| |
| |
| |
D.J.H. ter Horst
De geschriften van Jacob Campo Weyerman.
Een bibliografische herziening.
(In: Het Boek 28 (1944-46) p. 227-240)
Zoolang er litteratuur bestaat, zijn er menschen geweest, die van hun pen leefden, of althans trachtten dit te doen, doch de opkomst van den beroepsauteur, den professioneelen ‘homme de lettres’, is toch wel een typisch 18e-eeuwsch verschijnsel. Een beroepsschrijver ontaardt natuurlijk gemakkelijk tot een veelschrijver.
Eén der beruchte veelschrijvers uit onze 18e eeuw was Jacob Campo Weyerman (1677-1747). Over het leven van dezen avonturier-pamflettist kunnen wij ons thans snel en voortreffelijk orienteeren met behulp van tal van biografische woordenboekenGa naar eind1) e.d. Vroeger werd hij wel eens onderscheiden van den bloemen- en vruchtenschilder Jan Weyerman, gebentnaamd CompavivaGa naar eind2), maar thans lezen wij bij Thieme-BeckerGa naar eind3), dat beiden zonder twijfel identiek zijn. Ook Campo Weyerman genoot in zijn dagen een zekere vermaardheid juist als schilder van fruit- en bloemstukken, die tijdens zijn leven vrij hooge prijzen opbrachtenGa naar eind4) en ook nog door een modernen specialistGa naar eind5) tamelijk gunstig beoordeeld worden.
Ongeveer een eeuw nadat Campo Weyerman werkzaam was, schreef P.G. Witsen GeysbeekGa naar eind6) over hem: ‘Als schilder bezat Weyerman nogthans slechts middelmatige verdiensten; de voortbrengselen van zijne penseel hebben geringe waarde’. En over zijn geschriften gaf dezelfde criticus dit strenge oordeel: ‘tegenwoordig is zeker dit alles slechts scheurpapier; doch zijn Levens der Schilders en Gevallen van Don Quichot, hoe slecht en slordig geschreven, worden door de zoogenaamde liefhebbers en bibliomanen, gelijk meer rare prulschriften, nog bijkans tegen goud opgewogen’. Vele tijdgenooten van Weyerman lazen met smaak zijn eenigszins gepeperde ‘vertoogen’ etc. Dit blijkt o.a. uit een manuscript, dat nog over isGa naar eind7) en waarin een liefhebber met zeer fraaie hand tal van gedichten uit de diverse gedrukte werken van Campo Weyerman gecopieerd heeft. Alexander Ver HuellGa naar eind8) schreef: ‘Ik kan 't mij nog herinneren als kind menschen van jaren te hebben zien lachen over de geestigheden van Weijerman, gelijk wij 't doen om die van Dickens of Cremer, - doch voor ons heeft dat zout zijn smaak en prikkel verloren’.
Sedert het laatste kwart der vorige eeuw werd evenwel een evolutie in de waardeering van Weyerman merkbaarGa naar eind9): men begon in te zien, dat zijn pennevruchten toch niet geheel en al verwerpelijk waren, dat zij in ieder geval een zeer persoonlijken stijl hadden.
W.P. Sautijn Kluit publiceerde in 1872 zijn goed gedocumenteerde studieGa naar eind10) over ‘Jacob Campo Weyerman als journalist’, en hoewel hij daarin (p. 208, n. 1) nadrukkelijk verklaarde: ‘Op bibliographische volledigheid maak ik bij alle deze opgaven geen aanspraak’, toch legde hij door zijn nasporingen den grondslag voor alle verdere onderzoekingen, waarbij men echter moet bedenken, dat hij, zooals de titel van zijn opsteel ook aangeeft, zoo goed als alleen aandacht besteedde aan Weyerman's periodiek verschenen geschriftten. Sautijn Kluit maakte door zijn arbeid de belangstelling van andere bibliografen wakkerGa naar eind11). De Rotterdamsche bibliothecaris Gerrit van Rijn gaf een uitvoerige beschrijving van verschillende 18e-eeuwse juornalistieke publicaties van Weyerman on anderenGa naar eind12).
