Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 6
(1983)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdDe wereld van Jacob Bart volgens Jacob Campo WeyermanJacob Campo Weyerman schilderde circa 1710 in opdracht van de Bossche notabele Lambert Pain et Vin een verkoopcatalogus en tenminste drie bloemstukken. De sterke verhalen, die Weyerman over Pain et Vin vertelde, wekten de indruk dat Pain et Vin een schurk was. Archiefonderzoek bevestigde de juistheid van die indruk. Lambert Pain et Vin, die als substituut-ontvanger belastingen behoorde te innen èn af te dragen, verliet in 1718 zijn woonplaats, zeker met stille trom en waarschijnlijk met medeneming van belastinggelden. Volgens Weyerman was hij tevens frauduleus als handelaar in bloembollen en schilderijen, doch die fraude kon archivalisch nog niet bevestigd worden.Ga naar eind(1.) In De Sleutel van de Hollandsche Zindelykheyt schetste Weyerman het bedrog van Pain et Vin met bloembollen. Diverse kwekers in den lande lieten zich verleiden door de fraaie afbeeldingen van tulpen, in de door Weyerman vervaardigde verkoopcatalogus. Later zou blijken dat Pain et Vin de in de catalogus vervatte beloften niet kon nakomen, uit de bollen schoten armzalige tulpen. Slachtoffer van Weyermans kunst en Pain et Vins handigheid werd onder anderen: ‘een Haagsche Konstkooper, die de geheele Weerelt bedroog met Bloemen, met Porcelyn, en met Konstschildereyen’.Ga naar eind(2.) Over deze Haagse vrije jongen wil ik het vandaag met U hebben. In het onuitgegeven ‘konstkopersdeel’ van het Brussels handschrift schreef Weyerman uitvoeriger over hem: ‘In het bekent uijthangbort van de Drie Japanners in 'S Gravenhage woonde, of liever schuijlde eertijts een kaerel, wiens Naem vrij veel trock, op den beruchten Zee officier Jan Bart: alhoewel wij ons dien naem thans niet konnen te binnen brengen. Die Zeeuwsche krab had een Drievoudige kostwinning: Konst, Porcelijn koper, en Bloemist, doch dewijl hij eens had gehoort, dat het oneven getal gode aengenaem was, en hij op een lager Plaets Doelde, voegde hij 'er het strafbaar beroep bij van Konstvervalscher, of valsche munter in schilderijen, dewijl hij nergens anders op toeleij, als om de echte konst tafereelen te beswangeren door onegte Kopijen, dewelke hij dan de Konstlievende wereldt aensmeerde, als soo veele echte Tafereelen van den Ridder vander Werff, gerard Hoedt, Mignon, Albano, en meer andere, dewelke hij op de volgende wijze wist te debitteeren.’Ga naar eind(3.) Hierop volgde een beschrijving van de verkooptechnieken van Bart. Belangwekkend is in dit verband de mededeling dat genoemde Bart ‘zijn eenigh Kindt’ gaf ‘aen den Jongen van een arm Rotterdams Lijstemakertie welke knaep de Konsttaferelen van den Ridder adriaen van der werff, en van zijn Broeder Pieter.; en de stukies van Poelenburg. wonderlijk | |
[pagina 12]
| |
kopieerde; om daar door het gebroed der onechte schilderijen aen te Teelen, en voort te kweeken. doch dat Leelijk Huwelijk nam zijn begin [1720] onder een ongelukkig gestarnte, dewijl die laeggezielde Lijstenmaker zoon N. van Heems, die Rampzalige Ariadne Bardt liet zitten, en met een Laplandsche Kat gingh opdrossen in eene overspeelige Armoede om daar door de waarheijt van des Dichters Zinspreuk waar te maken. Dat alle verfoeijelijke beginzels zijn vergezelschapt met een Spaens of deerlijk Eijnde.’.Ga naar eind(4.) In het uitgegeven werk van Weyerman herhaalden de beschuldigingen aan het adres van Bart zich. Reeds in de Amsterdamsche Hermes van 1 december 1722 treffen we ‘Het karakter van een Japansch konstverkooper, in 's G++.’ Het is duidelijk dat het adjectief ‘Japansch’ bedoelde te verwijzen naar het uithangbord van Barts behuizing: ‘De Drie Japanners’. Maakten de archivalische gegevens over Pain et Vin de verhalen van Weyerman tenminste waarschijnlijk, hoe zat het met de verhalen over de Hagenaar Bart? Op 26 september 1676 trouwden in Vlissingen Jacob Janszoon Bart en Jacomyntje Wynants, ‘beyde van Vlissingen’.Ga naar eind(5.) De ‘Haagsche konstkooper’ heette Jacob Bart en dankte Weyermans aanduiding ‘Zeeuwsche krab’ aan zijn Vlissingse komaf. Broer van Jan Bart, zee-officier in Franse dienst en de schrik van Vlissingen, was Jacob Janszoon niet. Jan, de zee-officier, werd in 1651 in Duinkerken geboren en zijn vader heette Cornelis en niet Jan. Uit het huwelijk Bart-Wynants werd tenminste één dochter, Geertruy Jacoba, geboren. Ze werd circa 1698 geboren, maar waarschijnlijk niet in 's-Gravenhage.Ga naar eind(6.) Wanneer Jacob Bart, echtgenote en dochter naar 's-Gravenhage trokken, is onbekend. In het Haagse oud-notarieel archief komt weliswaar op 10 april 1677 een Jacob Bart voorGa naar eind(7.), maar of het onze man is, weet ik niet. Er woonde toendertijd in 's-Gravenhage minimaal nog één familie Bart, waarin de voornaam Jacob veel voorkwam. Op 9 juni 1706 werd Jacob Bart toegelaten als nieuw burger van 's-GravenhageGa naar eind(8.). Of het de aanstaande ‘konstkoper’ was, is onzeker. In zijn monografie over bloembollenspeculatie lichtte E.H. Krelage Jacob Bart als handelaar in bloembollen door.Ga naar eind(9.) Het door Krelage gebruikte materiaal berust in het Leidse Weeskamerarchief, in de portefeuille van Mr. Bartholomeus van Leeuwen, ‘in syn leven advocaet voor den Ed. Hove van Holland in 's Gravenhage’. Als bijlage bij de inventaris bevindt zich in de boedel o.a. een ‘acte van verkoop’, aangeduid als ‘handschrift van Jacob Bart van 28 mey 1709’: ‘Ick ondergeschreve bekenne wel ende dueghdelijck verkoft te hebben aen den heer advocaet van leeuwen - de Helft in [-van] mijn derde portie in drij bagetten genaemt een baget peerel van der Hooge, een baget La torre, een baget gran mogol, door mijn gekoft in Zeelandt van den heer philip van bortelo van der Hooge + voorleede jaer 1708 in meij, in Compangie met de heeren en Mr Jan uijtewael, en den heer Cornelis van Luchtenburgh, welce voorschreeve bagetten - jegenwoordigh volcomen schoon en fraie staan bloeyen te weten baget peerel van der Hoog, de baget gran mogol by de heer Jan uijtewael, en baget la torre bij de heer Cornelis van Luchtenburgh, sijnde verder bevoorwaert dat geen Jongen van de voorschreeve bagetten sullen vermooge verkoft te werden, ofte wij moeten de drij eerste dragende bollen voor eerst daer of hebben, be- | |
[pagina 13]
| |
kenne voor deze gerechte sesde porcesie voldaen te sijn met hondert en twintigh gulden den ontfange actum in S. Haage 1709, den 28 meij. Jacob Bart.’Ga naar eind(10.) Men ziet hoe Jacob Bart in 1709, kort voor de verschijning van de catalogus van Pain et Vin, handelde in aandelen in bollen. De Leidse weesmeesters hadden Jacob Bart kennelijk gemaand vanwege Van Leeuwens aandeel in de tulpenbollen, want op 26 augustus 1712 schreef Bart vanuit Den Haag een wat zielig briefje aan de Leidse weesmeesters. Met de tulpen, waarin Van Leeuwen zaliger aandelen bezat, was het weinig florissant gesteld. Bart beschreef zijn tuin als een sterfhuis.Ga naar eind(11.) Bedoelde hij daarmee de Leidse weesmeesters af te poeieren? De portefeuille van Mr. Bartholomeus van Leeuwen bevat behalve het Bart-materiaal nog een verrassing, namelijk een opgave van in 1708 en 1709 door Van Leeuwen geplante tulpen. Volgens de boedelinventaris bezat Van Leeuwen ‘een thuijn met een steene huijsje - geleegen in 's Gravenhage agter het oude prince-hoff bij den overledene in sijn leven selffs gebruijkt; in deselve tuijn staen geplant veele ende menigvuldige tulpen, van veele waerdij, soo gesegt wert (...).’ In de ‘opgave van geplante tulpen’ staat vermeld dat op 21 augustus 1708 werd geplant in het ‘eerste bed zijde blomtuijn aen de linckerhand’ behalve 5 bollen ‘grand pastorel magnifiq Voss’ en vele vele andere soorten nog 4 bollen ‘grand pastorel magnifiq pain et vin’. Ook in 1709 liet Van Leeuwen - door Ary Roos, de tuinder of de latere opzichter J.H. Otten - diverse bollen ‘grand pastorel magnifiq pain et vin’ planten.Ga naar eind(12.) De bekende Bossche notabele, bloembollenkweker en speculant had zijn naam aan een tulp geschonken. Keren we terug naar Jacob Bart. In september en oktober 1720 mengde Jacob Bart zich in de windhandel. Hij kocht zelf actien ter waarde van 20.000 gulden en kreeg van Casper Gähler volmacht diens actien ter waarde van 30.000 gulden te verkopen.Ga naar eind(13.) Deze Casper Gähler was behalve raad en secretaris van de Deense koning in Den Haag ook nog bloembollenkweker, zoals uit een advertentie in de Amsterdamsche Courant blijkt.Ga naar eind(14.) Jacob Bart was bovendien actief als kunsthandelaar. Op de veiling van het schilderijenbezit van een andere goede bekende, de Rotterdamse koopman, kunsthandelaar en -verzamelaar Jaques Meyers, op 9 september 1722 was Jacob Bart present. Hij kocht uit de vermaarde collectie Meyers 7 doeken ter waarde van ruim 1300 gulden: schilderijen van Rubens, Dou, Wouwerman, Zaftleven, Poelenburg en ‘in de manier van Poelenburg’.Ga naar eind(15.) Volgens de Konstschilders bezat Bart voorts een bloemstuk van de schilder Roepel.Ga naar eind(16.) Uitvoeriger besprak Weyerman de kunstvervalsingen van Jacob Bart. Volgens Weyerman werd Bart daarbij geassisteerd door zijn schoonzoon, de Rotterdamse lijstenmakerszoon N. van Heems. Op 20 april 1721 - en niet 1720, zoals Weyerman meende - gingen in 's-Gravenhage in ondertrouw Johan van Heemst van Rotterdam en Geertruy Jacoba Bart van 's-Gravenhage. Zij huwden op 4 mei in de Nieuwe Kerk te 's-Gravenhage. Ouders van Johan van Heemst waren volgens het Rotterdams archief Catarina Versijden en Abraham van Heems, van beroep - inderdaad - lijstenmaker. Uit het huwelijk Van Heemst-Bart werden kinderen geboren in 1722, 1723 en 1724.Ga naar eind(17.) Haagse begraafboeken meldden het overlijden van Jacob Bart en Jacob- | |
[pagina 14]
| |
mina Wynants niet. Beide echtelieden overleden na 1723 en voor 1726. Op 11 juni 1723 waren zij nog getuigen bij de doop van hun kleindochter Jacoba Johanna van Heemst. In 1726 leefden ze al niet meer. Op 22 november 1726 transporteerden Jan van Heemst en Geertruy Jacoba Bart een ‘huis en een erf aan de O(ost)zijde van de Corte Vijverbergh’ voor 11.000 gulden aan Johanna Maria de Raat. Geertruy Jacoba heette bij gelegenheid van dat transport ‘eenige dogter en universeele erfgename (...) van wijlen haar moeder Jacobmina Wynands, weduwe van Jacob Bart.’Ga naar eind(18.) Uit die aanduiding blijkt dat Jacob eerder stierf dan Jacobmina. Jacob Bart stierf waarschijnlijk zelfs vóór 1 april 1726, toen Den Echo des Weerelds over hem sprak als ‘den geweezen Japansche Konstkooper’.Ga naar eind(19.) Mogelijk bewoonde Bart het in 1726 verkochte huis aan de Korte Vijverberg. In 1720 woonde hij in elk geval in de Waagestraat. Waar ‘de drie Japanners’ uithingen, is onbekend. Of