogpunt van eenvoudige rechtvaardigheid is het aardig dat het koppig stilzwijgen van de vrouw om een onbenullig voorval door Hermes wordt gecompenseerd met de dolle razernij van een man over een niet belangrijker onderwerp.
De volgende bewerkingen zijn minder gemakkelijk met parallelle passages aan te geven. Gebruikte zinsneden liggen verder uit elkaar; fragmenten zijn meer opgenomen in de constructie van de RH: de rol van Daemon als middelaar tussen de wereld en Hermes, en de voortdurende relatie met particuliere bijzonderheden omtrent personen en plaatsen. In RH nr. 31 treffen we een bewerking aan van Tatler nr. 131, waarin duidelijk wordt dat zwendel met Bordeaux A.C. niet iets exclusiefs is van onze verdorven 20e eeuw. Het bewerkte fragment luidt als volgt:
T
There is in this city a certain fraternity of chemical operators who work underground in holes, caverns, and dark retirements, to conceal their mysteries from the eyes and observations of mankind. These subterraneous philosophers are daily employed in the trans- | |
| |
mutation of liquors, and, by the power of magical drugs and incantations, raising under the streets of London the choicest products of the hills and valleys of France. They can squeeze Bordeaux out of the sloe, and draw champagne from an apple. Virgil, in that remarkable prophecy,
Incultisque rubens pendebit sentibus uva
VIRG. EC. IV. 29.
The rip'ning grape shall hang on every thorn, seems to have hinted at this art, [...] (nr. 131, p. 164)
In de RH wordt het gegeven ingebed in een huiselijke scène bij Hermes. De grijzaard wordt tijdens zijn meditatie wreed gestoord door Daemon, die opgewonden komt binnenstormen en Hermes' fles Vin de Grave aan stukken gooit. De oude is verbijsterd; ‘driewerf versteende Pallas [...] zyn spraaklit’. Gelukkig geeft Daemon uitleg:
RH
[...] is het mogelyk, dat men in onderaartsche holen, spelonken en afgezonderde vertrekken, eertyts schuilplaatsen voor valsche Munters of Geltsnoeiers, Fransche Wynbergen kan doen bloeien en ryp worden? dat men uit knollen Cyder; uit Cyder witten; uit sleepruimen Bordeauschen; en uit Hernfordshire-appelen Champagne-Wyn brouwen durft? Virgilius heeft dat misbruik in die remarcabele profecy voorzien, wanneer hy zingt:
Incultisque rubens pendebit Sentibus Uvae.
De rypwordende druif zal op de wilde doornen hangen. (nr. 31, p. 186).
(Let wel, hiermee is tegelijkertijd de herkomst van het citaat vastgesteld!)
De zorgzame geest eindigt met een troost aan Hermes: de fles is gebroken om zijn ‘carcas te besparen’.
In de Tatler wordt het gegeven verder uitgewerkt in de vorm van een rechtszaak, waarin de handelingen van de wijnhandelaren worden aangevallen en verdedigd. De daar beschreven zwendel van een anoniem ‘vinoloog’ wordt in de RH toegepast op een ‘vermaarde Geneesheer’.
