| |
Annotaties
Annotatie rotterdamsche hermes no. 1
[J. Juv. Satyra I] |
beginregels van Juvenalis' Eerste Satire; vert.: Moet ik mij maar altijd met de rol van toehoorder vergenoegen? Mag ik nooit antwoorden? Dikwijls gekweld als ik word door de hoogdravende stukken uit de Theseïde van Cordus? Kan de een mij straffeloos grappen voorlezen, de ander elegieën? |
[Juv.] |
Decimus Junius Juvenalis, Romeins satirisch dichter (± 55 - ± 140). |
[Temptatie] |
verleiding, kwelling. |
[Surtout] |
omslag, verpakking. |
[in 't front] |
als titelvignet op de eerste pagina van elk nummer van de Amsterdamsche Argus staat de afbeelding die hier door JCW beschreven wordt. |
[apparent] |
blijkbaar, net zoals. |
[Egyptisch zinnebeeld] |
hiëroglyfe, embleem [met bijbetekenis raadselachtig] |
[ARGUS] |
het satirische tijdschrift de Amsterdamsche Argus van JCW's wrijfpaal Hermanus van den Burg (1682-1752). Het tijdschrift verscheen van 25 |
| |
| |
|
mei 1718 tot 19 augustus 1722. |
[uitheemsch Vaersje] |
onbekend van wie en waarvandaan. |
[Nazo] |
Publius Ovidius Naso (43 vC - 18 nC), Romeins dichter van vrijzinnige gedichtjes, vooral bekend door de Metamorphosen (= gedaanteverwisselingen). |
[Priaap] |
Priapos, god van tuin- en wijnbouw, vee- en bijenteelt; zijn meest rood geverfde beelden werden vooral in tuinen en wijngaarden opgesteld om als vogelverschrikker te dienen; bijzonder kenmerk van die beelden: een geslacht van fikse proporties. |
[standert] |
standaard, hier: zijn geslacht. |
[Clarisse] |
hier de naam van ‘myn lieve Night’; in de mythe van Argus en Hermes heet de koningsdochter die door Hera (= Juno) in een koe wordt veranderd Io. |
[visiteerde] |
onderzocht. |
[Piramidale Tytels] |
duistere, zinnebeeldige titels; JCW doelt op Argus' naam en vignet. |
[Amerfoordsche Diamanten] |
keistenen. |
[op den toets geprobeerd] |
op de zuiverheid onderzocht. |
[corrosive Mixtuuren] |
bijtende mengsels. |
[Perioden] |
passages. |
[differerende] |
verschillende. |
[gedetacheerd] |
tijdelijk elders te werk gesteld; hier: goed de ogen de kost gegeven. |
[gemetamorphozeerde] |
gedaanteverwisseling ondergaan hebbende |
[Paauwestaart van Juno] |
nadat Hermes Argus gedood had, heeft de godin Juno, als beloning voor de bewezen diensten de herder Argus in een pauw veranderd met de honderd ogen in de staart. |
[surprenante] |
verrassende. |
[Polyfemus] |
éénogige mensenetende cycloop en herder die door de slimme Odysseus dronken werd gevoerd en samen met zijn varensgezellen door hem werd verblind. |
[Maro] |
Publius Vergilius Maro (70-19), Romeins schrijver van onder meer het herdersdicht Bucolica en het heldendicht Aeneïs. |
[zyn Vergood Gezang] |
Vergilius' epos Aeneïs over de zwerftocht van de Trojaanse held Aeneas en diens stichting van het Romeinse rijk. |
[de Blaasbalk] |
hier windbuil, opschepper, hoogdravende dichter; wie bedoeld wordt i.t.t. Maro is onduidelijk; wellicht een auteur uit Gascogne (staan bekend als opscheppers). |
[citaat] |
herkomst onbekend. |
[Priaam] |
Priamos, laatste koning van Troje; over diens dood en hopeloze strijd tegen de Grieken wordt door Vergilius uitvoerig geschreven, dit citaat is niet afkomstig uit de Aeneïs. |
| |
| |
[ophef] |
aanhef. |
[citaat] |
dit is niet het begin van de Aeneïs, zoals JCW schrijft, maar merkwaardigerwijs het begin van de Odyssee van Homeros (vert.: Muze, vertel mij het verhaal...); vergist JCW zich? |
[Sublime] |
volmaakt schone, het zeer bijzondere. |
[Garonne] |
rivier in zuidwest-Frankrijk (ontspringt in Gascogne); noemt JCW hier een titel of heeft hij het over de bijzondere geur van wijn uit die streken (Bordeaux)? |
[citaat] |
herkomst onbekend; vertaling: Ik bezing de winnaar, de overwinnaars van de aarde. |
[Fransche Geitemelk] |
? wijn of arcadische poëzie van St. Amant? |
[St. Amant] |