Thans is een bibliografische herziening van het geheele materiaal dingend geboden. Sautijn Kluit en zijn volgelingen hebben, bij al hun verdienste, natuurlijk fouten gemaakt. Bovendien heeft de wetenschappelijke bibliografie de laatste zeventig jaren gelukkig niet stilgenstaan; wij beschikken
| |
| |
heden ten dage over vele hulpmiddelen, waarover men twee generaties geleden nog niet de beschikking had. Men heeft tot nogtoe evenwel één onvergeeflijke methodische fout gemaakt. De oude opgaven van J. van AbkoudeGa naar eind13) zijn niet betrouwbaarGa naar eind14). Maar men heeft om onbegrijpelijke redenen in het geheel geen gebruik gemaakt van de mededeelingen die Weyerman ons zelf over vele zijner geschriften verstrekt heeftGa naar eind15). Het is dus zaak, alle werken de revue te laten passeren, waarbij het overbodig is, het vele goede uit oudere bibliografieën te herhalen. Wat nog nimmer betrouwbaar beschreven is, moet zoo volledig mogelijk worden gedetermineerd. Inzake eenige dubieuze toeschrijvingen kan nu de beslissing worden gegeven. Daarmede wordt dan de taak naar beste krachten uitgevoerd, voor vele jaren reeds door (H.) Wolfgang (van der Mey) gesteld, toen hij schreefGa naar eind16) ‘Onder de massa “periodieke geschriften”, hier te lande in de jaren 1720-1738 door ongenoemde auteurs uitgegeven, de “papieren” van Weyerman te ontdekken, wien (gelijk gezegd is) zoovele geschriften worden toegedacht, ziedaar een taak voor snuffelaars. Mr. W.P. Sautijn Kluit heeft het
veld des onderzoeks wel schier geheel omgewerkt met de spa van zijn ijzeren vlijt, toch kan hier of daar nog een vergeten lapje gronds braak liggen. Heeft Weyerman al in zekere “memorie” d.d. 23 April 1739 geklaagd, “dat de wereld hem schriften aanwreef, waaraan hij nooit eenig deel had gehad”, hij heeft evenmin in deze “memorie” of andere papieren gerapporteerd, wat zijn rustelooze en vruchtbare pen dan wel uit de galnoot heeft gehaald’.
Zooals zooeven gezegd is, ook de riet-periodieke geschriften van Weyerman dienen in één chronologisch verband gesteld te wordenGa naar eind17), hetgeen tevoren nergens beproefd werd.
Onze schilder-pamflettist was en bleef gedurende zijn geheele leven een warm bewonderaar van het tooneelGa naar eind18) en terwijl Sautijn Kluit de bespreking zijner journalistieke werkzaamheid aanving met 1720, moeten wij, die ons gezichtsveld hebben uitgebreid, vele jaren eerder een begin maken met:
I. | Besweering van den disperaten Antwerpsen courantier.
Klucht-spel. Brugge, 1705.
Dronckers, Cat. Waller, no. 1852.
Dit is het eerste gedrukte werk van Weyerman, dat wij kennen. Hs. no. 533 der Mij v. Ned. Lett. te Leiden bevat echter: J.C. Weyerman, De schoone Dwaalster of de vereenigde Gelieven. -De vruchtbaare Juffer.- Den Heer is betoovert en de Juffer is behext. Blijspelen.
Op het titelblad van het eerste stuk leest men: ‘Opgestelt in het jaar 1704.’
Een latere hand schreef op het titelblad van het derde stuk: ‘In 's Hage bij Engelbert Boucquet 1767.’
Van een druk uit dit jaar is mij niets bekend.
Weyermen zelf vermeldt onder zijn werken achter zijn autobiografie: ‘Drie blijspelen gedrukt te Breda. 2 dln.’ Een Breda'sche uitgave kwam mij niet in handen. Namen van stukken en jaar van verschijnen zijn overigens niet opgegeven. |
II. | Uit denzelfden vroegsten tijd dateeren ongetwijfeld:
Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage. Gent, (z.j.).
Dronckers, Cat. Waller, no. 1853.
De gehoornde broeders of vrouwelyk bedrog. (Z. pl. en j.).
Dronckers, Cat. Waller, no. 1855.
De onder I en II genoemde drie stukken werden in 1712 elk afzonderlijk te Amsterdam bij Chr. Petzold opnieuw uitgegeven. Deze drie herdrukken zijn mij bekend uit de welvoor- |
| |
| |
| ziene bibliotheek van thans wijlen den Heer J.F.M. Scheepers te Rotterdam
-Een ex. van ‘De gehoornde Broeders’ (Amst., 1712) is aanwezig in de bibliotheek der Mij. v. Ned. Lett. - De Nat. Bibl. bezit ‘Bezweering van den desperaten Antwerpschen Courantier’ (Amst., 1712). - Een derde uitgave der drie stukken kwam mij niet onder oogen. Nel vermeld vond ik:
Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage. Bezweering van den desperaten Antwerpschen Courantier. De gehoornde broeders of vrouwelyk bedrog. Klugtspelen. De vierde druk. Amsterdam, 1718.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 57, no. 1. |
III. | De Hollandsche sinnelykheid. Bly-spel. Amsteldam, 1713.
Dronckers, Cat. Waller, no. 1856. - De Nat. Bibl. bezat reeds een ex. voordat het bovengenoemde werd aangekocht. De Mij. v. Ned. Lett. bezit van dit stuk een 2den druk (Amst., 1717).
Vgl. voor een complete uitgave van alle blijspelen hieronder bij VIII. |
IV. | De Rotterdamsche Hermes. Rotterdam, 1720-1721.
Sautijn Kluit, p. 203.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 57, no. 4 (ex. met verschillende bijlagen).
Cat. Bibl. Mij. Ned. Lett., I, 630 (eveneens ex. met bijlagen). |
V. | Den Amsterdamschen Hermes. Amsterdam, 1722-1723.
Sautijn Kluit, p. 204.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 57, no. 5.