T
He accused some of giving all their customers colics and megrims; and mentioned one who had boasted he had a tun of a claret by him that in a fortnight's time should give the gout to a dozen of the healthfullest men in the city, provided that their constitutions were prepared for it by wealth and idleness. He then enlarged, with a great show of reason, upon the prejudice which these mixtures and compositions had done to the brains of the English nation; as is too visible, said he, from many late pamphlets, speeches, and sermons, as well as from the ordinary conversations of the youth of this age. (nr. 131, p. 165)
De geneesheer in de RH beroemde zich erop
RH
een vat gecomponeerden Clairet te bezitten, die magtig was aan den gezontsten inwoonder van Londen binnen 14 dagen het Flerecyn ad vitam, binnen 4 weeken eene derdendaagsche Koorts, en, na een continueel gebruik van drie Pints-bouteilles daags, in min dan twee maanden eene doodelyke uitdrooging des ligchaams te veroorzaken. Hy bewees den aanwas van Kolyk, Graveel, Steen, Duizelingen des hoofts, zware Droomen en ET ceterâs, 't zedert d'uitvin- | |
| |
ding van Engelschen Clairet, door differente geleerde aanhalingen; desgelyks de vermenigvuldiging van Schimpschriften die vele Geleerden amuseerden, om niet al te scherp op de abuizen, in de Geneeskunde begaan, te letten. (nr. 31, p. 186-187)
Aangezien in de RH geen sprake is van een rechtszaak, wordt hier een ander middel benut om Hermes zelf kennis te laten maken met de mengpraktijken; Daemon nodigt hem uit een brouwerij te bezoeken. De adouwers uit de Tatler verandert op deze wijze in de gastwijnpakhuis:
T
The counsel for the brewers had a face so extremely inflamed and illuminated with carbuncles, that I did not wonder to see him an advocate for these sophistications. (nr. 131, p. 165).
RH
Hermes [...] marcheerde met den Geest naar een onderaarts Pakhuis, alwaar zy van een' Hospes werden verwellekomt, wiens koonen met een' overvloet van granaat- en karbonkelsteenen praalden; wiens neus veelkleuriger scheen dan een Mozaische vloer, en wiens verstant zoo vlug was als een glaasje Nachtegaal of verschaalde Mol. (nr. 31, p. 187).
Ook hier in de RHeen schitterende uitbreiding, toegepast op de beschrijving van het uiterlijk van de drinkebroer. Het effect van de drank op deze man maakt nieuwsgierig:
T
I was so surprised at his figure and parts, that I ordered him to give me a taste of his usual liquor; which I had no sooner drunk, but I found a pimple rising in my forehead; and felt such a sensible decay in my understanding that I would not proceed in the trial until the fume ot if was entirely dissipated. (nr. 131, p. 165).
RH
Hermes commandeerde een Barneveltje van den eigen Wyn, dien de Baas consumeerde; 't geen hy nauwlyks half uit gedronken had, of men zag een Bordeausch juweel op zyn voorhooft groeien; en zyn geest verviel zoo schielyk, als of hy wekelyks den Argus, en maandelyks het Uittreksel der geleerde Boekzaal in 't ligt gaf. (nr. 31, p. 187)
Er blijkt een nieuwe gelegenheid gevonden om Argus te beledigen: dronkemansgeklets! De advokaat/gastheer gaat in de verdediging:
T
This notable advocate had little to say in the defence of his clients, but that they were under a necessity of making claret, if they would keep open their doors; it being the nature of mankind to love everything that is prohibited. He further pretended to reason that it might be as profitable to the nation to make French wine as French hats; [...]. (nr. 131, p. 165-166)
RH
De Delinquant wert scherp geëxamineert, doch kon weinig tot zyn voordeel bybrengen; als dat dees Eeu, eene tafel-eeu van Fransche toebereidingen zynde, de Wyn noodzakelyk die mode moest volgen: dat men zoo wel Franschen Wyn als Fransche Hoeden maken mogt; [...] ja dat naar verbode vruchten het meeste wert getracht: [...]. (nr. 31, p. 187-188)