Marc Antoine Girard de Saint-Amant (1594-1661), Frans episch en burlesk dichter met rijke vrienden en libertijnse opvattingen, ging er prat op geen Latijn en Grieks te kennen, daarentegen wel vele moderne talen; JCW's opmerkingen over rustbed en vijf processen kan ik niet verklaren. |
[citaat] |
waarschijnlijk van St. Amant; vertaling: Over de schitterende strijd van de edele Urania (= muze van de sterrenkunde). |
[Ingenieur] |
hier: onderzoeker, uitvinder. |
[Homeer] |
Homeros (8e eeuw vC), Grieks dichter van de epen Ilias (over de strijd om Troje) en Odyssee (over de zwerftocht van de held Odysseus), de naam Homeros betekent de blinde. |
[citaat] |
Lat. vertaling van de beginregel van Homeros' Ilias; vertaling: Wrok zij uw zang, o Godin... |
[supreneerd] |
? surpreneerd = verrast, verwonderd. |
[hare uitspanning neemt] |
zich uitbreidt, openbaart. |
[Heulbloemen] |
slaapbollen, maankoppen, planten met opiaten. |
[Opiaaten] |
opium bevattende, slaapopwekkende, pijnstillende middelen |
[Anemias] |
bosanemoon of windbloem, giftige ranonkelachtige planten. |
[Aconyt] |
ranonkelachtige plant, zeer giftig; ook bekend als de gele monnikskap. |
[Thora] |
? onbekend. |
[donkerblauwe Munnikskapjes] |
blauwe anemoon, eveneens zeer giftig. |
[Anakreon] |
Grieks lyricus (± 570-510), medestichter van de kolonie Abdera in TraciÄ“, schreef satiren en erotische liederen, die tot ver in de 19e eeuw zeer populair waren en vaak werden nagevolgd en vertaald, o.a. door JCW. |
[citaat] |
herkomst onbekend. |
[Repliceer] |
antwoord. |
[reguleerd] |
schikt. |
[Actionisten] |
speculanten in de actie (= aandelen)handel, bekend als de windhandel van omstreeks 1720; zeer geliefd thema in de toenmalige satirische literatuur. |
| |
| |
[toemaat] |
toegift. |
[blauwe klugtjes] |
zeer korte kluchtjes vol onechte, zinledige praatjes; wellicht ook in de betekenis van blauw = verboden, pornografisch. |
[graveelverwekkende] |
nier- of blaasstenen opwekkend, d.w.z. zeer onaangename, vervelende. |
[presumeert] |
veronderstelt, vermoedt. |
[geinsters] |
vonkjes, glimpjes. |
[acquiteren] |
kwijten. |
[Studia humanitatis] |
de studie van de humaniora = de studie der klassieke talen en letterkunde. |
[Pieter Burman] |
Leids hoogleraar (1668-1741), was eerst hoogleraar in de Rechten, later in de klassieke talen (Rede: De Publici humanioris disciplinae professoris proprio officio et numere, Leiden 1715; JCW verwijst naar deze rede). |
[Letargie] |
ziekelijke slaapzucht, toestand van geestelijke ongevoeligheid. |
[Pootuyl] |
gevangen uil, vastgezet op een paal, in de 18e eeuw gebruikt als lokvogel om andere roofvogels mee te vangen; hier ook met de betekenis van aan banden gelegde wetenschap. |
[gekapte] |
monnikskappen dragende. |
[Romulus Taal] |
Latijn; Romulus is de legendarische stichter van Rome, samen met zijn broer Remus was hij qezoogd door een wolvin. |
[Outerknapen] |
altaarknapen, koorknapen. |
[Maarten Luther] |
(1483-1546), Duits kerkhervormer; de oorlogsverklaring tegen het katholicisme vond plaats in 1517 te Wittenberg. |
[Jan Kalvyn] |
Johannes Calvijn (1509-64), Zwitsers/Frans kerkhervormer, ging omstreeks 1533 over tot de Reformatie. |
[quanswys] |
schijnbaar. |
[point d'honneur] |
punt van eer, wat het eergevoel raakt. |
[mankeert] |
ontbreekt, te kort komt. |
[citaat] |
herkomst onbekend. |
[Plato] |
(± 427-347), Grieks wijsgeer, leerling van Socrates. |
[Troye] |
stad, door de Grieken na langdurig beleg ingenomen. Door zich te verbergen in een houten paard wisten zij ongemerkt de stad binnen te komen. |
[Heer Gysbrechts Burgt] |
Amsterdam; in Vondels Gysbrecht van Amstel (1637) wordt Amsterdam door een zelfde list ingenomen als Troje. |
[Babelschrift] |
warrig geschrift. |
[Confucius] |
(551-479) Chinees wijsgeer. |
[confuzie] |
verwarring. |
H.M. de Blauw