Dronckers, Cat. Weller, no. 1851. |
VI. | Den ontleeder der gebreeken. Amsterdam, 1724-1726.
Sautijn Kluit, p. 204-206
v. Rijn, Librije, 1889, p. 57, no. 6.
Knuttel, Verboden boeken, no. 285. - Verder geen verboden geschriften van Weyerman door Knuttel genoemd. Over de zeer merkwaardige bibliografische geschiedenis ven een ‘sollicitatiebrief’, in ‘Den ontleeder der gebreeken’ van 3 Jan. 1723 afgedrukt, schreef ik in De Navorscher, 1934, p. 1-5. (Dit artikel geheel overgenomen in Paedag. tft. v.h. Chr. onderwijs, 1934, p. 56-60). |
VII. | De Historie des Pausdoms, of een Verhaal van de dwaalingen en bijgeloovigheden, dewelke van tyd tot tyd zyn ingesloopen in de Kerk.
Amsterdem, 1725. (Hierbij dl. III. 1728).
v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 7.
Knuttel, Ned. bibliographie v. kerkgesch., p. 369. (Kent slechts dl. I-II.)
Vgl. Sautijn kluit, p. 240. |
VIII. | Den Persiaansche zydewever, Demokriets en Herakliets Brabandsche voyage, De Hollandsche zinlykheyt, Den Antwerpsche courantier, en De gehoornde broeders, benevens eenige uyt het Grieks vertaalde gezangen van Anacreon, voorzien met de Sleutel van het geheele verk (Z. pl., c. 1725).
v. Rijn, Librije, 1889, p. 57, no. 2.
Bibliographische adversaria, II, p. 109.
|
| |
| |
| Deze verzameling van stukken zonder titelbladen, maar met aparte pagineering en signatuur, stel ik op c. 1725, aangezien zij werd aangekondigd in ‘Den ontleeder der gebreeken’ van 15 Jan. 1725 (dl. II, p. 106, noot).
Van de twee exx. der Nat. Bibl. is er een op groot papier. |
IX. | De voornaamste beneegredenen en omstandigheden die aanleyding hebben gegeven aan Moses Marcus tot het verlaaten van den Joodschen, en tot het aanneemen van de kristelyke godsdienst... Door hem zelven opgestelt in de Engelsche en overgezet door Jakob Campo Weyerman in de Nederduytsche taal. Amsterdam, (c. 1725).
Zeer vrije bewerking van ‘The principal motives and circumstances that induced him to leave the Jewisch, and embrace the Christian faith. 1724’.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 59, no. 16.
Elders spreekt Weyerman van ‘het Traktaat tegen het Jodendom in-4o deels vertaald uit het Engelsch, deels van eigen vinding’. (Vgl. Sautijn Kluit, p. 240). |
X. | Maandelyksche 't Zamenspraaken, tusschen de Dooden en de Leevenden, bestaande in Vertoogen tusschen alderhande Mogendheden, Keyzers, Koningen, Vorsten, Ministers, Getabberden, Gedegenden, Konstenaars, Wysgeeren, &c. en in vrolyke 't zamenspraaken tusschen beruchte Vrouwen en befaamde Dieren. Eerste 't Zamenspraak tusschen Jakob den Tweede en den Ridder van St. Joris. Tweede 't Zamenspraak tusschen den Baron van Ripperda en Tys Prior. Voor de Maand July, 1726. Door Jakob Campo Weyerman. Tot Amsterdam, Gedrukt voor den Autheur, en zyn te bekomen by Hendrik Bosch, en by de voornaamste boekverkoopers in de Nederlaandsche Steden.
Klein in-8o. Met frontispice. Het geheel telt 760 blz. De verschillende afleveringen met de volgende titels:
- | Het Vervolg ven de 't Zamenspraak tusschen den Baron van Ripperda en Tys Prior. Derde 't Zamenspraak tusschen Kidi en Saaki. Vierde 't Zamenspraak tusschen Balsamina en een Steenbok. Voor de Maand Augustus, 1726. |
- | De Vyfde 't Zamenspraak tusschen Hendrik den Achtste, en Karel den Tweede. Voor de Maand September 1726. |
- | De Zesde 't Zamenspraak tusschen Barthold Schwarts, den Vinder van het Buskruyt. Laurens Koster, den Ontdekker van de Drukkonst. En Kristoffel Kolumbus, den eerste Wegwyzer der Spaansche Indien. Voor de Maand October, 1726. |
- | De Zevende 't Zamenspraak tusschen Dante Aligheri, en Francis Petrarcha, twee Toskaansche Dichters. En Pierre de Ronsard, den Prins der Fransche Poëeten. Voor de Maand November, 1726. |
- | De Achtste 't Zamenspraak tusschen Pieter Paulus Rubens, Anthony van Dyk, en Godefroi Kneller, drie beruchte Schilders. Voor de Maand December, 1726. |
Onder de werken van Weyermen is dit een der aardigste, doch tevens een der allerzeldzaamste. Mij is slechts één ex. bekend: in mijn verzameling.