Weyerman ziet (in het niet geciteerde stukje) kans om het gebruik van verboden vruchten toe te schrijven aan een paar ‘beroeps’klassen waar hij toch al niet zo enthousiast over is: moderne dichters, komedian- | |
| |
ten, rechtsgeleerden, geneesheren, aktionisten; zelfs flink drankgebruik kan hen niet tot topprestaties inspireren. Vervolgens wordt een demonstratie wijnmengen gegeven:
T
To give me a proof of his art, he took a glass of fair water, and, by the infusion of three drops out of one of his phials, converted it into a most beautiful pale Burgundy. Two more of the same kind heightened it into a perfect Languedoc. From thence it passed into a florid Hermitage; and after having gone through two or three other changes, by the addition of a single drop, ended in a very deep Pontac. (nr. 131, p. 166)
RH
D'oude Anubis verzocht een proef van die konst te mogen zien: waarop de Konstenaar een Quintessentie-keldertje voor den dag haalde, en door 't instorten van eenige weinige droppelen van die vocht, verscheide overspelige smaken van Heremitage, Suranson, Bergerac, Vin de Grave, Bourgogne, en Champagne deed opborrelen: en, met een woort, uit een eenige bouteille witten Wyn eene Babelzee van confusie deed opryzen.(nr. 31, p. 188)
De Tatler weidt daarna nog regels lang uit over de finesses van het mengvak. Tenslotte wordt de proef op de som genomen:
T
My cat at that time sat by me upon the elbow of my chair; and as I did not care for making the experiment upon myself, I reached it to her to sip of it, which had like to have cost her her life; for notwithstanding it flung her at first into freakish tricks, quite contrary to her usual gravity, in less than a quarter of an hour she fell into convulsions; and, had it not been a creature more tenacious of life than any other, would certainly have died under the operation. (nr. 131, p. 167)
Wat kan men nu nog anders verwachten dan het optreden van Hermes' familiekater Louw?
RH
Hermes was door die onverwachte operatie eenigsins ontzet; en by geval een flesje van dit extract in zyn hant hebbende, wert hy den familie-kater Louw; die hem veeltyts volgt, gewaar; dien hy tegens wil en dank zes of zeven droppelen in den hals goot; waarop d'arme Muizenmoorder eerst onverstandig begon te mauwen, een oogenblik daar na te buitelen, en eindelyk in eene convulsive trekking te storten; zoo dat het apparent stont, dat (indien onze Louw niet een taaie kwast was geweest) het koningkryk der katten, waar van hy Dwingelant is, door zynen doot in eene Republyk zou verandert zyn. (nr. 31, p. 188).
(Is Louw de reïncarnatie van Bickerstaffs huiskat? Nader onderzoek volgt!)
Een andere zaak voor het hof van Bickerstaff is ‘the case of the petticoat’ in Tatler nr. 116.
Het ziet er even naar uit dat de beschuldigde dame-petticoatdraagster niet voor het hof kan verschijnen, juist omdat haar hoepelrok haar het passeren van de deur verhindert.
Weyerman heeft dit gegeven in RH nr. 57 naar Rotterdamse proporties teruggebracht; hier moet de rok van een Engelse jonge dame door kastelein en vriendinnen krachtig worden platgeduwd om de draagster ervan
| |
| |
het betreden van het ‘Paleis van de Zon’ mogelijk te maken.
Beide dames-slachtoffers blijken niet erg gelukkig te zijn met de hoepelrokken; de mode stelt echter haar eisen:
T
she wore it for no other reason but that she had a mind to look as big and burly as other persons of her quality; [...]. (nr. 116, p. 157)
RH dat ik graag zoo kloek van aambeelt tracht te gelyken als myne vriendinnen; [...]. (nr. 57, p. 394)
Het verhaal in de Tatler vindt zijn grootste kracht in de absurdistische beschrijving van de enorme petticoat, die met behulp van machinerie in de hal moet worden opgehesen en opengespreid zodat de hoepelrok associaties oproept met St. Paul's Cathedral.
Weyerman ziet geen heil in deze passage, maar veroorlooft zich een vleugje erotiek door de dame in kwestie uit oververhitting de rokken te laten optillen.
