en de Posthoorn reisden, omdat de rechtstreekse weg, door de Vuchtpolder, de ‘zomerweg’, overstroomd was.
In Princenhage bevindt zich echter ook een herberg ‘De Posthoorn’. Deze is echter pas met zekerheid bekend sinds 1823. In veel reisbeschrijvingen van Breda wordt ‘De Posthoorn’ als een zeer bekende herberg vermeld en dan is het altijd zonder uitzondering ‘De Posthoorn’ bij Teteringen. Latere schrijvers hebben de term ‘onder het kanon van Breda’, d.i. binnen schootsafstand van de vesting, niet begrepen en hebben van ‘De Posthoorn’ een herberg in Breda gemaakt, volkomen ten onrechte natuurlijk.
Konkluderend: ‘De Posthoorn’ is een herberg bij Teteringen, maar het is niet helemaal duidelijk waarom J.C.W. niet de rechtstreekse route genomen heeft.
De Posthoorn bij Teteringen is in de laatste oorlog door krijgshandelingen vernield. In het gemeente-archief van Teteringen is er een foto van, dacht ik.
2. De Keulse Dom/Dina. In het boek van Jacob Campo Weijerman ‘De Persiaanse Zijdewever’ etc. 17.. komt in het hoofdstuk ‘De sleutel van de Gehoornde Broeders’, pag. 64-65 de volgende passage voor: ‘Ach! hoe is Renier bedrogen door het lodderlijk gezigt van Dinas dartele ogen’ etc.
Let op blz. 65, 13e eregl, waar de woorden Keulsche Dom kursief gedrukt staan.
In de Akkerstraat in Breda staat een huis, dat al in de dagen van J.C.W. de naam Keulse Dom droeg, en dat ook het enige van die naam in Breda was. In 1713 werd dit huis verkocht aan Dirck van Os, brandewijnstoker, getrouwd met Maria Wagtmans (R 570 fol. 135, N 561 acte 31).
In hun testament van 1716 lieten Dirck van Os en Maria Wagtmans hun huis, de Moutkarre, en de Keulse Dom, na aan Claudina Wagtmans, die in dat jaar getrouwd was met Adriaan van Gorp (N 597. acte 179; huwelijk van Claudina: D.T.B. 42, fol. 71). Claudina heeft het huis overigens nooit geërfd. Haar zuster heeft haar overleefd.
Het huis ‘De Moutkarre’ stond op de hoek van de Ginnekenstraat en de Akkerstraat. Tussen de Keulse Dom en de Moutkarre stonden nog twee kleine huisjes. Het huis was het ouderlijk huis van Maria en Claudina Wagtmans.
Dina met de dartele ogen zou dus Claudina Wagtmans kunnen zijn. Na haar huwelijk in 1716 heeft zij netjes 7 kinderen gehad, die uiteraard op naam van haar man gedoopt zijn. Bij haar huwelijk woonde zij op het Ginnekenseinde (tegenwoordig de Ginnekenstraat), dit is naar alle waarschijnlijkheid in haar ouderlijk huis.
De keulse Dom was eigendom van haar zwager, Dirck van Os, die brandewijnstoker was. Het zou dus een herberg geweest kunnen zijn, helemaal zeker is dat niet. In de Akkerstraat waren wel meer herbergen. Ook in de Keizerstraat en op het Nonnenveld, twee straten grenzend aan de Akkerstraat, waren vanouds veel herbergen en bordelen. De Lange Stallen en het Klooster, twee militaire bouwwerken, stonden resp. aan de Akkerstraat en het Nonnenveld. Zie de ‘Oversten, Luytenanten en Kapiteynen’ uit het stukje van Weijerman.
De naam Keulse Dom zou als volgt verklaard kunnen worden: een kerk is een plaats waar je makkelijk binnen kunt lopen. Aan de Keizerstraat was een logement de Utrechtse Dom en een Dom van Munster. Tussen de Tolbrugstraat en de Nieuwe weg was een herberg in een achterwoning gehuisvest die de Zeven Kerken van Rome heette.
Het optreden van Dina met de dartele ogen zou dus gesteld kunnen worden tussen 1713 en 1716.
De doopacte van Claudina Wagtmans heb ik niet kunnen vinden, evenmin als de aantekening van overlijden. Als ze op een voor die tijd normale leeftijd is getrouwd zal ze tussen 1713 en 1716 inderdaad een wicht zijn geweest.
Het pand ‘De Keulse Dom’ bestaat nog (Akkerstraat 5 en 7, twee huizen); waarschijnlijk dateert de kern van de bestaande pandjes nog uit de tijd van J.C.W.. Het is geen herberg meer.
Hic abscondit typographus primus