Sautijn Kluit zag nimmer een ex., doch vermeldt alleen een paar titels volgens contemporaine aankondigingen. Vgl. zijn artikel, p. 206-207. - Van Doorninck kende de ‘'t Zamenspraaken’ niet en geeft dan ook een onjuiste aanteekening erover in zijn Vermomde en naamlooze schrijvers, II, no. 3197. - S. Kalff nam in zijn boek Oud-Hollandsche karakters ook een schets op over Weyerman (p. 129-158) en zegt daar in op p. 157; ‘Misschien dagteekenen uit deze laatste peroide (n.l. den tijd, door H. op de Gevangenpoort doorgebracht, 1739-1747)... zijn Zamenspraak der Dooden en dergelijke “bibelstof”’. Uit deze opmerking blijkt voldoende, dat
|
| |
| |
| ook Kalff dit geschrift niet kende.
Soortgelijke verre navolgingen der ‘Dialogi mortuorum’ van Lucianus waren in de 18e eeuw zeer geliefd. Zoo verschenen bijv. te Amsterdam tusschen de jaren 1721 en 1771 niet minder dan 100 dln. ‘Maandelijksche Berichten uit de andere Waerelt’. Vgl. Fr. Muller, Essai d'une bibliographie Neerlande-Russe. Amst., 1859, p. 11, no. 37 en p. 91, no. 763. Zie hieronder bij XII: |
XI. | Den echo des weerelds. Amsterdam, 1726-1727.
Sautijn Kluit, p. 206.
Met hetgeen Sautijn Kluit, p. 214-217, vermeldt betreffende het nummer van 17 Juni 1726 vgl. het volgende bij Jacob Bicker Raye, Notitie van het merkwaardigste meyn bekent, 1732-1772. N.h. oorspr. dagboek medeged. d. Fr. Beijerinck en M.G. de Boer. Amst. 1935. p. 251-252: Mevrouw de Weduwe Pistelassie (=Pestalozzi) was op 2 April in hoogen ouderdom overleden, ‘sijnde, zoo gesegt wordt, in haar tijd een seer groot liefhebster geweest’. Op haar zou het bekende ‘boekje onder den naam van 't leeven van Korsika, door een sekeren Campo Weyerman’, gemaakt zijn. |
XII. | De reizende Chinees. Amsterdam, 1727-1728.
Ex. (4dln.) in de Univ. Bibl. Amsterdam.
Incompleet ex. bij Dronckers, Cat. Waller, no. 403.
Dit geschrift, op het voetspoor van Sautijn Kluit, p. 207, door verschillende bibliografen aan Weyermen toegekend, is niet van dezen auteur.
Vgl. Sautijn Kluit in Bibliograph. adversaria, II, p. 126. Het blijkt dat Sautijn Kluit een verkeerde beteekenis heeft gehecht aan enkele woorden uit een aankondiging, luidende: ‘in 't Hoogduyts beschreven, door de Autheur der Zamenspraken uyt het Ryk der Dooden: en in Hollands vertaalt’. Dit nu staat in geenerlei verband met het onder X beschreven werkje. ‘De Reyzende Chinees’ is een vertaling van ‘Der auf Ordre und Kosten seines Kaysers reisende Chineser’... Leipzig, 1723ff. Zie: Holzmann und Bohatta, Deutsches Anonymen-Lexikon, I, no. 9303a. - De Duitsche auteur is David Fassmann, die ook schreef ‘Gespräche in dem Reiche derer Toten’, 1718-1739. |
XIII. | De doorzigtige heremyt. 's Gravenhage, 1730.
Sautijn Kluit, p. 208.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 8.
Inhoud: Nrs. 1-23 (27 Sept. 1728-28 Febr. 1729) met verschillende titels. Hierachter Nrs. 1-2 (7 en 14 Maart 1729), met doorloopende pagineering, maar afzond. signatuur, getiteld: Den vrolyke Kourantier.
Hiervan verscheen een nieuwe titeluitgave (Z. pl. 1730?).
Dronckers, Cat. Waller, no. 1854 -. -Ook verscheen nog:
De doorzichtige heremiet. Tweede druk. (Z. pl. en j.).
Sautijn Kluit, p. 209
v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 9. |
XiV. | De levens-beschryvingen der Nederlandsche konstschilders en konstschilderessen. 's Gravenhage, 1729. 3 dln. - Het 4e dl. gepubliceerd na den dood des auteurs te Dordregt in 1769.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no 11.
v. Someren, Essai d'une bibliographie de l'hist. spéciale de la peinture et de la gravure en Hollande et en Belgique, p. 76. |
| |
| |
XV. | Den vrolyke tuchtheer. Amsterdam, 1730.
Sautijn Kluit, p. 209.
Incompleet ex. bij v. Rijn, librije, 1889, p. 58, no. 10. |
XVI. | Merkw. Levensgevallen van den beruchten kolonel Charters. U. 't Eng. Amsterdam, A. Outgens, 1730.
Titel volgens Bibliogr. adversaria, V, p. 91.