| |
| |
| |
Annotatie Rotterdamsche Hermes no. 3
[Satyr.3 |
Het citaat is genomen uit de vierde Satyra (dus niet de derde) van Aulus Persius Flaccus, een Romeins satirendichter (34-64). |
|
Drukfout in citaat: fergo i.p.v. tergo. Vertaling: ‘Niemand toch probeert in zichzelf af te dalen, maar men let op de reiszak (rugzak) van zijn voorganger.’ De strekking van dit citas is dat niemand zichzelf kent, ofschoon hij wel kritiek heeft op zijn voorgangers. |
[Koehoeder] |
De welbespraakte Koehoeder is Argus die volgens de Griekse mythe de in een koe veranderde Io moest bewaken. Weyerman reageert hier op H. van den Burg, wiens Amsterdamsche Argus van 4 september 1720 gevuld was met kritiek op comedianten in Londen en Amsterdam. De tekst (p. 101): ‘De voornaamste Comedianten te Londen, hebben met de actien buiten 't Toneel zo veel gewonnen, dat ze hunne actien het Toneel ontzeggen; hoewel niemant weet voor hoe lang door hun rykdom, het Toneel, dat voor Armoede zorgt, zal moeten leiden: indien men daar, gelyk hier, ook het Gordyr opent, om jonge en oude wezen te voeden, en te dekken, is my geluk zeer leet, ter oorzake, om het genot van enige weininge, zeer vele zullen moeten lyden: maar ik denk, om 't waarschynlykst, dat de splendite Engelschen, hunne Toneellen oopnen om de konst ten top te voeren, en de bloejende verstanden, volgens de intentie der instelleren dier spelen, af te trekken van debauche en vadse ledigheit; en in zulk een geval, is het dubbelt beklaaglyk, dat hun de Fortuin zo extravagant gunstig is geweest: de Actien zullen 'er mooglyk ook hier ofte daar wel eenige van het Theater hebben gerukt, daar de troup niets meer aan verliest dan het applaudisement van zulke onkundigen, als met Lauwren kroonden zulk een acteur, als geen stroowis om den kruin meriteerde, ten zy men zulk een hoofdhulsel wilde schenken ten loon der zulken, als den Spiegel hunner nergens te vinden konst en bequaamheit in hun zak dragen, en uit hun vel bersten van schandelyken en obscoenen waan, en een haatlyke ignorantie, die hen animeert van zich zelf te geloven bequaam te zyn tot alles; en zulke maagre geesten, versteken in vette lichamen verliest het Toneel gansch niets, ten ware men gezint was een dommen Betweter door actien, en stom te vertonen.’ |
[Scholtus, Pharhér] |
Duitse benamingen voor schout en pastoor, waarop het voegwoord ‘und’ eveneens duidt. |
| |
| |
[Lunatique] |
Lichtzinnig, grillig figuur. |
|
De cursief gedrukte woorden zijn meestal ontleningen aan het Frans: continueert, Acteur, sujet, Manuscript. |
[Achitophel] |
Bijbels figuur, een raadsman die een goede raad aan Absolom gaf tegen David (Samuel 2, H 15-17). |
[verkensdraf] |
varkensdraf, spoeling, veevoer. Verwijzing naar de parabel van de Verloren Zoon, Lukas 15, 11-32. |
[Metempsychosis] |
‘Zielsverhuizing’, grieks Metempsychose. De Griekse wijsgeer Pythagoras (± 570-500 v. Chr.) geloofde aan de zielsverhuizing, maar zijn naam is vereeuwigd in de wiskunde. |
[presumeert] |
vermoedt, veronderstelt. |
[Hegspringer] |
Hekkenspringer, hekspringer = een wilde jongen, kwant of snuiter. (W.N.T. VI, p. 495) |
[uitkipt] |
Uitkiest. |
[Nimrod] |
Een geweldig jager (Gen. 10: 9). |
[rouhairige Ezau] |
Ruigbehaarde Ezau, een behendig jager (Gen. 25: 27). |
[Invidus... opimis] |
Latijns citaat van Weyerman? |
|
Wie naar iets anders begeert, vermagert in overvloed (bij overvloedige dingen). |
[Der Schuimgodinne krans] |
Aphrodite, de ‘uit het zeeschuim opduikende’, de godin van liefde en schoonheid. |
[Jonas] |
Profeet die naar Ninive gezonden wordt om de stad de verwoesting aan te zeggen. De stad komt tot inkeer en toont berouw, waarop God afziet van de verwoesting (2 Kon. 14: 25). |
[ongezulte] |
Ongezouten, flauw (W.N.T. X, pag. 1689). |
[Dekoktieketel] |