Een volgend punt van overeenkomst is het pleidooi ten gunste van de hoepelrok, al is de Tatler heel wat omstandiger bij het aandragen van argumenten:
T
The chief arguments for their client were taken, first, from the great benefit that might arise to our woollen manufactory from this invention, which was calculated as follows: The common petticoat has not above four yards in the circumference, whereas this over our heads had more in the semi-diameter; so that by allowing it twentyfour yards in the circumference, the five millions of woollen petticoats, which, [...] would amount to thirty millions of those of the ancient mode. [...] To introduce the second argument, they begged leave to read a petition of the rope-makers, wherein it was represented that the demand for cords, and the price of them, were much risen since this fashion came up. [...] A third argument was founded upon a petition of the Greenland trade, which likewise represented the great consumption of whalebone which would be occasioned by the present fashion, and the benefit which would thereby accrue to that branch of the British trade. (nr. 116, p. 158-159)
RH Vooreerst, Madame (zeide zy) is die mode een voordeel en aanwas voor allerhande damasten, satynen, zyde en stoffe manufactuuren, dewyl onze rokken drie derdeparten wyder in den omtrek zyn dan de voorgaande, en driemaal vroeger versleten. Ten tweede door 't gestadig horten en stooten slyt ons linnen eerder, waardoor die handel en 't getal der geleerde Wevers en zedige Hekelsters merkelyk komt aan te groeien. Het is eene aanmoediging voor de Walvischvangst wegens de vertiering der Walvischbaarden; en de Touslagers multipliceeren daarlangs als een gebroet Biggen op een vruchtbaar gewas van eikelen. (nr. 57, p. 394)
Weyerman heeft het voordeel voor handel en industrie veelzijdiger gedetailleerd in zijn beschrijving, waaraan hij voorts nog toevoegt: de snijders, de kousenwevers en de schoenmakers (de rok liet de benen vrij). Het past een Weyerman om geen aandacht te schenken aan het laatste argument van de Tatler:
| |
| |
‘The case of the petticoat’
(Frontispice Tatler no. 116, jan. 5, 1709) ed. 1764, vol. 3, UBA 2395 F 13
‘The trial of the petticoat’
(Tatler no. 116, jan. 5, 1709)
| |
| |
T
To conclude, they gently touched upon the weight and unwieldiness of the garment, which they insinuated might be of great use to preserve the honour of families. (nr. 116, p. 159)
De argumenten contra worden verwoord door resp. Bickerstaff en Hermes.
T
These arguments would have wrought very much upon me, as I then told the company in a long and elaborate discourse, had I not considered the great and additional expense which such fashions would bring upon fathers and husbands; and therefore by no means to be thought of until some years after a peace. I further urged that it would be a prejudice to the ladies themselves, who could never expect to have any money in the pocket if they laid out so much on the petticoat. To this I added the great temptation it might give to virgins, of acting in security like married women, and by that means give a check to matrimony, an institution always encouraged by wise societies. (nr. 116, p. 159)
Weyerman is hier degene die de beschrijving uitbreidt; hij haalt tussen neus en lippen door uit naar de verknochtheid aan het spel en niet in de laatste plaats naar het huwelijk als burgerlijke instelling:
RH
[Hermes] vroeg aan die schoone Voorspraak, of zy ook alle de onkosten, dewelke die verkoelende mode aan de Vaders en Mannen veroorzaakte, overwogen had; of het waarschynelyk was dat eene jonge Dame altoos een hant vol dukaten in haar goud beugeltasje kon hebben om by l'Ombre, Lanterlu of Piket op te zetten, wanneer 'er dagelyks gelt wiert gevordert voor nieuwe manufactuuren; of 'er geene grooter nootzakelykheden waren dan ronde Ga naar voetnootxFardingalen, zyde kousjes en geborduurde muiltjes; en of het maandelyks pensioen van Galant, den Coadjuteur des huwelyks, niet prompt betaalt moest worden; of die groote omtrek van een' Rok aan de jonge Juffers geene aanleiding geeft om zonder vrees en opspraak aan de vermaken van den echten staat te participeeren; of het verbergen der zwangerheit het Huwelyk, die oude Ridderorder en halsbant voor allerhande dieren, niet schaakmat maakt; en of 'er tot onderhout van die extraordinaire oorlogsonkosten geene extraordinaire belasting op de Republyk des huwelyks diende gelegt te worden.
