Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 5
(1982)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 529]
| |||||||||
Peter Altena(Veerstraat 5''', 1075 SL Amsterdam)Antwerpen-documentatie II1. Over Hendrik Aertssens (1661-1741)Jacob Campo Weyerman voerde in zijn Echo des Weerelds, I, no. 3 (8 nov. 1723), p. 23-4 een heerschap ten tonele dat over zichzelf opmerkte: ‘Ik heb een tyd lang de Korrespondent geweest van den Antwerpsche Courantier, en ben zo verhart geworden in 't Liegen, in die Dienst, dat ik myn Brood zou konnen winnen als valsche Getuygen voor alle de Rechtshoven van Normandyen.’Ga naar eind1. In de ‘Antwerpen-documentatie’, die in no. 44 van de Mededelingen verscheen, werd al het een en ander meegedeeld over courantier Aertssens en diens Antwerpse courant, waar tegen Jacob Campo Weyerman zich in zijn Besweering van den disperaten Antwerpsen Courantier (1705) keerde. Een kort artikel van Jonkheer Vermoelen in het tijdschrift Vlaamse Stam, jaargang 13 (1977), p. 419-21 over ‘De Boekdrukkersfamilie Aertssens te Antwerpen’ breidt onze kennis over courantier Aertssens belangrijk uit. Zoals de titel van het artikel van Vermoelen aangeeft, was de familie Aertssens een Antwerpse boekdrukkersfamilie. De grootvader van courantier Hendrik Aertssens heette ook Hendrik Aertssens (1586-1624). Hendrik Aertssens I was typograaf en legde zich in 1619 vooral toe op het drukken van muziek. In 1631 en 1632 was hij deken van de drukkers. Hij woonde in het huis ‘de witte Lelie’ In de Kammenstraat, rechtover Moretus. Vijfde kind van Hendrik Aertssens I en Anna Librechts heette Hendrik Aertssens (1622-vóór 1663). Deze Hendrik II leerde in het huis van zijn vader de drukkerstiel en betrok ook diens huis. Hendrik Aertssens II voerde veel boeken uit naar Frankrijk en Spanje. Zijn werk gold als zeer verzorgdGa naar eind2. Uit zijn huwelijk met Isabella Wils werd geboren: Hendrik Aertssens (1661-1741).
Hendrik Aertssens werd op 27 december 1661 in de O.L. Vrouwkerk te Antwerpen gedoopt. ‘Hij werd in de Sint-Lucasgilde opgenomen in 1686. In 1688 woonde hij in de Korte Nieuwstraat en vanaf 1697 betrok hij het huis “In den Parnassus Bergh” op de Eiermarkt. Hij is het die de Antwerpsche Posttydingen drukte, verkregen bij octrooi van 12-1-1695. Die krant was enkel de vervanging van Extraordinarische Posttydinghen van Verdussen. Na Hendrik Aertssens werd het blad eigendom van J. en E. van Soest, die het een andere benaming gaven, nl. Gazette van Antwerpen. (...) Hij huwde op 1-9-1688 in de O.L. Vrouwkerk met Isabella des Mares, die overleed op 21-6-1698.’ Hendrik Aertssens zelf overleed op 16-7-1741. Vermoelen: ‘Zijn zerksteen bevindt zich in de Kathedraal (met de navolgende tekst) | |||||||||
[pagina 530]
| |||||||||
D.O.M.Memoriale Henrici Aertssens et Isabellae des Mares, conjugnum, obiit ille 1741, 6 Juli; illa 1698, 21 jan; et Filiarum Annae Isabellae, obiit 25-1-1712 et Catharinae, filiae devotae obiit 30-8-1758.’ Bij de gegevens van Vermoelen, die ik stilzwijgend van evidente fouten heb gezuiverd, enige aanvullingen. Mogelijk woonde Aertssens iets eerder dan 1697 ‘In den Parnassus Bergh’. De Stadsbibliotheek Antwerpen bewaart onder signatuur K 84415 een pamflet: Pertinent Relaes Van de bloedige Battaille, voor-gevallen tusschen de Christenen ende de Turcken den 26. Augusti 1696, dat werd gedrukt bij Aertssens ‘in den Parnassus-Bergh’. Het is uiteraard mogelijk dat dit ongedateerde pamflet pas in 1697 verscheen. Overigens beschikt de Stadsbibliotheek Antwerpen over meer dan een dozijn bij Aertssens gedrukte pamfletten. Al zijn pamfletten verschenen tussen 1696 en 1705 en boden oorlogsverslaggeving. Ook de KB Den Haag bezit een bij Aertssens gedrukt pamflet: Le Duc de Bavière Batu (Knuttelnr. 15164), dat begint met: ‘Potschaiterke! Potschaiterke houd au stille,
Of gay krijgt van den Ollander braaf op auwen Bille.’