Weyerman noemt achter zijn autbiografie als door hem in het licht gegeven: ‘Leeven v.d. Kolonel Charters’.
Vgl. J. van Abkoude, Naam-register, I (1743), p. 215: ‘Leven van de Colonel Chartres, 8. Amst. 1730’.
Over Francis Charteris (1675-1732), ‘Colonel notaris criminal’, zie: Dictionary of national biography, X (1887). p. 135-136. |
XVII. | Alex. Gordon. De leevens van den Paus Alexander den VI. en van zyn zoon Caesar Borgia. In 't Engelsch beschreven. (Vertaald door J. Weyerman). Rotterdam, 1731.
Knuttel, Ned. bibliographie v. kerkgesch., p. 14.
Bewerkt naar ‘The lives of pope Alexander VI and his son Caesar Borgia. 1729’. |
XVIII. | Den Laplandschen Tovertrommel. (1731).
v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 12, vermoedt, dat de auteur is Campo Weyerman.
Sautijn Kluit noemt dit geschrift in het geheel niet.
Weyerman is ongetwijfeld de schrijver. Hij noemt in zijn autobiografie: ‘Den Laplandsche Tovertrommel, 1 dl.’.
v. Rijn kende de Nrs. 7-10 en rekende uit, dat het blad van 9 Juli 1731 af moet zijn verschenen. |
XIX. | De Vreedecourier. 1732-1733.
Mulder Bosgoed in: Bibliogr. adversaria, II, p. 106-108.
Sautijn Kluit, t.z.p., p. 125-126.
Beiden houden dit geschrift voor werk van Weyerman.
Niet aldus v. Rijn, Librije, 1889, p. 58, no. 13.
Ik sta aan de kant van v. Rijn: de ‘Vreedecourier’ en de ‘Courier de la paix’ hadden denzelfden uitgever en boden althans gedeeltelijk dezelfde nieuwsberichten. De ‘papieren’ van Weyerman waren nimmer nieuwsbladen in den engeren zin van het woord. |
XX. | Den Maagdenburgsche alchemist, of den gewaanden Baron van Syberg ontmaskert. Blyspel. Utrecht, 1733.
In verband hiermede te beschouwen de volgende biografie: |
XXI. | De leevens byzonderheden van Johan Hendrik Baron van Syberg. Utrecht, J. van Lanckom, 1733.
Sautijn Kluit, p. 209, no. 1 en Bibliogr. adversaria, II, p. 107 (aan Sautijn Kluit ontleend) genoemd: ‘Leven van den Baron van Syburg. Utrecht, M. Visch, 1734’. - Een ex. uit 1733 in de Nat. Bibliotheek.
Op p. 55 vlgg. vindt men: ‘Verhaal van de opkomst der Roozenkruys Broeders’. - Vgl. hiermede het genoteerde bij Frederiks en Van den Branden? i.v. Weyerman: ‘Zoo gaat ook op zijn naam Den Steen der Wijzen, bewaarheyt uit de Heilige Schrift, waarin De Wonderbaare Kronyk van de Broeders des Roosenkruys.
Utrecht, 1730’. |
XXII. | Den kluyzenaar in een vrolyk humeur. Utrecht, (1733).
Sautijn Kluit, p. 209-210.
Een ex. in de Univ. Bibl. Amsterdam (29 Nrs., ontbreekt nr. 3). |
| |
| |
XXIII. | Eenige scherpe aanmerkingen over de Historie des Pausdoms opgestelt bij een Karthuyzer Monnik en in een brief overgeschikt aan den Autheur... en deszelfs andwoort; verzelt door godgeleerde en zeedekundige betrachtingen over den text des Evangelists Lucas 14. v. 20, en Ecclesiastes 2. v. 11. Amsterdam. 1734.
Loopende titel: ‘Verdeediging van de Historie des Pausdoms’. |
XXIV. | Den Adelaar. Amsterdam, 1735.
De Univ. Bibl. Amsterdam bezit Nrs. 1-11, de Nat. Bibl. slechts Nrs. 1 en 2.
Sautijn Kluit, p. 203 noemt het blad als van een onbekenden schrijver.
v. Rijn. Rott. Librije, 1890, p. 10, vermoedt, dat de auteur Weyerman is. - Deze is zeker de schrijver, want hij vermeldt onder zijn geschriften in zijn reeds meermalen geciteerde autobiografie: ‘Den Adelaar. 1 dl.’. |
XXV. | Den Talmud ofte overzeldzaamen Joodsche vertellingen. 's Gravenhage, 1736.
Sautijn Kluit, p. 210.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 59, no. 14, noemt Nrs. 1-6 (9 Jan-13 Febr. 1736).
De Nat. Bibl. bezit Nr. 7 (20 Febr. 1736), blz. 49-55, sign. G 1-4. |
XXVI. | Piet fopt Jan en Jan fopt Piet, ofte boertige en ernstige Zamenspraak, tusschen een Protestant, Jansenist en Jesuit, waar in de nieuwerwetsche mirakelen van den abt Paris en 't boek van den Hr. de Montgeron tot verdediging derzelve, onderzocht en beredeneert worden. (Z. pl.), 1737.