Johan van Heemst zijn vrouw inderdaad verruilde voor een ‘Laplandsche kat’ is evenzeer onbekend. Zo zette Jacob Campo Weyerman ons op het spoor van een veelzijdige Haagse ondernemer. Of Bart echter zo'n oplichter was als Weyerman deed voorkomen, weten we uiteraard niet met zekerheid. Bart trachtte op diverse manieren aan een vermogen te komen. Kunsthandel, bloembollenspeculatie en aandelenhandel bezaten nu niet direct een geweldige reputatie. In de ogen van veel van zijn tijdgenoten zal Weyermans karakteristiek van Bart tenminste aannemelijk geweest zijn. | |
[pagina 15]
| |
Bijlage 1 (zie noot 10): Missive van Jacob Bart van 26 juny 1709Myn Heer, Volgens mijn belofte, soo geef' ick mij de Eer van u Ed. te segge als dat ick bij de heeren van Luchtenburgh en uyttewael heb geweest ende onse tulp bollen gesien en die seer fris en goet bevonde, baget la torre een seer groot Jonck, en de baget de peerel van der Hooge oock een fraey jonck van ontrent 40 à 50 asen, maer ick heb dat niet sien weege, soo dat seer wel aen gewassen is oock soo is daer noch een kleintie van 15 a 16 aen de la torre, aen de mogol is niet, daer zijn hier van mijn vrinden die biede mijn 15 gulden voor een ondert Coluere bagetten, en ick vertrouw dat ick dan 3 a 400 tal sal konne leveren. Ick sal sien de andere oock aen de man te bringe en ick sal sien een Jonchtie van de premere Noble voor u Ed. mede te bringen, oock is hier een seer schoone bij blom genaemt het Juweel van Utrecht maer dit soodanigh in schoonheyt uijtmunt dat men bij na tot noch toe sijns gelijck gesien heeft ick kan daer een dragent bolletie van krijgen voor 30 gulden, soo ick u E dienst doen kan soo gelieft te ordoneere, en geeft het brieftie maer aen mijn huijsvrouw die sal het mij toe sende, de goede bagetten ben hier soo gemackelijk niet te krijgen, soo dat daer in niet te doen is, ick sal noch wel 6 of 8 dagen moeten uijt blijven verder soo verblijve mijn heer uwe. seer dienstbereijde dienaer
Utrecht den 26 Juny 1709 Jacob Bart | |
Bijlage 2 (zie noot 11)Haage den 26 augustus 1712 Myn Heer, U Edel sal wel bekent zijn, dat den heer Mr. B.s van Leeuwen salijger van mij heeft gekoft 1/6 portie in drij tulp bollen bagetten genaemt baget la torre, baget peerel van der Hooge baget gran mogol. nu is het sulckx, dat ick met de heeren hebbe gedeelt, die de andere portien hebbe gehad. soo dat mij te buert is gevallen, de groote baget la torre, ende een andere baget gran mogol, met een seer kleijn Jonchtie van de peerel van der Hooge nu heeft het ongeluck gewilt als dat de baget la torre op mijn parck is uijtgegaen, benevens een partij van mijn voornaeme bagetten, soo dat niet meer voor handen is, als de baget gran mogol ende baget peerel van der hooge - | |
[pagina 16]
| |
Ick hebbe van de siekte ende ook van 't sterven kennis gegeven, aen mijn heer otto, die een man is, die verstaat hoe men behoort te handelen, en dat men behoort kennis te geven, van sulckx, als die blommen niet een man toe behooren, de gran mogol is oock met een kleijn Joncktie opgenomen - dat heb ik van mijn plicht gehoordeelt u Ed. te laaten weeten, wenste dat ick daer van of was, ofte dat daer een man was die dese bollen naast mij woust helpe versurge want de blommen groote Rampen subjeckt sijn, hoop dat U Ed. hier order sult op gelieven te stellen, en soo goet gelieft te sijn van u Ed te informeren aen mijn heer otto die onse Goede vriend is, en weet hoe het met dese affeerens staat, die sal u Ed verder konne onderichten blijve met veel eerbiet Mijn heer uwen seer dienstbereijden dienaer
Jacob Bart.
Peter Altena |
|