Het Haagse pamflet komt me nogal anti-Beiers voor en dat strijdt, wanneer we goed zijn ingelicht, met Aertssens' positie. Er werd meer ten onrechte op Aertssens' naam gesteld. Zo zal Den bedruefden Antwerpse Courantier (zie Med., no. 44, p. 490) echt niet bij Aertssens zijn verschenen. Overigens lijkt me de Brusselse drukker Arent Piter Gysen, die verantwoordelijk was voor Den Antwerpsen Courantier in den Rouw (zie Med., no. 44, p. 488 e.v.; ook aanwezig in Stadsbibliotheek Antwerpen: K Pfl. 1374 (55, 24)), als drukker onbestaand. Bladerend in Lodewicks Literatuur. Geschiedenis & Bloemlezing, deel I, trof ik in het ‘Boeren Geselschap’ van Bredero: ‘Arent Pieter Gysen, met Mieuwes, Jaap en Leen
En Klaasjen, en Kloentjen, die trocken t'samen heen,
Na 't Dorp van Vinckeveen: (...).’
Dezelfde fameuze heer komen we tegenin de Lyste van Spreekwoorden (Gedrukt in de Brouwery van de Wereld, in de Wereld van Kakodemus), p. 205, no. 397 (UBA 1083 D 1): ‘De Weereld die is rond, (sey Arend Pieter Gysen,
En soo doet ook een Stront, mijn lust se niet kauw jyse.’
Was de heer Gysen een soort Jan Lul? Zijn voornamen, beide voorkomend in Heestermans' Erotisch Woordenboek (Utrecht/Antwerpen, 1980), duiden daar wel op.
Aan de Antwerpsche Posttydingen van Aertssens gingen respectievelijk couranten vooraf van Abraham Verhoeven, die enige tijd de reputatie genoot de oudste courant van Europa te hebben voortgebracht en aan wie bijgevolg talloze boeken en artikelen zijn gewijd, en Hieronymus Verdussen. Deze Verdussen verwierf in 1637 het eigendom van het nieuwsblad. De familie Aertssens was behalve aan andere drukkersfamilies (Woons) geparenteerd aan de familie Verdussen: Sara Aertssens, dochter van Hendrik Aertssens I, huwde in 1652 Jerome Verdussen III, de kleinzoon van de drukker Jerome. Toen Hendrik Aertssens III in 1695 het octrooi | |||||||||
[pagina 531]
| |||||||||
voor het drukken van de Antwerpsche Posttydingen verwierf, bleef het octrooi in de familie. Een vergelijkbare band met de familie Van Soest heb ik niet kunnen vaststellen.
De zerk van Hendrik Aertssens, echtgenote en twee dochters bevond zich volgens Vermoelen in de Kathedraal. En inderdaad, volgens het kloeke eerste deel van de Graf- en Gedenkschriften van Antwerpse kerken lag de steen in de Sacraments- of Venerabelkapel van de Kathedraal (O.L. Vrouwkerk). De heer Depooter vertelde augustus j.l. dat het onzeker was of de personen, waarvan nu in de Kathedraal een zerk lag, ook daadwerkelijk in de Kathedraal waren begraven. De Fransen, vervuld van hoge idealen, hadden indertijd het grondoppervlak van de Kathedraal flink omgespit. Na de Franse grafschennis werd de Kathedraal opnieuw betegeld met van heinde en verre aangevoerde zerken. Karel Degrijse verklaarde nadien dat Aertssens waarschijnlijk wèl in de Kathedraal was begraven, omdat de Eiermarkt (de Antwerpse ‘Fleetstreet’ dier dagen) tot de parochie (wijk) van de Kathedraal behoorde. Of Aertssens c.s. nu wel of niet in de Kathedraal zijn begraven, de zerk ligt er in elk geval wel. De Sacramentskapel was echter in restauratie, vol van stof en over een jaar pas te bezichtigen. De heer Depooter was clement en we bevonden de zerk van Aertssens in goede staat en de tekst zeer leesbaar.