Sautijn Kluit, p. 225.
Knuttel, Pamfl. no. 17013.
Vgl. Kleerkooper en v. Stockum, De boekhandel te Amsterdam, p. 1105. |
XXVII. | Verdeediging van Jacob Campo Weyerman tegens Alex. Le Roux. Utrecht, (1737).
Sautijn Kluit, p. 229.
Knuttel, Pamfl. no. 17070. |
XXVIII. | De naakte waarheyt. Leyden, 1737.
Sautijn Kluit, p. 211.
v. Rijn, Librije, 1889, p. 59, no. 15. - Rott. Librije, 1890, p. 10, no. 5. - De Mare, Cat. Mus. Meermanno- Westreenianum, I, 868.
Vgl. Kleerkooper en v. Stockum, De boekhandel te Amsterdam, p. 1105. |
XXIX. | De zeldzaame leevensbyzonderheden van Laurens Arminius, Jacob Campo Weyerman, Robert Hennebo, Jakob Veenhuyzen, en veele andere beruchte personaadgien, Amsterdam, 1738.
v. Rijn, Rott. Librije, 1890, p. 10, no. 7.
v. Hall, Repertorium voor de gesch. der Nederl. schilder- en graveerkunst, no. 17815.
Ex. in Rijks Prontenkabinet te Amsterdam. |
XXX. | Den Voorlooper van de Kronyk der Bankrottiers. Rotterdam, 1738.
Sautijn Kluit, p. 230-232.
Mij geen ex. hiervan bekend. |
| |
| |
XXXI. | Natuurkundige historiesche, ernstige, schertsende, en vrolyke aanmerkingen over de Gemeenzaame t'zamenspraaken, tusschen een geneesheer en zyn lyders. Door Jacob Campo Weyerman. Tot Amsterdam gedrukt, en zyn te bekomen bij Barent Dass, boekverkoper in de Pylsteeg, en bij de verdere boekverkopers, in de voornaamste Nederlandsche steden, 1738.
60 + (1) blz.
Blz. (1): Uytdaagbrief aan den onbekenden Schryver der Gemeenzaame t'zamenspraaken.
Ex. in Bibl. Scheepers te Rotterdam. |
XXXII. | Het vermakelyk Wagenpraatje, over verscheyde gevallen; gehouden tusschen twee Heeren en een Juffrouw; op de Postwagen van Utrecht op Breda. Beschreven door Jacob Campo Weyerman, resideerende in 's Gravenhage, met twee Aanhangzels voorzien. Tweede druk. Waar agter ook gevoegt zyn, zyne Natuurkundige historische, ernstige, schertsende en vrolyke Aanmerkingen, over de Gemeenzaame t'Zamenspraaken, tusschen een Geneesheer en zyn Lyders. Te Gorinchem, by Nicolaas Goetzee, 1741.
Ex. in Bibl. Scheepers te Rotterdam: incompleet; blz. 5-12 ontbreken; blz. 109 vo (= 13) is niet gepagineerd, custode niet aanwezig; 14 ontbreekt; de ‘Natuurkundige... aanmerkingen’ (zie bij XXXI) zijn niet hierachter aanwezig.
Pagineering: 1-120 (abusievelijk genummerd 129). Hierachter de ‘Aanhangzels’ gepagineerd: 105-109 (signatuur loopt door: H4-I1).
De aanhangsels zijn getiteld:
(I). Dertig reliquien, welke, na datse ruym vier hondert Jaaren verloren zyn geweest, onbeschadigt weder zyn gevonden, in een heldere oude blauwe zak, agter het Autaar, van de Kerk van St. Sulpicius te Romen: tot groote vreugde van alle beminnaars der Reliquien.
(II). Tyding uyt de Hol, wegens het ongelukkig wedervaaren en rampzalig deel van zekere gestorve Paap, genaamt Broer Felix, getrokken uyt een eygenhandige brief van hem geschreven aan eenige van zyne voornaamste Correspondenten op aarde, andere ter waarschouwing dienende, om hun leven beter aan te stellen. Van een eersten druk is mij niets bekend. Vgl. echter J. van Abkoude, Naam register. Leiden, 1743. I, p. 406: ‘Vermaakelyk Wagepraatje over verscheyde gevallen enz. gedrukt in 't jaar zy de Hagenaar, toe de Maat vol waar’. |
XXXIII. | Zegenzang in den aanvang des jaars 1741. Aan den Edelen Hove van Holland, Zeeland, en Westfriesland. 's Gravenhage, (1741).
Knuttel, Pamfl., no. 17193. |
XXXIV. | Eenige letterlievende, zeedekundige, historische en stichtelyke betrachtingen. Opgestelt in onrym en in vaarzen. 's Gravenhage, (1742). |
XXXV. | Treurvertoog ter loflyker geheugen van... Henrik Velse. 's Gravenhage, 1744.
Knuttel, Pamfl., no. 17463.
v. Rijn, Rott. Librije, 1890, p. 10. no. 3. |
XXXVI. | Vreugdegejuygh der Herv. Nederd. Gemeente over de komst van den Eerw. Hooggel. en verdienstigen predikant Jan Gijsbert Moll, beroepen den 11 van de Sprokkelmaand en bevestigt op den 17 van de Bloeimaand in 's Gravenhage door Jacob Campo Weyerman. 's Gravenhage bij Matheus Gaillard, 1744.
