Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 5
(1982)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| |
Marcel Kok(Rode Kruislaan 903-6, 1111 ZV Diemen)J.C.W. en Den verrezen cartouche.Begin april 1741 verscheen in Alkmaar bij de uitgever Jacobus Over het boekje Den verrezen Cartouche, of Leven en Daaden van den berugten Aards-Gaudief, Jacob Gerritsze van Leyen, Alias Jaap PhlippenGa naar voetnoot1.. In deze criminele biografie wordt het levensverhaal beschreven van Jacob Gerritsze van Leyen (1696-1758), een inwoner van de polder de Schermer. Van Leyen, alias Jaap Phlippen, viel van jongsaf aan al op door z'n criminele aanleg. Z'n jeugdmisdaden beperken zich tot vormen van kleine diefstallen. Later gaat hij over tot diverse vormen van geweldplegingen. In 1731 werd hij aangesteld als diender of diefleider van het baljuwschap de Nieuwburgen. In dienst van baljuw Jacob Coren van der Mieden verergeren zich zijn aktiviteiten op crimineel gebied. In z'n dienaarsambt kon hij ongehinderd z'n gang gaan. Den verrezen Cartouche geeft tal van voorheelden van z'n dubieuze aktiviteiten: stelen, bedriegen, bedreigen, chanteren etc.. In de dertiger jaren van de 18e eeuw kon hij zich ontwikkelen tot de ware tiran van de Schermer.
Deze aktiviteiten zijn voor het bestuur van de polder aanleiding om akties tegen Jacob Gerritsz. van Leyen te ondernemen met het doel hem uit z'n ambt te laten zetten en hem te laten verbannen uit de polder. Aangezien de baljuw, Van Leyen de hand boven het hoofd houdt, wendt het bestuur zich tot de Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier van de Staten van Holland. Na diverse requesten en andere akties bereikt het polderbestuur haar doel: Van Leyen wordt uit z'n ambt ontheven en verbannen uit de Schermer.
De schrijver van Den verrezen Cartouche (het boek vermeldt alleen zijn initialen: J.C. Vermoedelijk verschuilt zich achter deze initialen Joseph Crispeel (± 1698-?), een broodschrijver uit de achttiende eeuw, die o.a. schreef in de Haagsche Courant, uitgegeven door de Haagse boekdrukker Jacobus de Jonge) betreurt het dat Van Leyen zich niet om z'n daden voor het gerecht heeft moeten verantwoorden. Hij heeft z'n boek - waarschijnlijk in opdracht van het polderbestuur - geschreven als aanklacht tegen Van Leyen en hoopt dat deze alsnog z'n gerechte straf zal krijgen. De kwestie Van Leyen heeft inderdaad een gevolg gekregen. In 1743 werd er op last van het Hof van Holland een onderzoek begonnen naar de dubieuze aktiviteiten van baljuw Coren van der MiedenGa naar voetnoot2.. In dit onderzoek werd Van Leyen gehoord als medeplichtige. Hij houdt zich ignorant in deze zaak. Wél klaagt hij over de handelingen die tegen hem zijn ondernomen om hem uit z'n funktie te laten zetten. Hij beweert het onschuldig slachtoffer te zijn van valse beschuldigingen en vraagt om een onderzoek. Het Hof geeft toestemming aan de commissarissen voor dit onderzoek. De commissarissen constateren allerlei dubieuze zaken en stellen voor Van Leyen in hechtenis te | |
[pagina 494]
| |
stellen. Tussen 1743 en 1751 zat Van Leyen gevangen in de Voorpoort (de gevangenis van het Hof van Holland) in 's Gravenhage. Het polderbestuur van de Schermer verspreidde in die tijd in Den Haag exemplaren van Den verrezen Cartouche om Van Leyen verder in diskrediet te brengen. Het werk funktioneerde derhalve mee in de aanklacht.
Zoals bekend zat in die tijd óók J.C.W. gevangen in de Voorpoort. De vraag ligt voor de hand: kende J.C.W. Jacob Gerritsz. van Leyen? In een portefeuille met verhoren, confrontaties, rapporten e.d. in de zaak Van Leyen, aanwezig in het archief van het Hof van Holland, bevinden zich een drietal requesten geschreven door Van Leyen. In één van die requesten gericht ‘Aan De Wel Edele Gestrenge heere Mijne heere, En Mr. Jan Wiebo fiscaal van de edele hoove van Justitie van hollant, seelant en west vrieslant’, en geschreven in de Gevangenpoort op 26 maart 1750, duikt een opmerkelijke passage op: ‘die [Van Leyen] heeft wel gehoort in die
tijt hij op de poort is geweest, datter veel
van die boekies [bedoeld wordt Den verrezen
Cartouche], in den haag, sijn gebraght, oom
het volk hier ook wijs te maaken dat de
suppliant soo Een persoon was, als int voornoemde
boekie stont: is hier op de poort
isser een gebragt, van Een dienaar, aan
kamper wijerman, die hier ook gevange sat;
maar toen wijerman het geleesen had, liet
aan de Suppliant segge door een bediende
van de sepier, dat hijt verreesen kardoesie
geleesen had, En dat het groote guijte waare,
die het gemaakt hadde: Ent hem van Een dienaar
was gebraght: op de poort.’Ga naar voetnoot3.
Of beide heren nadere kontakten met elkaar hebben gehad is niet bekend, maar uit de passage blijkt dat men Weyerman belangrijk genoeg achtte om hem een exemplaar van Den verrezen Cartouche toe te sturen. Bovendien geeft de passage een titel van een werk wat Weyerman in z'n tijd als gevangene heeft gelezen. |
|