Exemplaren van Aertssens' courant zijn mij onbekendGa naar eind3.. Het Antwerpse origineel ken ik slechts via een artikel van Edw. Poffé in Het Boek van 1912. Poffé beschreef in zijn artikel ‘Een onbekend Antwerpsch nieuwsblad uit de 18de eeuw’: de Antwerpsche Vrydagsche Post-tydinghe van 24 augustus 1708, gedrukt ‘t 'Antwerpen, by Henricus Aertssens, op d'Eyer-merckt, in den Parnassus Bergh, met privilegie van den Coninck.’ De krant was 15 ½ cm breed en 20 cm lang, het telt 4 blz. kleine druk, elke bladzijde is verdeeld in 2 kolommen d.m.v. een grove, dubbele lijn. Bovenaan, naast titel, prijkt in linkerhoek het wapen van het Markgraafschap, in de rechterhoek het drukkersmerk: Parnassus, Pegasus en drie vrouwenfiguurtjes. De aflevering van 24 augustus 1708 bracht nieuws uit Reggio, Ferrara, Wenen, Rotterdam en Parijs. Op bladzijde 4 advertenties: o.a. geeft de weduwe van Prof. Rosenus te kennen dat zij Spiritus auri (de ‘Gout-Gheest’) heeft uitgevonden. | |||||||||
2. Licentie-uitgaven en de versjes van Jan van Gysen.Bekend zijn mij wel ‘licentie-uitgaven’ van de Antwerpsche Post-tydinghe, die in een aantal steden in de Republiek naar het Antwerpse origineel verschenen. W.P. Sautijn Kluit noemde in zijn eerder gememoreerde artikel over ‘De Gazette van Antwerpen’ een aantal licentie-uitgaven:
| |||||||||
[pagina 532]
| |||||||||
Sautijn Kluit zag ook latere licentie-uitgaven van de Gazette van Antwerpen (een mogelijk Haagse uit 1733 en een Rotterdamse uit 1757).
Zelf zag ik in de UBA onder signatuur Broch. 280-4: Antwerpsche Vrydaagsche Post-Tydinge. Den 8. April, 1707. No. 28. Na de Copy van Antwerpen by Henricus Aertssens, op de Eyer-merkt, in de Parnassus Berg. Met Priv. van de Kon. Tot Amsterdam, by J. Brouwer. Deze aflevering telde 4 bladzijden. Bovenaan, in de linkerhoek stond een eenhoorn afgebeeld. Nieuwsberichten uit Lissabon, Turijn, Wenen, Regensburg, Straatsburg, Hamburg, Londen, Parijs en 's Gravenhage. Geen advertenties op de laatste bladzijde, maar wel een matig tienregelig rijmpje, dat in algemene termen een parafrase van en een commentaar op het Parijse nieuws gaf. Over die versjes straks meer. Het GA Rotterdam bewaart onder signatuur Bibl. P. 1: Antwerpsche Dijnsdaagsche Post-tydinge. Den 20 September 17l8. No. 75. Te Rotterdam, gedrukt by Pieter de Vries, Boekdrukker op de Kipstraet, over de Convoysteeg. De aflevering telde 4 bladzijden. Bovenaan, links en rechts, twee vlekkerige wapens. Nieuwsberichten uit Napels, Genua, Milaan, Venetië, Wenen, Solothurn, Mains, Düsseldorf, Hamburg, Londen, 's Gravenhage, Madrid, Barcelona, Parijs, Possarowitz en Belgrado. De Rotterdamse nadruk had geen versje, maar wel advertenties, daaronder nogal wat boekadvertenties van Pieter de Vries.
Sautijn Kluit wees in zijn artikel over de Antwerpse couranten op de bundels van Jan van Gysen, o.a. diens Alle de Gedichten, Welke gediend hebben tot vercieringe van de Antwerpse Courant, zederd den elfden Juny, tot den tienden Augusty, 1706. De UB Leiden beschikt waarschijnlijk over een Van Gysen-bundel, die de gedichten van l8 juni tot 17 augustus 1706 bevat, een microfilm in de Stadsbibliotheek Antwerpen wijst daarop. Andere bundels:
Zoals het tweede deel verschenen er van Van Gysen nog een 3e deel (17 sept.-8 okt. 1706), een 5e deel (9 nov.-3 dec. 1706) en waarschijnlijk een 7e deel te Amsterdam bij Cornelis van Hoogenhuyzen. In de KB Den Haag bevinden zich onder signatuur 6 B 37: De Werken van Jan van Gysen, waar in deel 2 gedichten bij de Antwerpse Courant van 14 dec. 1706 tot 24 mei 1707 stonden en in deel 3 bij die van 9 mei tot 23 september 1710. | |||||||||
[pagina 533]
| |||||||||
Jan van Gysen heeft dus tenminste vanaf 1706 tot 1710 verzen vervaardigd voor de Antwerpse courant. Deze activiteit besprak Van Gysen in het overzicht, dat hij in de voorrede voor de gebundelde eerste jaargang van zijn Amsterdamsche Merkuur: ‘Ik zag, eer ik 't zelfs had godagt,
Veel van mijn werken met den Druk in 't ligt gebragt;
Daernaer begon ik om den Drukker te gerijven
Tweemaal 's weeks versjes in de Antwerpse krant te schrijven,
Dog tweemael wierd, dewijl een aer een grover toon
Begon te slaen als ik, die zoetigheyd verboôn; (...).’
