Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 6
(1983)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 2]Expeditie BredaIn verband met de expeditievergadering naar Breda, 13 augustus a.s., wordt in dit nummer extra aandacht aan deze stad besteed. Breda, de stad waar Weyerman het langst heeft gewoond, speelt een belangrijke rol in zijn werk. Tevens kan het werk van Weyerman een goede ingang zijn voor de bestudering van de niet-officiële geschiedenis van de Baronie van Breda. In het eerste artikel wordt ingegaan op de opmerkingen van Weyerman over de Bredase rederijkerskamer Het Vreugdendal. In het tweede artikel wordt een toelichting gegeven bij een fragment van het Brusselse handschrift, dat in zijn geheel niet in de Konst-schilders voorkomt. Weyerman hekelt hier enige kunstkopers uit Breda en Oosterhout en noemt een kunstverzamelaar uit Princenhage, over wie hij wel te spreken is. Het eerste wat opvalt in verband met de relatie Weyerman-BredaGa naar eind(1.) is de voortdurende kritiek die Weyerman uitoefent op de stad en haar bewoners. De stad wordt meestal aangeduid met het anagram Abdera, in de oudheid een stad in Thracië, waarvan de bewoners voor zeer dom doorgingen. Van de inwoners van Breda moeten vooral de bestuurders, artsen, juristen en katholieke geestelijken het ontgelden. Hij richt zijn kritiek vooral op de bovenste lagen van de bevolking, die hij beschuldigt van bedrog, afperserij, gierigheid, incompetentie, domheid, gulzigheid, etc. De beste verklaring voor zijn wrok tegen Breda is waarschijnlijk te vinden in de moeilijkheden die hij er ondervond met een liefdesaffaire, die in een rechtszaak eindigde. Door het ontbreken van bepaalde archiefstukken is de juiste oorzaak (nog?) niet te achterhalen. Weyerman zinspeelt er verschillende malen op dat hij gedwongen was de stad te verlaten. In De Rotterdamsche Hermes zegt hij het als volgt: Eindelyk hoe d'Abderiten, een volk in Thracie, zoodanig door de Vorsschen gepersecuteert wierden, dat zy genootzaakt waren hun vaderlant te verlaten en elders fortuin te zoeken. Hoe applicabel dit laatste is op Hermes [Weyerman] zal ter eenigen tyde eens verhandelt worden.Ga naar eind(2.) Het Bredase element in zijn werk is omvangrijk. Van een aantal door Weyerman genoemde Bredanaars uit de periode 1680-1720 is inmiddels de identiteit vastgesteld. Bij zijn opmerkingen over deze personen blijkt steeds weer dat de kern van waarheid in Weyermans werk veel groter is dan tot voor een aantal jaren werd aangenomen. Door het werk van Weyerman kan men het Breda van zijn tijd met andere ogen zien, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van de kroeg. Waar praatte en roddelde men over, wie ging er over de tong? Weyermans werk is een goede bron en een goed startpunt voor een onderzoek naar de sociale verhoudingen in Breda rond 1700. De informatie die hij geeft, heeft raakvlakken met de informatie die tegenwoordig wordt verkregen met de methode van ‘oral history’. Daarbij hoort ook dat Weyerman bepaald niet objectief is en het ook niet pretendeert te zijn. Het is | |
[pagina 2]
| |
juist zijn subjectiviteit die het hem mogelijk maakt om zijn scherpe satire te beoefenen. Hij is tenslotte een schrijver en geen historicus. |