Signalering
Antwerpse schilders - Max Rooses. Geschiedenis der Antwerpse schilderschool. Gent etc., Hoste etc. 1879, ruimt op een 3-tal pagina's plaats in voor JCW: p. 476: ‘Campo Weyerman roemt als van Dijcks meesterstuk een tafereel, waarop het magistraat van Brussel in drie-en-twintig levensgroote beelden stond uitgevoerd, een onwaardeerbaar kunstjuweel, “dat in de Fransche bombardeering van 1695 verbrand werd.”’ p. 653: ‘Als bloemenschilders vinden wij nog vermeld Joris van Son (1622-1667) en zijnen zoon Jan van Son, die in 1653-4 twee leerlingen aanvaardde. De laatste schilderde in helderen toon welgelukte bloemenstukken en allerlei doode natuur. Het Muscum van Nijsel (513) bezit van hem een schoon bloemstuk, gedagteekend 1705. Volgens Campo Weyerman, zou hij in 1709 te Londen overleden zijn’; p. 664: ‘In de XVIIIe eeuw verandert die toestand [meesters van verdienste]. Groot genoeg is nog het getal der Antwerpsche schilders. Campo Weyerman, de walgelijke historieschrijver onzer Nederlandsche schilderschool, die zijn liederlijk bestaan in kroegen en rasphuizen sleet, en onze Antwerpsche kunstenaars met zijnen bijzonderen haat vereert, vindt nog gedurig aangelegenheid om Antwerpen de vruchtbaarste bakermat van hanteerders van het penseel te noemen.’
(A. Nieuweboer)