Van die verboden is mij niets bekend.
Het versje dat bij de Amsterdamse Brouwer-nadruk (UBA Broch. 280-4) van 8 april 1707 was gevoegd, vloeide waarschijnlijk niet uit de dichtpen van Van Gysen. Althans het versje dat Van Gysen volgens zijn Werken (KBH 6 B 37) bij het nummer van 8 april voegde, verschilde volkomen van hetgeen bij de Brouwernadruk prijkte. Er lijkt me reden te veronderstellen dat er rond 1707 liefst twee Amsterdamse nadrukken van Aertssens' Antwerpsche Post-Tydinge verschenen, één bij J. Brouwer, maar ook één bij Cornelis van Hoogenhuyzen. Beide uitgevers lieten de nadruk vergezeld gaan van versjes, Van Hoogenhuyzen had daarvoor Van Gysen in dienst, Brouwer moest het met een zekere P.L. doen. Sautijn Kluit vroeg zich af of Pieter Langendijk hiermee bedoeld kon zijn. Als poëzie zijn de versjes niet erg belangrijk, opmerkelijk is wel dat zich bij de kranten een voorzichtige neiging tot nieuwscommentaar ontwikkelt. Voor Van Gysen was de stap naar het hoge ambt van mercuurschrijver nu nog maar te verwaarlozen.
De populariteit van de Antwerpsche Post-Tydinge in de Republiek is even evident als opmerkelijk. De Amsterdamse (Brouwer, Van Hoogenhuyzen en Van Egmont), Rotterdamse (De Vries) en Haagse (Van Santen) nadrukken bewijzen die populariteit onomstotelijk. Opmerkelijk is die populariteit evenzeer. Antwerpen was in de de 18e eeuw niet bepaald het centrum van de Europese nieuwsvoorziening. Waarom haalden de inwoners van de Republiek van ver wat in het eigen land ook voorhanden was? Waarom een Antwerpse krant nadrukken terwijl er Leidse, Amsterdamse, Utrechtse, Haagse, Rotterdamse en Haarlemse couranten bestonden. Omdat de Antwerpse vrijer, beter, goedkoper of exotischer was?
De populariteit van de Antwerpsche Post-Tydinge is des te opmerkelijker wanneer men bedenkt dat die populariteit speciaal 1706 en latere jaren gold, d.w.z. precies één jaar na de aanvallen van Weyerman en anderen op de krant van Aertssens. Weyerman en andere pamfletschrijvers hadden Aertssens als een leugenachtige partijganger gediskwalificeerd. Bevorderden de aanvallen op Aertssens wellicht de populariteit van diens krant, is men geneigd te vragen.
Weyerman kwam bij mijn weten na 1705 niet kritisch terug op Aertssens - hetgeen voor Weyerman vrij bijzonder mag heten. Bracht hij al diens krant ter sprake dan werd slechts algehele leugenachtigheid van de krant en niet die van de persoon Aertssens gehekeld. | |||||||||
[pagina 534]
| |||||||||
De versjes in de (Amsterdamse) licentie-uitgaven verklaren de populariteit van de Antwerpsche Post-Tydinge niet, maar hebben ongetwijfeld bijgedragen tot die populariteit. De versjes hebben indruk gemaakt, hetgeen blijkt uit de afzonderlijke uitgave van de versjes van Van Gysen en P.L., maar ook uit kritische geluiden. Zo kwam in de Lyste van Rariteyten (UBA 1083 D 1), p. 152-3 onder no. 933 voor: ‘Het Geraamte van een Musicant, die in sijn leven de
Antwerpsche Couranten plagt op rijm en op noten te
setten, op de volgende wijsen van
Trijntje hoe sie jy 'er soo bangen?
Liefd' soet lijden waarom sou 'k dan?
Ik sal je Koek en Vygen koopen.