W. Moll, Cat. v.d. hist. topografische bibliotheek, (Gemeentearchief 's-Gravenhage). I (1921), p. 254. |
| |
| |
XXXVII. | De voornaamste gevallen van den wonderlyken Don Quichot, door... Picart den Romein, en andere... meesters, in 31 kunstplaaten, na... Coypel, in 't koper gebragt: beschreeven... door Jacob Campo Weyerman; en door den zelfden met gedichten ter verklaaring van iedere kunstprint, en het leeven van M. de Cervantes Saavedra verrykt. Alles volgens het oirspronklyk Spaansch. 's Hage, 1746.
Een gelijktijdige Fransche en Nederlandsche uitgave verscheen bij P. de Hondt in dit jaar. - Vgl. H. Cohen, Guide de l'amateur de livres à gravures du 18e siècle. 6e èd. revue p. Saymour de Ricci. Paris, 1912, p. 217. -Wille, De literator R.M. v. Goens en zijn kring. I (1937), p. 548, n. 2. |
XXXVIII. | De geest van Jacob Campo Weyerman, of Nieuwe en aardige invallende gedachten, zynde een vermakelyk rommel zoetjen en verscheyde ouwe en nieuwe kost, opgedist voor jonge lieden, oude droomers, en snuffelaars... Gedrukt voor de Nieuwsgierige op het Eylandt Foppasie. CLXXX.M.D.LXXXIV. (=1754?)
Ex. in de Univ. Bibl. Amsterdam.
Met een ‘Voorreeden van Jacob Campo Weyerman, aan de gunstige en nieuwsgierige leesers of leeseressen’. Dit vuile geschrift, na den dood van Weyerman uitgegeven, heeft met dezen auteur niets uit te staan, hetgeen reeds uit den stijl blijkt. Immers de pamflettist Campo Weyerman schreef in een zeer lossen trant, voor al te gekuischte ooren weinig geschikt, doch aan grove, plompe obsceniteiten heeft hij zich eigenlijk nimmer schuldig gemaakt. |
XXXIX. | (F.L. Korsteman.) Aanhangzel behoorende tot de Zeldzaame Levensgevallen van J.C. Weyerman. 's Gravenhage, 1763.
Vgl. Het Boek, XXIII, p. 300, no. V.
Hierin p. 108-127: ‘I. Vertoog over de Vryheid. - II. Vertoog over de Vrindschap. - III. Vertoog over de Liefde. - IV. vertoog over het Huwelyk. - V. Vertoog over de Lotery. - VI. Vertoog over het Caracter der Schryvers’.
Deze vertoogen heeten het authentieke werk van Weyerman, doch zij zijn in taal en stijl van Kersteman geschreven! Op p. 106-108 leest men als verklaring van dezen laatste, dat de zes vertoogen, geschreven aan den Heer ven P***, door de erfgenamen van dezen heer, een boezemvriend van Weyerman? in zijn nalatenschap gevonden en in handen van Kersteman gesteld werden door ‘Imand, welke wy de Eere hebbe in Bloetverwantschap te bestaan’.
Er werden evenwel ook echte stukken van Weyerman na diens dood in het licht gegeven, n.l.: |
XL. | Het oog in 't zeil in 50 geestige vertoogen, geschreven gedurende zyne detentie op de Voorpoorte van den Hove van Hollande. Naar deszelfs eigen Handschrift gedrukt. Leyden, 1780.
Sautijn Kluit, p. 211-212.
v. Rijn. Librije, 1889, p. 59, no. 17.
In den Cat. der kunsthist. Bibl. in het Rijksmuseum te Amst., I (1934), p. 479, staat genoteerd ‘Titelprent: tweede veranderde staat van de titelprent uit Den Amst. Hermes, 1722’. In ‘Het oog in 't zeil’ verschillende samenspraken en enkele complete tooneelstukjes afgedrukt, die afzonderlijk zijn opgenomen in den tooneelcatalogus van de Bibl. der Mij. v. Ned. Lett. te Leiden, n.l. ‘Hardersspel’ (Mrs. 16-17), ‘Het rampzalig huuwelijk’ (Nr. 20), ‘Alles zonder kontanten’ (Nr. 34). Wij kunnen van het geheele tooneel-oeuvre van Weyerman thans afscheid nemen met de woorden van J.A. Worp, Gesch. v.h. drama
|
| |
| |
| en v.h. tooneel in Nederland, IV (1908), p. 192: ‘De stukjes van Campo Weyerman kunnen hier onbesproken blijven; zij zijn waarschijnlijk nooit vertoond’. |