Ketel om een aftreksel van geneeskrachtige stoffen te koken. Decoctio = afkooksel. |
[pruist] |
Bruist. |
[Aposteun] |
Aposteem, aposteun = groot gezwel. |
[Joodenvloek] |
Iets dat als een vloek op de Joden rust (W.N.T. VII, ], pag. 424). |
[Manasse] |
Koning van Juda, 693-639 v. Chr., tijdens wiens regering de afgodendienst weer wordt ingevoerd. De rampen die hem overkomen, brengen hem tot inkeer; hij bidt tot God en Jahweh verhoort zijn gebed (2 Kron. 33: 1-13). |
[disobligeren] |
Pijnlijk treffen, tegen zich in het harnas jagen. |
[Nam... coepta] |
Citaat uit de Satirae van Sulpicia. Vertaling: ‘Want met de gelauwerde van Numa bewonen wij dezelfde bronnen en met de gezellin Egeria lachen wij om de ijdele pogingen’. Egeria, een bronnimf, beschermgodin van Rome, volgens de sage gehuwd met Numa Pompilius, die naar haar raadgevingen de godsdienst regelde; na diens dood werd zij in een bron veranderd (Ovidius, Met. 15, 479 vlg.). |
[Sulp. Satyr.] |
Romeinse dichteres Sulpicia uit de tweede helft |
| |
| |
|
van de eerste eeuw na Christus; de haar toegeschreven satire in 70 hexameters dateert uit de vierde eeuw. Vindplaats van citaat ‘Nam... coepta’ onbekend. |
[Themis] |
Godin van het recht. |
[J.V. Doctoris] |
Juris Utriusque Doctoris = van de doctor in de beide rechten (kerkelijk en wereldlijk). Op wie JCW hier doelt, is mij niet bekend. |
[maligne influentie] |
Kwaadaardige invloed, schadelijke invloed. |
[Ottomans heulsapje] |
Turkse opium. |
[sustineert] |
Beweert. |
[causa movens] |
Beweegreden, motief. |
[sujet] |
Reden, aanleiding. |
[disorders] |
Uitspattingen, wanorde. |
[Smitsvrou] |
Venus was gehuwd met Vulcanus, de god van het vuur en de metaalbewerking. Venus is de moeder van Cupido en de bijzit van de oorlogsgod Mars. Zij werd vereenzelvigd met de Griekse godin Aphrodite, de ‘uit het schuim der zee opgestegene’, of zoals Weyerman schrijft: ‘een Juffer, die uit zee geboren is’. |
[Concupiscentie] |
Begeerlijkheid, zondige begeerte. |
[Franciscus Xaverius] |
Spaanse missionaris, Jezuïet (1506-1552), wordt ook wel de apostel van India en Japan genoemd. Het citaat zal Weyerman wel uit de twee delen met Brieven van Franciscus Xaverius genomen hebben (citaat nog niet gevonden). |
[apparent] |
Duidelijk, schijnbaar. |
[Mama Eng.....] |
Mama Engelman, bordeelhoudster op de Prinsengracht in Amsterdam. |
[Midicinae Doctores] |
Over Rotterdamse doktoren deed Peter Altena al een boekje open in ‘Het Monster aan de Maas’, doctoraalscriptie, Amsterdam, 1982. Op blz. 142 bespreekt hij ook de arts die ‘uit een Apotheekers Vyzel in de Anatomie van Lairesse beland’, terwijl Weyerman hem hier ‘uit het slekkenhuisje van den Apotheek in de parlemoere schulp van de geneeskunst’ laat kruipen. |
[Ipecacuanha] |
Een wortel die in verscheidene gewesten van Amerika groeit en die tegen buikloop gebruikt wordt. |
[lethale Conditum] |
Dodelijke voorraad, dodelijke schepping. |
[Cortex Peruvianus] |
Peruviaanse schors, een verwijzing naar Ipecacuanha, waarvan de wortel tot poeier verwerkt wordt. |
[purgans] |
Purgeermiddel. |
[Radamantus] |
Rechter in de onderwereld. |
[Atrops scheer] |
Atropos is een der schikgodinnen die met een schaar 's mensen levensdraad doorknipt. |
[Aelianus] |
Ailianos, de Sofist, schreef in het Grieks, leefde van 170-235. |
[Prins +++] |
Onbekend. |
[Ouwenus] |
Vermoedelijk bedoelt Weyerman hier de puntdich- |
| |
| |
|
ter John Owen, wiens epigrammen uit het Latijn vertaald werden door Huygens, Jeremias de Decker en Revius. John Owen, of Owenus werd in 1564 in Wales geboren, schreef tien boeken met epigrammen, stierf in Londen in 1622. Weyerman citeert hem eveneens in de Rotterdamsche Hermes van 1 oktober 1720, No. 6. |
[Ulceribus... Sapis] |
Vertaling: Door onze zweren gaat het jou goed, Galenus, Door onze domheid zijt gy wijs, Justinianus. |
Frans Wetzels
|
|