Bickerstaff verklaart de hoepelrok verbeurd en schenkt hem aan een weduwe met meerdere dochters:
T
I ordered it to be folded up, and sent it as a present to a widow gentlewoman, who has five daughters; desiring she would make each of them a petticoat out of it, and send me back the remainder, which I design to cut into stomachers, caps, facings of my waistcoat-sleeves, an other garnitures suitable to my age and quality. (nr. 116, p. 159)
Die oplossing is Weyerman te saai; bovendien is er in de RH geen sprake van een hoepelrok als ‘corpus delicti’. Het is hoog tijd om weer wat concrete voorvallen of persoonlijke anecdotes te debiteren:
RH
Vorder bewees de Zoon van Maja door verscheide voorbeelden de tieranny van die mode. Vooreerst hoe de heer Bontazinus onlangs eenen Balynrok van zyne overledene Bedgezelinne aan eene Weduwe met vier
| |
| |
Dochters vereerde, dewelke uit dien eenen (door behulp van eene Fransche consultatie) vier rokken, benevens een kamizooltje voor haar Neefje, fabriceerde. Item hoe Hermes, zynde Hofmaler van den Hartog van B..., uit eenen Stacierok van de Hartoginne, niet alleen een' Japanschen rok, eene sprei voor zyn rustbedt, een slaapjakje en drie nachtmutzen, maar zelfs een paar volkome ledekantgordynen, te cyfferen wist: ja dat, noch maar weinige dagen geleden, Juffrou de Br... met het stof van Madame Suikerzoets trourok (mits noch anderhalve baan overhoudende) eene Koffikamer compleet had behangen. (nr. 57, nr. 395)
Ondanks de veroordeling van de hoepelrok verklaren Bickerstaff en Hermes zich geen tegenstander van de sieraden der dames. Om te beginnen met de Tatler:
T
I would not be understood that, while I discard this monstrous invention, I am an enemy to the proper ornaments of the fair sex. On the contrary, as the hand of nature has poured on them such a profusion of charms and graces, and sent them into the world more amiable and finished than the rest of her works; so I would have them bestow upon themselves all the additional beauties that art can supply them with, provided it does not interfere with, disguise, or pervert those of nature.
I consider woman as a beautiful romantic animal, that may be adorned with furs and feathers, pearls and diamonds, ores and silks. The lynx shall cast its skin at her feet to make her a tippet; the peacock, parrot, and swan shall pay contributions to her muff; the sea shall be searched for shells, and the rocks for gems; and every part of nature furnish out its share towards the embellishment of a creature that is the most consummate work of it. All this I shall indulge them in; but as for the petticoat I have been speaking of, I neither can nor will allow it. (nr. 116, p. 159-160)
Het stilistisch minst met beeldenrijkdom uitgeruste stuk is ‘On the contrary [...] those of nature’. Dat wordt in de RH dan ook weggelaten. Dankbaar maakt Weyerman echter gebruik van de daarna volgende opsomming. Hij heeft voor ieder element der natuur dat de vrouw moet sieren een toevoeging die enerzijds bewijst dat het dier of de steen haar terecht dienstbaar moet zijn, maar die anderzijds de vrouwelijke babbelarij, trots, wankele liefdestrouw, etc., bespot. En hij breidt de beschrijving vervolgens nog wat uit met argumenten van eigen vinding. Tenslotte keert Weyerman met de veroordeling van de hoepelrok tot zijn voorbeeld terug, echter niet zonder een erotisch nootje:
RH Eene Juffer is een Poëtisch dier, dat met bonte tabberden, vederen, paerlen, diamanten, ruwe metalen, goude en zilvere stoffen, moet opgepronkt worden. De Lynx, die niet half zoo doordringent van gezicht is als een Hofjuffer, moet zyne gespikkelde huit voor hare voeten nederleggen; en de Marter, die min glinstert dan hare oogen, zal haar zyn bont tot een Palatyn vereeren; de Papegaai, die niet half zoo lieffelyk snapt als Ida; de Paau, die niet half zoo trots is als Jakoba; en de Zwaan, die niet half zo blank is als Maria, moeten aan de vedermofjes der Dames contributie opbrengen. De Duikers zullen naar 't paerlemoer (zachter dan haar boezem) duiken,
| |
| |
en de Bergluiden zullen in d'ingewanden der rotzen naar esmerauden en safiren (min stantvastig dan hare minbeloften) met onvermoeide longen graven: men zal de magazynen der Drogisten van zaatpaerlen, en de verfwinkels van karmynkleuren (zoo ongeblanket als hare liefdeëeden) ontblooten; en by de Confituriers de meloenen en melkotons, tot verkoeling dier Engelen, die koeler zyn dan gekonfyte gember of seldreiwortelen, opzoeken; Brecour moet Eau de Barbade voor haar lelywit, en de nazaat van Rozelli Eau de Framboize voor hare rooskleur bezorgen; met een woort, de geheele natuur zal hare ryke schatkisten tot sieraat, vermaak en voldoening dier volmaakte Schepzelen uitschudden: alle die artykelen worden toegestaan; maar voor die Hoepel- en Balynrokken; voor de gapende en openstaande deur tot... tot alle temptatie zal d'Oude Hermes noit den grendel van toestemming schuiven. (nr. 57, p. 395-396)
Overigens doet de laatste Tatler-alinea nogal bijbels aan. Gezamenlijke profeten en andere bijbelboeken hebben die indruk niet bevestigd. Relatie met Jesaia 3:16-24 zal er zeker niet zijn.
Tot slot: langzamerhand is van een aardig aantal passages in Tatler en RH vastgesteld welke feiten en woorden wel of juist niet overeenkomen; bovendien is een globaal beeld ontstaan van het karakter van Weyermans bewerkingen (meer beeldend, gecomprimeerder, toegevoegde actualiteiten en persoonlijke anecdotes, erotiseringen). Meer niet. Wat is in stilistisch opzicht precies het verschil tussen Tatler en RH? Kunnen we vaststellen waarom bepaalde bijzonderheden zijn weggelaten: te Engels?, niet meer actueel?, in JCW's ogen niet interessant? Waarom welke toevoegingen of wijzigingen; bieden ze nieuw zicht op de wereld van Weyerman?
Er zijn nog hooguit vaststellingen, geen verklaringen....
|
-
eind(1.)
-
Mededelingen van de Stichting JCW jrg. 6 (1983), nr. 1, p. 16-19.
-
eind(2.)
- F. Jagtenberg houdt zich bezig met Swiftvertalingen; Ton Broos publiceerde in Dutch Crossing van 19 april 1983, p. 59-75 zijn bevindingen omtrent de verhouding Defoe-Rotterdamsche Hermes voor wat betreft The true-born Englishman.
-
eind(3.)
- Bij gegevens en citaten uit The Tatler wordt verwezen naar: Richard Steele: The Tatler. Ed. with an introd. by Lewis Gibbs. London & New York; Dent & Dutton, 1968. Everyman's Library no. 993. H.l. Tatler nr. 147, p. 173-174.
-
eind(4.)
- Bij gegevens en citaten uit de Rotterdamsche Hermes is gebruik gemaakt van: Jacob Campo Weyerman: De Rotterdamsche Hermes. Ingeleid door Adèle Nieuweboer. Amsterdam; Huis aan de drie Grachten, 1980. H.l. RH nr. 52, p. 358-359.
|