XLI. | Nu rest ons nog, enkele titels te vermelden van geschriften, die niet nader gedetermineerd konden worden:
A. | Een wonderbaarlyk visioen, verschenen aan den Eerwaarden Heer Alexander... (Z. pl. en j.).
Door v. Rijn, Rott. Librije, 1890, p. 10, no. 6, op zeer losse gronden aan Weyerman toegeschreven. |
B. | Verdeediging voor***, 1 dl.
Genoemd achter de autobiografie. Niet == XXVII. |
C. | Merkuur Actionist, benevens verscheide Bruyloftsgezangen.
Genoemd t.z.p. - Een gelijknamig stuk staat op naam van Gysbert Tysens. |
D. | Vertoog over de Koffi, etc.
T.z.p. |
E. | Een vertoog over drie beruchte Vrysteden.
T.z.p. |
F. | Twee vertoogen over de Zonden, etc.
T.z.p. - Elders sprak Weyerman van zijn ‘twee boekdeeltjes in 8o tegen de naamlooze zonde’. Vgl. Sautijn Kluit, p. 240. |
G. | De Voorlooper v.d. Antw. Kourantier.
T.z.p. |
H. | Don Francisco Bitterheilig en Dona Maria Mandol.
T.z.p. |
Deze kleine puzzles wachten dus nog op een oplossing. |
D.J.H. ter Horst.
|
-
eind1)
- Zie in de eerste plaats: W.P.C. Knuttel in Nw. Ned. Biogr. Woordenb. II (1912). - Vgl. F.G. Wallor, Biograph. Woordenb. van N. Nederl. graveurs... Bew. d. H.R. Juynboll. 's-Grav., 1938. p. 360-361. (De litteratuur-opgave hierin is zeer uitgebreid, maar nog lang niet volledig).
-
eind2)
- Men vgl. de bekende boeken van J. van Gool, A. Houbraken en de lexica van Kramm en Wurzbach.
-
eind3)
-
Allgem. Lexikon der bildenden Küstler, XXXV (1942), p. 480.
-
eind4)
- Zie: G. Hoet, Catalogus of naamlyst van schilderyen (enz.). 's-Grav., 1752. I, p. 345, no. 23. - III (in 1770 uitgeg. d.P. ter Westen), p. 8, no. 110.
-
eind5)
- R. Warner, Dutch and Flemisch flower and fruit painters of the 17th and 18th centuries. London, (1928). p. 236, Plate 113a en 113b.
-
eind6)
-
Biograph., antholog. en critisch woordenb. der Nederd. dichters, VI (1827), p. 496, n. 1.
-
eind7)
- A.F.O. van Sasse van IJsselt, Nieuwe Cat. der oorkonden en hss. berustende in de boekerij v.h. Prov. Gen. v.K. en W. in N. Brabant. 's-Hertogenb., 1900. p. 171 (hs. no. 40 van c. 1720).
-
eind8)
-
Cornelis Troost en zijn werken. Arnhem, 1873. p. 56.
-
eind9)
- Deze evolutie is, met excerpten uit de desbetreffende litteratuur, duidelijk aangetoond door L. Baekelmans, Oubollige poeter. Antw. - Leiden, (1920). p. 63 vlgg. in het opstel, getiteld ‘een fameus libelrist over de Sinjoren’.
-
eind10)
- In: Nijhoff's Bijdragen voor vaderl. gesch. en oudheidk. N.R. VII (1872), p. 193-245.
-
eind11)
- Zie bijv. D. Mulder Bosgoed in: Bibliograph. adversaria, II, p. 106-109. - T.z.p. p. 125-128 schreef Soutijn Kluit ook nog een artikeltje.
-
eind12)
- In zijn tijdschrift De Librije, 1889; in het vervolg hiervan getiteld De Rotterdamne Librije, 1890.
-
eind13)
-
Naam register of verzaameling van Nederd. boeken die 1640-1741 zijn uytgekomen. I. Leiden, 1743. p. 406-407. - Vgl. J. van Abcoude en R.A. Arrenberg, Naamregister. 2e dr. Rott. 1788.
-
eind14)
- Sautijn Kluit heeft er reeds op gewezen (p. 199-200, dat hier werkjes van W. van Swaanenburg tusschen die van Weyerman staan opgegeven.
-
eind15)
- In zijn autobigrafie, afgedrukt achter zijn Levens-beschryvingen der Nederl. konst-schilders, VI (1769), p. 409-475. Opsomming zijner geschriften: p. 467-468.
-
eind16)
- In: Nederl. Spectator, 1895, p. 182, n. 1.
-
eind17)
- De meeste der hieronder genoemde werken zijn aanwezig in de Nationale Bibliotheek. Werden exemplaren uit anderd verzamelingen beschreven, dan is dit vermeld.
-
eind18)
- Over zijn verhouding tot het tooneel zijner dagen en zijn bewondering speciaal voor de troop van Rijndorp zie: E.F. Kossmann, Nieuw bijdragen tot de gesch. v.h. Nederl. tooneel. 's-Grav., 1915. Register, vooral p. 25-29, 137-138.
|