De Vryers die ter Kroegen loopen.
Adam spitte en Eva span.
't Welk hy als dan seer melodieuselijk kon singen, spelen en dansen.’
Niet de leugens van Aertssens waren in de Republiek bekend, wel het kreupelrijm in de licentie-uitgaven. | |||||||||
3. Weyerman in 1719 in Antwerpen?Eug. de Bock sprak er in zijn Verkenningen in de achttiende eeuw (Antwerpen 1963) het eerste over, Smeyers herhaalde het in zijn standaardwerk over De Nederlandse letterkunde in het Zuiden en Nik de Vries signaleerde het in de Mededelingen: volgens een Antwerps manuscript van J. van der Sanden over het Oud konst-toneel van Antwerpen (ca. 1770) leerde Weyerman omstreeks 1719 schilderen en beeldhouwen bij de Antwerpenaar J.C. de Cock. Een merkwaardige mededeling! Rond 1719 verwachten we Weyerman veeleer in Rotterdam en omstreken en niet in Antwerpen. Hoe merkwaardig de mededeling ook mocht lijken (op voorhand), het loonde wellicht de moeite Van der Sanden wat nader aan het woord te laten. Een uitstapje naar Antwerpen (augustus j.l.) bood daartoe gelegenheid. Het Antwerps Stadsarchief bewaart het driedelig manuscript van Van der Sanden onder signatuur Pk 171-173. In de Inleiding op het derde deel sprak Van der Sanden over de teloorgang van de Antwerpse Schildersschool: ‘Het is dan uijt de Omwentelingen der zaeken van staet, en uijt de algemyn Verandering van gedaente, dat den verstandigen lezer ligtelijk zal bevroeden de oorzaeken der Vervalling van de schoon Konsten in de Nederlandsche Provintien: en te zamen herkennen, dat de Hooftschole van Antwerpen niet te min den roem had behouden, van in dien tijd van verduijstering Queekelingen te hebben in 't licht gebrogt, de welke bequaem waeren, om haer ouden luijster te doen uijtblinken, schoon dat de afgunstige veroordeelders haer verswackinge of Ondergang zouden willen of wel meynen, toe te eygenen aen den fauten, gebreken en ondeugende Gedrag: waer me Campo Weijerman bestaen heeft, te onteeren niet alleen de Meesters, welke | |||||||||
[pagina 535]
| |||||||||
hij heeft gekend, als hij in en ontrent het jaer 1719 't Antwerpen. de koninglyke Academie heeft vervolgd, en tot Meester heeft gehad Joannes Claudius de Cock, Beldhouwer en goeden teekenaer; maer ook Die, dewelke al eeuwen in den geur van goeden naem en faem gestorven waeren, eer dat zyn lasteragtige Levensbeschrijvingen werden gedrukt in 's Gravenhage ten jaere 1729: dewelke altyd zullen verdienen de afkeuring door al wie opregt oordeeld, dat de valsheijd regel regt stryd tegen de eerste wet der Historie, de welke moet zyn de onpartydige Waerheijd, gemaetigd door de goede zeden: en dat in den mensch behoord te worden gemaekt het onderschijd tusschen zyn hoedaenigheyd van eerlyk Man, en de bevlecking van gevallige gebreken: waer uijt men zeer wel zal besluijten, dat diergelijke Redeloosheyd niet kan worden gebroed, als in een Bryn, verrukt door bedorven hertstogten, verblind door eyge liefde, en verdwaeld door valsche Grondregels, waer door den Redelyken mensch gedompeld wordende in den afgrond van Oneer en ongeluk, meermaels word herhaeld het oud spreekwoord: Hoe grooter geest Wat de mededelingen van Jacobus van der Sanden waard zijn, is onzeker. Zijn moralisme doet het ergste vrezen. Van der Sanden, die in de tweede helft van de 18de eeuw leefde, had een functie (secretaris!) bij de Koninklijke Academie en dat stempelt hem ineens tot insider. Het archief van de Koninklijke Academie schijnt nog intact te zijn. Bij eventueel aanstaand onderzoek (haast U niet) naar dat archief gelieve men bovendien te letten op Willem van Swaanenburg, die omstreeks 1719 eveneens te maken had met de Academie. Over J.C. de Cock spreekt Weyerman in zijn werk herhaaldelijk. | |||||||||
NotenMet dank aan A.J. Hanou voor zijn suggesties, aan K. Eykhout voor zijn attente verwijzing en aan C. Cornelissen en M. Uyen voor hun gezelschap. |
|